Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2012
In een brief van 1 juli 2011 (Kamerstukken I 2010/11, 31 537 G) aan uw Kamer en tijdens de plenaire behandeling van de initiatiefwet van de leden
Koşer Kaya en Blok (Wet van 23 april 2012 tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking
tot een evenwichtige samenstelling van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen,
Stb. 203; Handelingen I 2011/12, nr.16, item 10, p.46–47) is de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingegaan op de verhouding
van de initiatiefwet met het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen (Kamerstukken
II 2011/12, 33 182, nr. 2).
Daarbij is aangegeven dat het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen een
breder karakter heeft en dat de wijzigingen die voortvloeien uit de initiatiefwet
van de leden Koşer Kaya en Blok, met uitzondering van enkele onderdelen, integraal
onderdeel uitmaken van dit wetsvoorstel.
De demissionaire status van het vorige kabinet en de formatie van het huidige kabinet
hebben een vertragend effect gehad op de voortgang van het wetgevingstraject van het
wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt een SER-advies te vragen over een conceptnota
van wijziging.
De hiervoor genoemde omstandigheden hebben tot gevolg dat de voorziene datum van inwerkingtreding
van het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen enige maanden later zal zijn
dan 1 januari 2013.
Ik acht mij gebonden aan de toezegging van de voormalige Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid aan uw Kamer om de inwerkingtreding van de initiatiefwet van de
leden Koşer Kaya en Blok in gang te zetten nu de streefdatum van 1 januari 2013 niet
wordt gehaald. Daarom heb ik besloten het besluit tot inwerkingtreding van de initiatiefwet
ter bekrachtiging aan de Koningin voor te leggen.
Om te voorkomen dat de pensioensector kort na elkaar geconfronteerd wordt met verschillende
wijzigingen in de governance en de medezeggenschap, kies ik daarbij voor de volgende
procedure.
Het besluit tot inwerkingtreding van de initiatiefwet wordt in januari 2013 gepubliceerd.
De initiatiefwet zal als gevolg van dit besluit op 1 juli 2013 in werking treden.
Op grond van de initiatiefwet hebben pensioenfondsen een jaar de tijd om aan de wet
te voldoen, zodat de bepalingen uit deze wet vanaf 1 juli 2014 materieel effect zullen
hebben.
Als het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen door het parlement wordt
aanvaard, dan zullen de bepalingen uit dit wetsvoorstel geldend recht worden en niet
die uit de initiatiefwet.
Mocht het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen niet door het parlement
worden aanvaard, dan is met deze procedure zeker gesteld dat de bepalingen met betrekking
tot een evenwichtige bestuurssamenstelling uit de initiatiefwet ook materieel in werking
treden.
Met de twee nota’s van wijziging, die ik heden bij de Tweede Kamer heb ingediend,
kom ik in vergaande mate tegemoet aan de kritiek op het wetsvoorstel versterking bestuur
pensioenfondsen die bij de schriftelijke behandeling vanuit diverse fracties is geuit.
Ik hoop daarom dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen
snel zal behandelen. Tevens hoop ik op een voortvarende behandeling van dit wetsvoorstel
in uw Kamer.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma