31 532 Voedingsbeleid

Nr. 291 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 maart 2024

Met deze brief informeer ik u, zoals toegezegd in mijn brief over duurzaam voedselbeleid van 7 maart jl.1, over de resultaten van twee monitors die de consumptie, het aanbod en de verkoopverhouding van plantaardige en dierlijke eiwitten bij supermarktketens in beeld hebben gebracht. Daarnaast ga ik kort in op mijn eigen inzet en de inzet van sectorpartijen.

Naar een 50/50-verhouding in 2030

Het gezamenlijke doel van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en mij is dat meer mensen volgens de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum gaan eten. Onderdeel hiervan is de doelstelling om een verschuiving in de balans van de consumptie van plantaardige en dierlijke eiwitten naar een 50/50-verhouding in 2030 te realiseren2. Deze eiwittransitie biedt veel kansen voor (boeren)bedrijven. Zo is de eiwittransitie de afgelopen jaren een aanjager geweest voor nieuwe initiatieven op het boerenerf en in de voedselverwerkende industrie, zoals voor de productie en de ontwikkeling van (nieuwe) plantaardige alternatieven. Uiteraard draagt de transitie naar een plantaardiger eetpatroon ook bij aan onze gezondheid en een beter milieu en klimaat3.

Eiwitmonitor brengt huidige situatie eiwittransitie in beeld

Om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon en de ambitie van het kabinet goed te kunnen volgen is het afgelopen jaar de Eiwitmonitor ontwikkeld door Wageningen Economic Research (WEcR). Deze monitor brengt jaarlijks het aanbod bij supermarkten, het gedrag van de consument en de consumptie in beeld. Voor het pilotjaar 2023 zijn de resultaten nu gepubliceerd, zie ook bijlage 1 «Eiwitmonitor 2023».

Consumptie van plantaardige en dierlijke eiwitten

De Eiwitmonitor laat zien wat de eiwitconsumptie – de consumptieverhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten – is op groepsniveau. Uit het gepubliceerde rapport van WEcR blijkt dat de totale Nederlandse eiwitconsumptie in 2023 voor 39% uit plantaardige eiwitten en voor 61% uit dierlijke eiwitten bestaat. Voor de gemiddelde individuele eiwitinname wordt vaak gerefereerd aan de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van het RIVM. Deze peiling wordt periodiek gehouden sinds 19874, waarvan de meest recente peiling over 2019–2021 ging. In de VCP 2007–2010 was gemiddeld 40% van de eiwitinname van Nederlandse volwassenen van plantaardige oorsprong, in de VCP 2012–2016 was dit 41%, en in de VCP 2019–2021 was dit 42%5. Deze trend zien we echter niet terug in de resultaten van de Eiwitmonitor over 2023, kijkend naar de consumptieverhouding in onze totale eiwitconsumptie. De onderzoekers van WEcR stellen dat dit mogelijk kan worden verklaard doordat mensen die dierlijke eiwitten eten, vaak ook een hogere eiwitinname hebben.

Consumentengedrag

In het onderzoek van WEcR is ook gekeken naar het gedrag van de consument en hoe dit gedrag de voedselkeuze bepaalt. Hieruit blijkt dat dierlijke eiwitten (bijvoorbeeld vlees en zuivel) over het algemeen positiever worden beoordeeld. Zo zijn gewoontes voor dierlijke producten sterker, weet de consument beter hoe hij met dierlijke eiwitten kan koken en is het eten van dierlijke eiwitten breed geaccepteerd in onze sociale omgeving. Ook is de intentie om dierlijke eiwitten te kopen het hoogst en die om vlees- en zuivelvervangers te kopen het laagst. De plantaardige eiwitten waar de consument het meest voor open staat bij aankoop zijn onbewerkte producten, zoals noten en peulvruchten.

Aanbod

Tevens is het aanbod van eiwitten in supermarkten6 onderzocht door WEcR. Het online aanbod van producten met eiwitten bestond in 2023 voor 32% uit producten met plantaardige eiwitten en voor 68% uit producten met dierlijke eiwitten. In supermarkten is ook meer (marketing)aandacht voor producten met dierlijke eiwitten7. Zo hebben deze producten meer ruimte in de schappen van de supermarkt en zijn er meer aanbiedingen met deze producten. De onderzoekers stellen dat hiermee de keuze voor dierlijke eiwitten op dit moment gemakkelijker en aantrekkelijker wordt gemaakt voor de consument dan die voor plantaardige eiwitten.

Eiweetmonitor brengt verkoopcijfers plantaardige en dierlijke eiwitten van supermarktketens in beeld

In opdracht van LNV heeft de Green Protein Alliance over 2023 de verkoopverhouding van plantaardige en dierlijke eiwitten voor verschillende supermarktketens in beeld gebracht met de Eiweetmonitor. De monitor over 2023 wordt uw Kamer toegestuurd met deze brief. Deze data over de verkoop completeren de gegevens vanuit de hierboven genoemde Eiwitmonitor, die ingaat op aanbod en consumptie.

Uit deze rapportage blijkt dat de landelijke eiwitverhouding in de Nederlandse supermarkt over de totale eiwitverkopen van 2023 39,7% plantaardig en 60,3% dierlijk is8. Van de verkochte plantaardige eiwitten komt slechts 5% van producten zoals peulvruchten, noten en vlees- en zuivelalternatieven. Verder is voor iedere supermarktketen specifiek inzichtelijk gemaakt wat hun eiwitverhouding in de verkoop is. Hierbij valt op dat er duidelijke verschillen zijn tussen de supermarktketens. De gerapporteerde verkoopcijfers in supermarkten van bovengenoemde monitor worden ook gebruikt in het Dashboard Duurzaamheid Supermarkten9, waarover u recent bent geïnformeerd10.

Toewerken naar de kabinetsdoelstelling

Tot mijn teleurstelling laten de hierboven genoemde resultaten geen voortgang zien in het behalen van de kabinetsdoelstelling. We aten in 2023, kijkend naar onze totale consumptie, in verhouding nog altijd meer dierlijke eiwitten (61%). Dit is niet gek, want het aanbod bij supermarkten van producten met dierlijke eiwitten is in verhouding groter en er is ook meer marketingaandacht voor deze groep. Dit zie ik ook terug in de verkoopcijfers bij supermarktketens. Ik acht de kans dan ook groot dat de kabinetsdoelstelling voor 2030, met de huidige inzet van overheid en bedrijfsleven, niet wordt gehaald.

Hieronder schets ik de huidige inzet op de eiwittransitie, met daarbij ook aangrijpingspunten voor een volgend kabinet om een aangepaste beleidsinzet op vorm te geven, die het bereiken van de 50/50 doelstelling in 2030 aannemelijker maakt.

Inzet vanuit de overheid

Het beleid op de eiwittransitie is onderdeel van mijn bredere aanpak op de Nationale Eiwitstrategie (NES)11, die inzet op een duurzamer voedselsysteem waar een ieder aan bijdraagt. De doelstelling van de NES is om de komende jaren de EU-zelfvoorzieningsgraad van nieuwe en plantaardige eiwitten te vergroten, op een duurzaam geproduceerde manier die bijdraagt aan de gezondheid van consumenten en vee. Deze doelstelling en de doelstelling voor de eiwittransitie raken elkaar direct, waarbij het bij de consumptie van eiwitten niet alleen belangrijk is toe te werken naar de 50/50-doelstelling, maar er ook inzet nodig is op het verminderen van voedselverspilling en het tegengaan van overconsumptie van eiwitten12. Daarnaast beoogt de NES het aanbod van plantaardige eiwitten van Nederlandse en Europese bodem te laten groeien en te versterken.

Om dit laatste te bereiken zet ik mij bijvoorbeeld in voor onderzoek naar weerbare teelten in Nederland, verbetering van de verwaarding van de gewassen en onderzoek naar innovatieve manieren van productie door de toepassing van biotechnologie, om zo gezonde alternatieve eiwitbronnen te ontwikkelen. Nieuwe vormen van ketensamenwerking zijn daarbij cruciaal en een belangrijk onderdeel van de kennis- en innovatieagenda van LNV (KIA Landbouw, water, voedsel). In mijn brief over duurzaam voedselbeleid duid ik dit verder13.

Om Nederlanders te ondersteunen wanneer zij hun eetpatroon willen veranderen, is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie een belangrijke voorwaarde. Ik ondersteun daarom de voorlichting over duurzame en gezonde voedselkeuzes via het Voedingscentrum en binnen de rijksbrede klimaatcampagne «Zet ook de knop om». Daarnaast vind ik het belangrijk om als Rijksoverheid het goede voorbeeld te geven. Daarom heb ik een blijvende aandacht voor de nog te zetten stappen in de verduurzaming van de catering bij de Rijksoverheid.

WEcR onderzoekt op dit moment welke aanvullende maatregelen kunnen bijdragen aan de (versnelde) realisatie van de doelstelling voor 2030. De eerste resultaten van dit onderzoek worden uiterlijk begin 2025 verwacht. Om meer inzicht te krijgen in de ideeën van burgers over het eten van minder vlees en meer plantaardige producten ten behoeve van klimaat, milieu en gezondheid vindt er in 2024 een burgerpanel plaats. De uitkomsten van dit panel worden begin 2025 met de Tweede Kamer gedeeld.

De komende jaren vindt er een verdere doorontwikkeling van de Eiwitmonitor plaats. In 2023 is de monitor aanvullend op de VCP van het RIVM uitgevoerd, mede vanwege de bredere focus en de jaarlijkse dataverzameling. De komende tijd wordt verkend hoe de twee monitors van WEcR en het RIVM beter op elkaar kunnen aansluiten, om zo de eiwitconsumptie zowel op individueel niveau, als op groepsniveau goed te kunnen monitoren.

In het recente rapport van de «Gezonde eiwittransitie»14 concludeert de Gezondheidsraad dat een verdere verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders en beter voldoet aan de Richtlijnen goede voeding. Daarnaast schat de raad in dat deze verschuiving een afname van 25% in milieu-impact realiseert ten opzichte van het huidige voedingspatroon, zowel wat betreft uitstoot van broeikasgassen als landgebruik. Om deze reden adviseert de Gezondheidsraad, wanneer de huidige beleidsdoelstelling is behaald, in te zetten op een verdere verschuiving (60% plantaardig – 40% dierlijk eiwit) in het eetpatroon.

Het belang van een veranderend eetpatroon, met in verhouding meer plantaardige eiwitten en minder dierlijke eiwitten, blijkt ook uit diverse andere verschenen rapporten, zoals uit het rapport van WWF15, het advies van de «European Environment Agency»16 en het advies van de Wetenschappelijke Klimaatraad17. Op dit laatste advies volgt nog een kabinetsappreciatie. Al deze inzichten met daarin aanbevelingen, waaronder ook het Gezondheidsraadadvies, worden ook meegenomen in de elementen die ik aanreik aan een nieuw kabinet.

Inzet voedselomgeving en bedrijfsleven

Om de 50/50-doelstelling in 2030 te bereiken zie ik ook een grote rol weggelegd voor partijen die de voedselomgeving en consumptieroutines bepalen, zoals supermarkten, horeca, voedselproducenten en groothandels. Het is belangrijk dat ook zij zich committeren aan een manier van ondernemen die bijdraagt aan een duurzame en gezonde voedselomgeving, waarbij consumenten kunnen kiezen uit een ruim aanbod van duurzame, gezonde plantaardige eiwitbronnen en waarbij overconsumptie niet verder wordt aangespoord.

Supermarkten hebben hierin een belangrijke rol en veel impact, omdat ongeveer 59% van onze voedseluitgaven bij de supermarkt worden gedaan18. Uit de cijfers van de eerder genoemde monitors blijkt dat het eiwitaanbod en de eiwitverkoop nu nog grotendeels dierlijk is. Ik ben blij dat veel supermarkten zich tot doel hebben gesteld dat in 2030 60% van hun eiwitverkopen plantaardig zijn en 40% dierlijk. Ik volg met belangstelling hoe supermarkten deze doelstelling oppakken en concreet actie ondernemen om de gestelde ambities te kunnen halen. Een mooi recent voorbeeld is het nieuws dat Jumbo vanaf eind mei geen van/voor-aanbiedingen meer voert voor rund-, varkens- en kippenvlees19. Ook PLUS zet zich in door in een pilot de schapindeling te veranderen, waardoor vleesvervangers niet meer in een apart schap liggen, maar op productsoort20. Om de eiwitverkoop bij supermarkten de komende jaren goed te monitoren, ga ik er vanuit dat de supermarkten zich committeren aan een eenduidige meetmethode, om zo periodiek een vergelijkbaar inzicht binnen de branche te geven.

Naast de inzet van supermarkten zie ik ook positieve ontwikkelingen bij grote cateraars, restaurants en voedselproducenten. Zo zijn er verschillende cateraars die actief inzetten op een groter plantaardig aanbod en dit ook monitoren. Daarnaast leiden acties, zoals de Week Zonder Vlees en Zuivel en de #BeanMeal week, tot nieuwe productintroducties en mooie initiatieven door het hele land om bewustwording te creëren en mensen te inspireren hun eetpatroon te veranderen.

Ook steden, provincies en andere organisaties werken aan de verduurzaming van de voedselomgeving, onder andere bij de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving21 en de eiwitprovincies. Een ander mooi samenwerkingsverband is de Regio Deal Foodvalley, waarin ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen en overheden samenwerken aan duurzaam, gezond en voldoende voedsel om de groeiende bevolking te voeden. De eiwittransitie is hierbij één van de belangrijke thema’s22.

Afsluitend

De komende tijd continueer ik mijn huidige inzet. De verschillende vormen van monitoring zijn hierbij een belangrijk instrument om te bepalen hoe de voortgang op de kabinetsdoelstelling verloopt. Ik zet mij daarnaast in voor het aandragen van bouwblokken die helpen bij het vormgeven van beleidskeuzes waar een volgend kabinet mee aan de slag kan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema


X Noot
1

Kamerstuk 31 532, nr. 290.

X Noot
2

Kamerstuk 31 532, nr. 271.

X Noot
3

Dagelijkse kost. Hoe overheden, bedrijven en consumenten kunnen bijdragen aan een duurzaam voedselsysteem: https://www.pbl.nl/publicaties/dagelijkse-kost-hoe-overheden-bedrijven-en-consumenten-kunnen-bijdragen-aan-een-duurzaam-voedselsysteem.

X Noot
6

De data voor het aanbod in supermarkten is verzameld bij online winkelketens.

X Noot
7

De data over marketing is verzameld bij fysieke winkelketens.

X Noot
8

Voor de supermarktketens Aldi, Dirk, Ekoplaza, Jumbo, Lidl en Plus.

X Noot
10

Kamerstuk 31 532, nr. 290.

X Noot
12

In ons huidige voedingspatroon is bovendien sprake van overconsumptie: we eten meer dan nodig.

X Noot
13

Kamerstuk 31 532, nr. 290.

Naar boven