31 532 Voedingsbeleid

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2015

Graag doe ik u hierbij verslag van het gesprek dat ik voerde met mw. Prof. Dr. Hilal Elver, Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel van de Verenigde Naties. Hiermee kom ik tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 20 november 2014.

Het vinden van een datum waarop dit gesprek kon plaatsvinden had enige voeten in de aarde. Mw. Elver is in haar dagelijks leven verbonden aan de Universiteit van Californië, in Santa Barbara. Tijdens haar mandaat, dat inging in juni 2014, kwam zij een keer eerder naar Nederland. Zij had in september 2014 haar eerste publieke optreden als Speciaal Rapporteur in Amsterdam. Tijdens dat bezoek was ik niet in de gelegenheid haar te ontmoeten. De eerstvolgende mogelijkheid deed zich pas voor op 19 mei jl. We hebben toen een prettig en constructief gesprek gevoerd.

Mw. Elver gaf aan goed naar Nederland te kijken. Het Nederlandse beleid op het gebied van voedselzekerheid, een speerpunt binnen ontwikkelingssamenwerking, wordt gekenmerkt door zijn brede aanpak met een sociale, economische en ecologische dimensie. In het Nederlandse beleid gaan een marktgerichte en een rechtenbenadering hand in hand. Ze sprak van een «Dutch miracle»: zo’n hoge productie op zo weinig land. Ze voegde hier aan toe dat de leidende positie die Nederland in de wereld heeft op het gebied van landbouw ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Het gaat niet alleen om het opnemen van het recht op voedsel in beleid, het moet ook zichtbaar zijn in de praktijk.

We spraken verder over de positie van kleinschalige boeren in lage inkomenslanden. We delen de zorg om het wegtrekken van jonge mensen van het platteland naar de stad en de afnemende populariteit van het beroep van boer. Dit heeft onder meer te maken met het business model. Wanneer het beroep benaderd wordt als dat van een professioneel agrarisch ondernemer zal het aantrekkelijker worden voor talentvolle jonge mensen en niet langer een negatieve keuze zijn. Het is belangrijk te investeren in vrouwelijke agrarisch ondernemers en het versterken van de positie van boeren, bijvoorbeeld via producentenorganisaties en coöperaties. Nederland heeft het nodige te bieden op dit terrein.

Landrechten zijn belangrijk binnen de context van het recht op voedsel. Het respecteren van de rechten van landbezitters en -gebruikers bij aankoop en ingebruikname van land en het maken van beleid is de verantwoordelijkheid van velen, op alle niveaus. Dit begint bij de lokale overheid en strekt zich uit tot internationale spelers, zowel privaat als publiek. Ik vertelde mw. Elver van de Multi Stakeholder Dialoog die we met de Nederlandse financiële sector hebben opgezet. Zij bleek hierin zeer geïnteresseerd en gaf aan dit mogelijk als voorbeeld te kunnen gebruiken in haar volgende rapportage.

In die rapportage zal ook aandacht zijn voor klimaatverandering, een van de prioriteiten van de Speciaal Rapporteur voor haar eerste termijn. Klimaatverandering heeft een direct effect op de minst ontwikkelde landen en vooral op de armste bevolkingsgroepen, maar niemand lijkt het daar over te hebben. Het perspectief van met name armen is veelal afwezig. In dit verband noemde ik enkele voorbeelden van (mede) door Nederland ondernomen initiatieven waarin dit wel het geval is, zoals het Green Climate Fund, verschillende programma’s op het gebied van hernieuwbare energie en Climate Smart Agriculture.

We concludeerden dat de prioriteiten van de Speciaal Rapporteur sterk lijken op het Nederlandse beleid zoals vastgelegd in de brief «Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid», die uw Kamer toeging op 18 november 2014. We spraken af elkaar op de hoogte te zullen houden en waar mogelijk te zoeken naar samenwerking.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven