31 532 Voedingsbeleid

Nr. 75 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 maart 2012

Op 8 maart 2012 ontving ik van u de onderstaande vragen. Hieronder beantwoord ik de gestelde vragen, mede namens de Minister van Financiën. Ik hecht er aan te benadrukken dat de agrarische termijnmarkten een belangrijke rol vervullen bij de productie van agrarische grondstoffen. Onder andere dienen ze voor het «ontdekken» van toekomstige prijzen en bieden ze de mogelijkheid om risico's af te dekken. Om deze rol adequaat te kunnen vervullen is het noodzakelijk dat deze markten efficiënt kunnen functioneren. Om het goed functioneren te garanderen zijn er in het huidige voorstel van de Europese Commissie voor aanpassing van de Markets in Financial Instruments Directive (hierna: MiFID) voorstellen opgenomen om onder meer de transparantie van posities te vergroten en de rol van toezichthouders (in Nederland de AFM) te versterken.

1

Hoe zal de MiFID speculatie met grondstoffen als voedsel of olie en hoge en instabiele voedselprijzen tegen gaan?

Het Commissievoorstel tot aanpassing van de MiFID is op 20 oktober 2011 gepubliceerd. Op 29 november 2011 is uw Kamer via het BNC-fiche over het kabinetsstandpunt terzake geïnformeerd (TK 22 112 nr. 1271). De onderhandelingen in de raadswerkgroep zijn in december 2011 gestart. Er wordt naar gestreefd om de onderhandelingen eind dit jaar af te ronden, maar het is onzeker gelet op de omvang van de MiFID of dit gehaald gaat worden. De MiFID biedt een regelgevend kader voor een aanzienlijk aantal onderwerpen. Nieuw in het voorstel voor de herziene MiFID zijn de regels specifiek voor de grondstofderivaten.

Deze regels zijn opgenomen ter uitwerking van G20-afspraken. Tijdens de raadswerkgroep is het onderwerp grondstofderivaten nog niet aan de orde gekomen. Ik kan dan ook slechts aangeven wat het Commissievoorstel inhoudt.

Het Commissievoorstel bevat onder andere voorstellen voor meer transparantie, verplichte handel via een gereguleerd platform en toezichthouderbevoegdheden. Ik geef hierna een korte toelichting bij deze voorstellen.

Toezichthouderbevoegdheden

Op grond van het Commissievoorstel kan de toezichthouder van een ieder informatie vragen over de omvang en het doel van een positie in een grondstofderivaat. Daarnaast kan de toezichthouder die persoon vragen de omvang van de positie af te bouwen. Ook krijgt de toezichthouder de bevoegdheid om beperkingen te stellen aan de mogelijkheid om een grondstofderivatencontract af te sluiten. Bij het stellen van een dergelijke beperking moet rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van de markt in kwestie en de beperking moet noodzakelijk zijn om de integriteit en ordelijke werking van de markt te verzekeren. De Europese toezichthouder, de European Securities and Markets Authority (ESMA), wordt daarnaast op grond van het Commissievoorstel ook bevoegd om informatie op te vragen over ingenomen derivatenposities en kan na analyse het afbouwen van de posities eisen. Aanvullend kan ESMA personen beperken in het investeren in grondstofderivaten.

Verplichte handel via een gereguleerd platform

Het Commissievoorstel verplicht tot de verhandeling via een gereguleerd platform van derivatencontracten die voldoende gestandaardiseerd en liquide zijn. De handelsplatformen publiceren in deze situatie wekelijks een rapport met de geaggregeerde posities van handelaren in grondstofderivaten. Een gedetailleerde rapportage gaat wekelijks naar de toezichthouder. De handelsplatformen dragen er zorg voor dat alle derivatentransacties worden afgewikkeld door een centrale tegenpartij (tenzij deze derivatentransactie al wordt gereguleerd door de central clearing-verplichting onder de European Markets Infrastructure Directive (EMIR). Handelsplatformen moeten in het Commissievoorstel limieten toepassen op het aantal contracten dat partijen gedurende een bepaalde periode kunnen sluiten, dan wel alternatieve regelingen met een gelijkwaardig effect treffen. Deze limieten of alternatieve regelingen moeten (i) de liquiditeit ondersteunen, (ii) marktmisbruik voorkomen en (iii) ordelijke koersvormings- en afwikkelingsvoorwaarden bevorderen. De handelsplatformen melden de limieten aan de toezichthouder en de toezichthouder meldt dit aan ESMA, die een databank met gehanteerde limieten onderhoudt en bekendmaakt.

Transparantie

Voorgesteld wordt dat handelsplatformen waarop de meest liquide grondstofderivaten worden verhandeld wekelijks een geaggregeerde uitsplitsing moeten publiceren van de posities van de verschillende soorten marktdeelnemers. De toezichthouder ontvangt op grond van het Commissievoorstel op verzoek een volledige en gedetailleerde uitsplitsing op basis van de categorie en identiteit van de marktdeelnemer. Handelsplatformen hebben pre-trade transparantieregels en post-trade transparantieregels. Deze regels waren er al voor handel in aandelen, maar geheel nieuw in het Commissievoorstel zijn de transparantieregels voor derivaten. Pre-trade zien de transparantieregels op het publiek maken van bied en laat prijzen en de diepte van het orderboek. Post-trade transparantieregels voor derivaten zijn het publiek maken van de prijs, het volume en de tijd van de uitgevoerde transacties. Alle transacties verricht op handelsplatformen moeten worden gemeld aan de toezichthouder.

2

Op welke manier vult dit de G20 afspraken in?

Het Commissievoorstel voorziet in een eerste aanzet tot uitwerking van de G20-afspraken.

3

Wat is de inzet van Nederland specifiek op dit punt?

In algemene zin zet Nederland zich in voor het vergroten van transparantie, mitigeren van systeemrisico door verplichte handel op gereguleerde handelsplatformen, afwikkeling van derivatentransacties via een centrale tegenpartij, het toepassen van positielimieten en adequate toezichthouderbevoegdheden. Een goed functionerende, liquide derivatenmarkt is essentieel voor de grondstoffenmarkt. Het biedt producenten de mogelijkheid om zich in te dekken tegen risico’s. Een verminderde liquiditeit op deze derivatenmarkt maakt het aanzienlijk duurder voor producenten om zich in te dekken en in het uiterste geval zelfs onmogelijk. Nederland acht het dan ook van belang dat de regelgeving een efficiënte marktwerking niet belemmert.

4

Valt in enige mate te kwantificeren in hoeverre Nederlandse boeren (zoals varkensboeren) de afgelopen jaren in de problemen zijn gekomen of zelfs failliet zijn gegaan door hoge grondstoffenprijzen? Welke gegevens zijn hierover beschikbaar?

Over 2011 blijkt dat er evenveel landbouwbedrijven failliet zijn gegaan als in dezelfde periode in 2010, 91 bedrijven. Twee derde (61) van de landbouwbedrijven die failliet zijn gegaan waren akker- en tuinbouwbedrijven. Hiervan was het merendeel te typeren als bedrijven die groenten, bloemen en/of champignons teelden. Het aantal bedrijven dat momenteel in de stille verkoop staat, stijgt overigens wel. Op basis van cijfers van het CBS en het LEI valt niet op te maken dat er meer Nederlandse boeren, zoals varkensboeren, failliet zijn gegaan door hogere grondstoffenprijzen. Uiteraard zorgen de hoge grondstofprijzen wel voor grote uitdagingen in de bedrijfsvoering. Ik stuurde u hierover op 21 maart 2012 een brief (kenmerk 264336) met de aanbevelingen van de werkgroep varkensketens, waarin ik ook op dit onderwerp in ga.

5

Is de inzet van de Nederlandse regering dat de EU zou moeten streven naar een regulering van grondstoffenderivatenhandel die ten minste van het niveau is van de Verenigde Staten? Zo nee, waarom niet en wat wel?

De Nederlandse inzet is dat transparantie over posities dusdanig moet zijn dat een toezichthouder adequate maatregelen kan treffen indien nodig. Bovendien is het voor Nederland belangrijk dat markten efficiënt werken en voldoende liquide zijn. Deze uitgangspunten geven richting aan de input tijdens de onderhandelingen. Zowel in de Verenigde Staten (VS) als in de Europese Unie (EU) wordt uitwerking gegeven aan de G20-afspraken. De regulering zal dan ook gelijkenissen vertonen. Verschillen in regelgeving kunnen echter optreden gelet op onder meer specifieke marktomstandigheden in de VS en de EU.

Verwacht mag worden dat in de raadsonderhandelingen aandacht zal worden besteed aan de overeenkomsten en de verschillen tussen het Commissievoorstel en de regels in de Verenigde Staten en wat de afweging van de Europese Commissie is om op onderdelen af te wijken van die regels.

6

Wat gaat de Nederlandse regering doen om te zorgen dat de voorstellen zoals die er nu liggen van ten minste gelijkwaardig niveau zijn als de regels in de VS?

Nederland zet zich bij de onderhandelingen in Europees kader in voor een effectieve uitwerking van de G20 afspraken. Ik verwijs tevens naar het antwoord op vraag 5.

7

Is de inzet van Nederland om de MiFID tot een belangrijk instrument te maken voor het tegengaan van grote prijsvolatiliteit van voedsel, olie en andere grondstoffen?

Prijsvolatiliteit in de grondstoffenmarkt heeft verschillende oorzaken: onzekerheid van productie (bijv. als gevolg van weersomstandigheden en ziektes), een lage korte termijn prijselasticiteit van het aanbod (de productie kan niet snel verhoogd worden wanneer prijzen stijgen) en van de vraag (omdat voedsel een levensbehoefte is, hebben prijsverhogingen slechts beperkt effect op de vraag). Ook hangt de mate waarin het aanbod kan worden verhoogd in een periode van hoge prijzen af van beschikbare voorraden. Bovendien worden prijsstijgingen vaak verergerd door handelsbelemmeringen, zoals exportrestricties, of ander verstorend beleid, zoals prijssubsidies. Ten slotte dragen macro-economische factoren, zoals wisselkoersontwikkelingen, bij aan de fluctuaties in prijzen op internationale markten. Welke oorzaak tot de meeste prijsvolatiliteit leidt kan van tijd tot tijd verschillen. Door deze diversiteit aan factoren die kunnen leiden tot prijsvolatiliteit en gezien het feit dat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is dat instroom van speculatief kapitaal tot hogere prijzen of meer volatiliteit op de middellange tot lange termijn heeft geleid, kan de MiFID geen belangrijk instrument zijn om prijsvolatiliteit tegen te gaan. Wel wordt met de MiFID beoogd de markt zo efficiënt mogelijk te laten functioneren hetgeen grote prijsvolatiliteit kan helpen voorkomen dan wel beperken.

8

Is de inzet van Nederland om financiële speculatie (door niet fysieke handelaren) op de grondstoffenderivatenmarkten te beperken?

Niet fysieke handelaren die derivatentransacties aangaan zijn van belang in de grondstoffenmarkt om de risico’s van fysieke handelaren te kunnen afdekken.

Het in algemene zin beperken van derivatenhandel heeft het risico dat er minder liquiditeit beschikbaar komt met als gevolg een verminderde efficiëntie en mogelijk meer volatiliteit. Bovendien wordt dan het afdekken van risico duurder. Hierdoor ontstaan hogere kosten in de voedselketen. De inzet van Nederland is dan ook niet om transacties door deze partijen in algemene zin te beperken. Wel is Nederland voorstander van de bevoegdheid voor de toezichthouder om de mogelijkheid tot het aangaan van transacties voor bepaalde partijen te beperken als zij daar aanleiding toe ziet.

9

Is de inzet van Nederland om positielimieten in de MiFID in te stellen voor financiële speculatie door financiële actoren?

Nederland onderschrijft het voorstel van de Commissie. Het voorstel houdt in dat iedere gereglementeerde markt, multilaterale handelsfaciliteit (MTF) en organised trading facility (OTF) positielimieten moet instellen. Verder verleent het voorstel een bevoegdheid aan de Commissie om gedelegeerde regelgeving op te stellen met betrekking tot positielimieten en de zogenoemde «alternative arrangements to position limits» en geeft het voorstel de bevoegde autoriteiten aanvullende bevoegdheden om in te grijpen. Het voorstel laat voldoende flexibiliteit aan de markten bij het instellen van positielimieten om de liquiditeit van de markt niet onnodig te beperken. Een minder liquide markt leidt tot hogere kosten voor de eindgebruiker.

10

Waarom sluiten de gronden om positielimieten toe te passen in de huidige voorstellen niet aan op de Amerikaanse formulering, maar zijn deze veel beperkter? Wat is de mening van de Nederlandse regering hierover?

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 5.

11

Is de inzet van Nederland om positielimieten in de MiFID in te stellen voor financiële speculatie door fysieke handelaren (die meer dan nodig is voor hun fysieke handel/verbruik derivatencontracten afsluiten)?

Fysieke handelaren die handelen in grondstofderivatencontracten kunnen worden geraakt door de positielimieten die worden ingesteld door georganiseerde handelsplatformen of de Commissie en door maatregelen die de toezichthouders kunnen nemen. Voor zover de vraag ziet op het instellen van positielimieten op «fysieke» markten wordt opgemerkt dat de MiFID hier niet op van toepassing is aangezien de producten die op de onderliggende fysieke markten worden verhandeld geen financiële instrumenten in de zin van de MiFID zijn. Verder wordt verwezen naar de Europese Verordening Integriteit en Transparantie op de groothandelsmarkt voor energie (REMIT) voor de handel in wholesale energiecontracten. Daarin zijn bepalingen opgenomen die de handel met voorwetenschap en marktmanipulatie op de groothandelsmarkten voor elektriciteit en gas moeten tegengaan.

12

Wat is de Nederlandse positie tegenover het feit dat in de huidige voorstellen aan de beurzen zelf wordt overlaten om positielimieten in te stellen? Acht de regering dit effectief en zo ja, op basis van welke argumenten?

De regering acht deze werkwijze inderdaad effectief. Het voorkomt dat de liquiditeit op deze markten onnodig wordt beperkt met rigide limieten die geen rekening houden met de specifieke omstandigheden van het individuele instrument of de individuele markt. Op grond van de huidige voorstellen heeft de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde regelgeving op te stellen die beperkingen kunnen stellen aan het aantal contracten dat een persoon kan aangaan binnen een bepaalde tijd.

Bovendien wordt voorgesteld dat de bevoegde autoriteiten in exceptionele omstandigheden beperkingen kunnen stellen aan het aangaan van grondstofderivatencontracten door individuele personen of groepen van personen, inclusief het stellen van positielimieten. De voorstellen moeten in samenhang worden gezien met het voorstel (position reporting by category of traders) dat bijdraagt aan betere inzage in de posities en een verscherpt beheer van de risico’s die uit posities voortvloeien. Overigens wordt opgemerkt dat er in Nederland nauwelijks beurzen of andere georganiseerde handelsplaatsen zijn waarop grondstoffenderivaten worden verhandeld, alleen APX-Endex voor energiederivaten.

13

Is de regering bereid te pleiten voor het van overheidswegen via toezichtinstanties instellen van positielimieten? Zo nee, hoe moeten dan welke effectieve beperkingen worden gerealiseerd?

Zoals hiervoor aangegeven, steunt de regering het voorstel van de Commissie. Daarbij is het in eerste instantie aan de georganiseerde handelsplatformen om positielimieten in te stellen met een aanvullende regelgevende bevoegdheid voor de Commissie en aanvullende bevoegdheden voor de toezichthouders.

14

Wat is de Nederlandse positie betreffende «alternative arrangements to position limits»? Ondergraaft dit niet het effect van «position limits»?

Nee. Deze «alternative arrangements» beogen hetzelfde effect als de «position limits». Zo bepaalt het voorstel dat die alternatieve regelingen een gelijkwaardig effect moeten hebben als de positielimieten.

15

Is de regering bereid namens Nederland te bepleiten ook de handel door fysieke handelaren, die hun fysieke behoefte overschrijdt, te laten vallen onder de definitie van financiële handelaren?

Het Commissievoorstel voorziet erin dat handelaren die in derivaten handelen als verlengde van hun hoofdbedrijf – dus als nevenbedrijf – niet onder de MiFID vallen. Dit hoofdbedrijf kan geen beleggingsdienst zijn. Als deze handel in derivaten de criteria van nevenbedrijf overschrijden valt een dergelijke handelaar wel onder de MiFID. De criteria wanneer iets een nevenactiviteit is worden op lager niveau vastgesteld. Hierbij wordt ten minste met de volgende elementen rekening gehouden: (i) de mate waarin objectief kan worden aangetoond dat de activiteit de risico’s vermindert die rechtstreeks met de commerciële bedrijvigheid of de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen verband houden en (ii) het voor de uitvoering van de activiteit gebruikte kapitaal. Nederland kan zich in deze aanpak vinden.

16

Op welke manier worden door de EU en Nederland de G20-afspraken nagekomen?

Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 2 en 6.

17

Is de regering bereid in te zetten op een verbod op High Frequency Trading in de grondstofderivatenmarkten?

High frequency trading (HFT) is een handelsmethode waarbij men met behulp van geautomatiseerde handelssystemen gebruik maakt van handelsmogelijkheden die zich in een korte tijdspanne voordoen. HFT kan worden gebruikt voor het in de praktijk brengen van verschillende handelsstrategieën. De regering stelt zich op het standpunt dat, zolang hierbij sprake is van legitieme handelsstrategieën, er geen reden is om de handelsmogelijkheden van deze marktpartijen meer in te perken dan die van andere marktpartijen die zich eveneens van legitieme strategieën bedienen. Mocht er sprake zijn van niet-legitiem gedrag, dan kwalificeert dit mogelijk als marktmisbruik. Hiertegen dient uiteraard te allen tijde te worden opgetreden door de betreffende bevoegde autoriteit. Ook in het voorstel voor de Verordening marktmisbruik (MAR) wordt specifiek aandacht besteed aan grondstofderivaten en niet-legitieme HFT-strategieën. De regering erkent dat HFT (en andere vormen van algoritmehandel) bepaalde risico’s met zich mee kunnen brengen die samenhangen met het geautomatiseerde karakter van deze handel. Het MiFID-voorstel kent een groot aantal maatregelen die verhoogde eisen stellen aan interne beheersing en bedrijfsvoering van marktpartijen die algoritme handel bedrijven.

18

Is de regering bereid in te zetten op het stellen van limieten aan de High Frequency Trading?

Ik verwijs naar het antwoord op vraag 17.

19

Hoeveel handelen de High Frequency Traders die in Nederland gevestigd zijn in de grondstoffenderivatenmarkten en hoeveel op andere markten?

De aanwezigheid van HFT verschilt sterk van platform tot platform en van instrumentklasse tot instrumentklasse. Hierdoor is het niet goed mogelijk om algemene uitspraken te doen over de aanwezigheid van HFT-partijen op de internationale grondstofderivatenmarkten (ongeacht of dit Nederlandse of niet-Nederlandse partijen betreft). Wel is het mogelijk om iets te zeggen over de parameters die van invloed zijn op de aanwezigheid van HFT-partijen in een bepaalde markt. Uit haar aard is HFT een handelsmethode die sterk afhankelijk is van geavanceerde IT-technologie. Om deze reden bestaat er een sterke correlatie tussen de technologische mogelijkheden die een bepaald handelsplatform aanbiedt en de aantrekkingskracht van dat platform voor HFT-partijen. Vervolgens is de liquiditeit die op een bepaald platform aanwezig is van belang. HFT-partijen passen doorgaans strategieën toe waarbij een (zeer) hoge liquiditeit een belangrijke voorwaarde is. Daarnaast zijn de handelsregels die het betreffende platform in zijn rulebook hanteert een relevante factor. Hierbij geldt doorgaans dat hoe transparanter de regels rondom de prijsvorming zijn (pre-trade transparantie), des te aantrekkelijker dat platform is voor HFT-partijen. Bovenstaande heeft als achtergrond dat HFT-partijen doorgaans strategieën toepassen met een arbitrage- of market making karakter.

Opgemerkt dient te worden dat de grondstofderivatenmarkten wat bovengenoemde factoren betreft aanzienlijk anders van karakter zijn dan de cash(derivaten)markten, waar HFT een hoge vlucht heeft genomen. Men kan derhalve verwachten dat het aandeel van HFT op de (minder elektronische en liquide) grondstofderivatenmarkten achter zal blijven bij die in het cash(derivaten)segment.

20

Klopt het dat via de European Market Infrastructure Regulation (EMIR) en MiFID/MiFIR geen limieten worden gesteld aan Over The Counter (OTC) grondstoffenderivatenhandel?

Het is juist dat EMIR geen limieten stelt. Wel bepaalt EMIR dat grondstofderivaten die OTC verhandeld worden, door een centrale tegenpartij gegarandeerd dienen te worden. Daarnaast bepaalt EMIR dat alle OTC-transacties centraal geadministreerd dienen te worden, hierdoor heeft de toezichthouder een overzicht welke partijen welke posities hebben.

Op grond van het huidige MiFID voorstel kan de Commissie gedelegeerde regelgeving opstellen die in principe iedereen (dus ook marktpartijen die OTC handelen) kan raken. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van toezichthouders.

21

Hoeveel handel zal volgens schattingen van de regering worden verschoven van OTC handel (nu ca. 90%) naar beurzenhandel dankzij de MiFIR/MiFID? Welk streefcijfer wil de Nederlandse regering dat hier behaald gaat worden?

De verplichting om derivaten op een georganiseerd handelsplatform te verhandelen, geldt voor derivaten die (gestandaardiseerd en) «sufficiently liquid» zijn. Wat in dit kader onder «sufficiently liquid» moet worden verstaan, zal nader worden ingevuld door ESMA via technische standaarden. Deze standaarden zullen eerst worden opgesteld nadat er politieke overeenstemming is bereikt tussen Raad, Europees Parlement en Commissie over de tekst van MiFID/MiFIR. Naar verwachting zal deze niet eerder bekend worden dan in de loop van 2013. Pas dan valt een uitspraak te doen over de omvang van de verschuiving van de OTC-handel naar de handel op georganiseerde handelsplatformen en kan een indicatie worden gegeven van een streefcijfer.

22

Hoe moeten energiebedrijven volgens de Nederlandse regering beschermd worden tegen problemen van de OTC handel en hoe zal worden verhinderd dat ze aan financiële speculatie doen?

Als gevolg van EMIR zullen energiebedrijven die contracten in energiederivaten aangaan, verplicht worden deze te laten clearen bij een centrale tegenpartij. Aldus wordt het risico op de wederpartij vergaand teruggedrongen. Financiële speculatie is niet een begrip met een vastomlijnde betekenis. Voor zover de vraag betrekking heeft op een tot een energiebedrijf gericht verbod om te handelen in grondstofderivaten als zij geen belang heeft in de fysieke markten, wordt opgemerkt dat de regelgeving daarvoor geen grondslag biedt. Beslissingen hierover worden door de ondernemingsleiding en de aandeelhouders van het energiebedrijf genomen.

23

Welke maatregelen neemt de MiFID om de derivatenhandel transparant te maken en wat is de inzet daarbij van Nederland?

Ik verwijs naar de antwoorden op de vragen 1 en 3.

24

Hoe wil de regering een «race to the bottom» tussen exchanges en de lidstaten waar deze in gevestigd zijn, voorkomen?

De afspraken zijn in G20 verband gemaakt en binnen de EU wordt op basis van die afspraken een geharmoniseerd regelgevend kader gesteld. Hierdoor kan het risico op een «race to the bottom» aanzienlijk worden verminderd. Nederland draagt hieraan bij door actieve deelname aan de Europese onderhandelingen.

25

Wat is de reactie van de regering op de rapporten van de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) Feeding the Financial Hype 3.3: http://somo.nl/publicationsen/Publication_3726 Dutch Banks and Pension Funds in Agricultural Derivatives Markets http://somo.nl/publications-nl/Publication_3729-nl/

Het rapport Feeding the Financial Hype geeft een goede beschrijving van de agrarische derivaten markten en het belang daarvan voor het afdekken van risico en het ontdekken van de toekomstige prijs. Daarbij wordt terecht aangegeven dat niet commerciële partijen nodig zijn voor het efficiënt functioneren van de markten.

De auteurs geven daarna aan dat er een negatieve invloed uitgaat van het toegenomen beleggen in agrarische grondstoffen en de toegenomen volatiliteit van de prijzen en de prijspieken worden hieraan toegeschreven. Die conclusie kan ik niet onderschrijven, meer fundamentele waarden zijn van invloed op de prijs van agrarische grondstoffen. Zoals een stijgende vraag naar deze producten, lage voorraden en tegenvallende oogsten. De studie maakt veel (impliciete) aannamen, maar geeft geen duidelijke uitleg hoe de toename van financiële beleggingen de prijzen zou verhogen. Het rapport komt tot de conclusie dat er sprake is van excessieve speculatie, maar een gedegen onderbouwing ontbreekt daarbij. De in het rapport voorgestelde beleidsmaatregelen benadrukken de noodzaak tot meer transparantie, waar ik ook voorstander van ben. De concrete voorstellen hiervoor vragen een zorgvuldige afweging. Een aantal voorstellen van SOMO zal zorgen voor hogere kosten voor de termijnhandel waardoor de kosten voor het afdekken van risico omhoog gaan en zijn daarmee met het oog op de voedselvoorziening contraproductief.

In het rapport Food Markets in Dutch stelt SOMO dat op basis van wetenschappelijke literatuur gesteld kan worden dat beleggingen in derivaten van agrarische grondstoffen invloed heeft op de prijzen. Deze uitspraak lijkt te sterk geformuleerd gezien de beschikbare wetenschappelijke literatuur. Een duidelijke conclusie wordt daarin niet getrokken. Op basis van deze stelling wordt wel het investeren in derivaten van agrarische grondstoffen ontraden. Deze stelling kan ik niet ondersteunen. Termijnmarkten hebben een belangrijke functie, bijvoorbeeld voor het afdekken van risico's voor boeren en producenten.

Het goed functioneren van deze markten is belangrijk en financiële partijen die zorgen voor liquiditeit in die markt zijn daarbij noodzakelijk. Uiteraard moeten partijen zorgvuldig kijken naar het effect van hun investeringen, maar zolang er geen sprake is van marktverstoring, is dat een verantwoordelijkheid van de financiële instellingen zelf. Het rapport maakt verder een inschatting van de activiteit van enkele grote Nederlandse banken en pensioenfondsen. SOMO roept daarbij op transparant te zijn over de investeringen in agrarische grondstoffen en een heldere MVO-afweging daarbij te maken.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven