nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 3 november 2008
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag op bovengenoemd
voorstel van wet.
– Het wetsvoorstel
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering
kan toelichten hoe de samenwerking tussen de MEE-organisatie en gemeenten
verloopt.
De samenwerkingsovereenkomsten die de MEE-organisaties en gemeenten hebben
gesloten, zijn geëvalueerd door een extern bureau. Uit de voorlopige
bevindingen komt naar voren dat er veel afspraken gemaakt zijn over een meer
intensieve samenwerking tussen MEE-organisaties en gemeenten, gericht op een
verhoging van de kwaliteit van cliëntondersteuning. Op 1 december
2008 vindt er een conferentie voor MEE-organisaties en gemeenten plaats over
deze samenwerking. Doel daarvan is onder meer om goede voorbeelden te verspreiden.
Ook komt er een handreiking waarin suggesties voor verdere samenwerking worden
gedaan.
De leden van de CDA-fractie vragen verder
op welke termijn zowel de visie over de ontwikkeling van de MEE-organisaties
als de definitieve positionering van de MEE-organisaties te verwachten is.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer
het kabinet met een duidelijke visie op de plek van de onafhankelijke cliëntondersteuning
in ons zorgstelsel komt?
In de tweede voortgangsrapportage Wmo heb ik mijn visie op de cliëntondersteuning
uiteengezet1. Na de evaluatie van de Wmo eind
2009 kom ik met een definitief standpunt over de positionering van cliëntondersteuning
door de MEE-organisaties.
De leden van de VVD-fractie vragen verder
of het kabinet, net als deze leden, een rol weggelegd ziet voor MEE-organisaties
bij de advisering van cliënten bij de invulling en onderhandeling over
zorgzwaartefinanciering en de zorgplannen in instellingen?
Het is niet de bedoeling dat er een structureel ondersteuningsnetwerk
opgebouwd wordt rond AWBZ-zorg. Het is belangrijk dat recht gedaan wordt aan
het in stand houden van een vertrouwensrelatie tussen patiënt en behandelaar
en dat zij op een gelijkwaardige wijze kunnen overleggen over de invulling
van het zorgzwaartepakket. Daar ligt echter niet specifiek een taak voor MEE-organisaties.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering
uiteen kan zetten welke andere opties zij overwegen om de MEE-organisaties
onder te brengen in een reguliere financiering?
De regering overweegt geen andere opties. De regering wil eerst de evaluatie
afwachten.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot
of de regering uiteen kan zetten wat het verschil is tussen het geven van
informatie en advies, zoals dat wordt gedaan in gemeentelijke Wmo-loketten,
en de levenslange- en levensbrede ondersteuning, zoals MEE-organisaties die
bieden aan haar cliënten?
De MEE-organisaties bieden cliëntondersteuning die naar aard in inhoud
valt onder het prestatieveld «informatie, advies en cliëntondersteuning»
van de Wmo, zoals geregeld in artikel 1, onderdeel g, subonderdeel 3°,
van die wet. De functie cliëntondersteuning omvat meer dan het geven
van informatie en advies. Er is een oplopende schaal van ondersteuning, die
begint bij het geven van informatie en oploopt tot een ondersteuningstraject.
De beide informatie- en adviesfuncties kunnen samenvallen en elkaar overlappen.
Niet voor niets werken MEE-organisaties veel samen met het Wmo-loket. Zowel
het Wmo-loket als MEE-organisaties geven informatie op verschillende levensgebieden
of kunnen naar een andere instantie doorverwijzen. Zoals in de memorie van
toelichting op genoemd artikelonderdeel is aangegeven, dient de gemeente zich
niet te beperken tot die voorzieningen waar zij zelf over gaat, maar ook informatie
te geven over relevante aanpalende terreinen, zoals zorg en wonen.
MEE-organisaties hebben ten opzichte van het Wmo-loket meer specifieke
expertise op het terrein van hun doelgroepen, wat betreft herkenning, bejegening
en behoeften. Andere functies van cliëntondersteuning dan informatie
en advies, zoals vraagverheldering, toeleiding naar zorg- en hulpverlening
en kortdurende ondersteuning vallen specifiek onder cliëntondersteuning.
Cliëntondersteuning kan gegeven worden in verschillende levensfasen (levenslang)
en op verschillende terreinen bijvoorbeeld wonen, vrije tijd, werk/scholing
(levensbreed).
De leden van de PVV-fractie vragen waarom het effectueren van een definitieve
regeling voor de MEE-organisaties op de lange baan is geschoven, terwijl bekend
was dat de huidige wijze van subsidiëring een harde wettelijke einddatum
kende van 31 december 2008.
Op verzoek van de Tweede Kamer is er meer tijd genomen om te onderzoeken
hoe gemeenten en MEE-organisaties kunnen samenwerken. Dat traject loopt. Zoals
ik op vragen van de leden van de CDA-fractie en VVD-fractie heb aangegeven,
kom ik na de evaluatie van de Wmo eind 2009 met mijn standpunt over de positionering
van de MEE-organisaties.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag van de regering de bevestiging
dat de beslissing over de MEE-organisaties in ieder geval zal betekenen dat
er blijvend wordt gekozen voor enigerlei vorm van voortzetting van de ondersteuningsfunctie
zoals de MEE-organisaties die bieden.
De regering hecht zeer aan een goede vorm van cliëntondersteuning
waarbij de burger centraal staat. Cliëntondersteuning van mensen met
beperkingen zoals thans door de MEE-organisaties worden geboden, zal naar
de mening van het kabinet moeten worden gewaarborgd. Daarom is ook het hiervoor
genoemde prestatieveld «informatie, advies en cliëntondersteuning»
in de Wmo opgenomen.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker