Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2015
Graag doe ik u hierbij verslag van het gesprek dat ik voerde met mw. Prof. Dr. Hilal
Elver, Speciaal Rapporteur voor het Recht op Voedsel van de Verenigde Naties. Hiermee
kom ik tegemoet aan het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking van 20 november 2014.
Het vinden van een datum waarop dit gesprek kon plaatsvinden had enige voeten in de
aarde. Mw. Elver is in haar dagelijks leven verbonden aan de Universiteit van Californië,
in Santa Barbara. Tijdens haar mandaat, dat inging in juni 2014, kwam zij een keer
eerder naar Nederland. Zij had in september 2014 haar eerste publieke optreden als
Speciaal Rapporteur in Amsterdam. Tijdens dat bezoek was ik niet in de gelegenheid
haar te ontmoeten. De eerstvolgende mogelijkheid deed zich pas voor op 19 mei jl.
We hebben toen een prettig en constructief gesprek gevoerd.
Mw. Elver gaf aan goed naar Nederland te kijken. Het Nederlandse beleid op het gebied
van voedselzekerheid, een speerpunt binnen ontwikkelingssamenwerking, wordt gekenmerkt
door zijn brede aanpak met een sociale, economische en ecologische dimensie. In het
Nederlandse beleid gaan een marktgerichte en een rechtenbenadering hand in hand. Ze
sprak van een «Dutch miracle»: zo’n hoge productie op zo weinig land. Ze voegde hier
aan toe dat de leidende positie die Nederland in de wereld heeft op het gebied van
landbouw ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Het gaat niet alleen om het
opnemen van het recht op voedsel in beleid, het moet ook zichtbaar zijn in de praktijk.
We spraken verder over de positie van kleinschalige boeren in lage inkomenslanden.
We delen de zorg om het wegtrekken van jonge mensen van het platteland naar de stad
en de afnemende populariteit van het beroep van boer. Dit heeft onder meer te maken
met het business model. Wanneer het beroep benaderd wordt als dat van een professioneel agrarisch ondernemer
zal het aantrekkelijker worden voor talentvolle jonge mensen en niet langer een negatieve
keuze zijn. Het is belangrijk te investeren in vrouwelijke agrarisch ondernemers en
het versterken van de positie van boeren, bijvoorbeeld via producentenorganisaties
en coöperaties. Nederland heeft het nodige te bieden op dit terrein.
Landrechten zijn belangrijk binnen de context van het recht op voedsel. Het respecteren
van de rechten van landbezitters en -gebruikers bij aankoop en ingebruikname van land
en het maken van beleid is de verantwoordelijkheid van velen, op alle niveaus. Dit
begint bij de lokale overheid en strekt zich uit tot internationale spelers, zowel
privaat als publiek. Ik vertelde mw. Elver van de Multi Stakeholder Dialoog die we
met de Nederlandse financiële sector hebben opgezet. Zij bleek hierin zeer geïnteresseerd
en gaf aan dit mogelijk als voorbeeld te kunnen gebruiken in haar volgende rapportage.
In die rapportage zal ook aandacht zijn voor klimaatverandering, een van de prioriteiten
van de Speciaal Rapporteur voor haar eerste termijn. Klimaatverandering heeft een
direct effect op de minst ontwikkelde landen en vooral op de armste bevolkingsgroepen,
maar niemand lijkt het daar over te hebben. Het perspectief van met name armen is
veelal afwezig. In dit verband noemde ik enkele voorbeelden van (mede) door Nederland
ondernomen initiatieven waarin dit wel het geval is, zoals het Green Climate Fund,
verschillende programma’s op het gebied van hernieuwbare energie en Climate Smart Agriculture.
We concludeerden dat de prioriteiten van de Speciaal Rapporteur sterk lijken op het
Nederlandse beleid zoals vastgelegd in de brief «Nederlandse inzet voor wereldwijde
voedselzekerheid», die uw Kamer toeging op 18 november 2014. We spraken af elkaar
op de hoogte te zullen houden en waar mogelijk te zoeken naar samenwerking.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen