31 531 Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen, Aptroot en Vos houdende wijziging van de Mededingingswet ter versoepeling van de uitzondering op het verbod van mededingingsafspraken (versterking positie leveranciers uit het MKB)

Q VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 september 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Economische Zaken – met twee bijlagen – van 30 januari 2013 inzake een rapport over oneerlijke handelspraktijken.2

Naar aanleiding hiervan heeft zij de Minister op 1 maart 2013 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 11 september 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 1 maart 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief – met twee bijlagen – van 30 januari 2013 inzake een rapport over oneerlijke handelspraktijken.3 Deze brief en eerdere brieven vinden mede hun oorsprong in een toezegging die in juni 2010 door de Minister van EZ aan de Eerste Kamer is gedaan, namelijk om de Kamer te informeren over de uitkomsten van een consultatie over de haalbaarheid van een gedragscode en over de eventuele extra mogelijkheden in het civiele recht om de negatieve gevolgen van inkoopmacht in te dammen.4

De commissie constateert dat de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer op 6 februari 2013 met u een algemeen overleg heeft gevoerd over de stand van zaken met betrekking tot (on)eerlijke handelspraktijken. De commissie heeft begrepen dat u tijdens dit algemeen overleg heeft toegezegd om de Tweede Kamer begin september 2013 te informeren over de voortgang van de pilots met betrekking tot een gedragscode eerlijke handelspraktijken. De commissie verzoekt u om deze informatie begin september 2013 ook aan de Eerste Kamer te zenden. De commissie heeft ook begrepen dat u tijdens genoemd algemeen overleg heeft gesteld dat de resultaten van de pilots begin 2014 bekend zullen zijn. Kunt u de commissie hier ook over informeren?

De commissie heeft op 26 februari 2013 naar aanleiding van uw brief van 30 januari 2013 besloten om toezegging T01207 als openstaand geregistreerd te laten en om na ontvangst van de hiervoor genoemde informatie de status van de toezegging nogmaals in de commissie te bespreken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2013

Inleiding

Naar aanleiding van de brief van 1 maart 2013, kenmerk 152103.01U, van de Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer informeer ik de Eerste Kamer met deze brief over de voortgang van de pilots «Gedragscode eerlijke handelspraktijken agrofoodsector» en «Gedragscode eerlijke handelspraktijken voor de sector mode, textiel en schoeisel».

Zoals besproken in het algemeen overleg van 6 februari 2013 in de Tweede Kamer, ben ik van mening dat zelfregulering als aanvulling op de bestaande regelgeving de aangewezen weg is om oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Het rapport van SEO van januari 2013 (Kamerstukken II 2012/13, 31 531, nr. 22) bevestigt dat beeld. Sinds het algemeen overleg van 6 februari 2013 in de Tweede Kamer is voortvarend gewerkt aan de opzet van twee pilots, één voor de agrofoodsector en één voor de sector mode, textiel en schoeisel, waarbij het probleem van de oneerlijke handelspraktijken wordt aangepakt door een gedragscode met mogelijkheden voor geschillenbeslechting. Twee overleggroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van brancheorganisaties uit die bedrijfssectoren, hebben de taak op zich genomen die pilots op te zetten en uit te voeren. Het Ministerie van Economische Zaken faciliteert dit proces.

Uitgangspunt is dat de gedragscode en de procedurele invulling van de beide pilots aan de volgende voorwaarden moeten voldoen:

  • Aansluiten bij de voor de agrofoodsector overeengekomen Europese «Verticale relaties in de voedselketen: Beginselen van goede praktijken» (hierna: gedragscode) en «Kaderregeling voor de toepassing en handhaving van de beginselen van goede praktijken i verticale relaties in de voedselvoorzieningsketen» (hierna: kaderregeling).

  • Zo eenvoudig en laagdrempelig mogelijk.

  • Concrete normen en voorbeelden van eerlijke handelspraktijken.

  • Ondernemingen die zich hebben geregistreerd en zich aan de code houden worden als positief voorbeeld genoemd op een website.

  • Voorzieningen treffen voor advisering over klachten en beslechting van geschillen.

  • Mogelijkheid tot anoniem klagen bij zogenoemde gebundelde klachten.

  • Sancties in het geval van niet naleven van de beginselen en de procedurele regels van de gedragscode, waaronder uitsluiting (vanwege de negatieve publiciteit voor de betrokken onderneming),

Twee pilots: stand van zaken

Overleggroep agrofood (LTO Nederland, Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie FNLI en Centraal Bureau Levensmiddelenhandel CBL)

De overleggroep heeft, onder voorbehoud van goedkeuring door de achterban, overeenstemming bereikt over de volgende inrichting van de pilot:

  • Omdat op 16 september op Europees niveau reeds gestart wordt met de uitvoering van de vrijwillige Europese gedragscode en kaderregeling voor de agrofoodsector, wordt dit Europese systeem in deze pilot toegepast in Nederland.

  • Een Nederlandse stuurgroep, waarin LTO Nederland, FNLI en CBL zijn vertegenwoordigd, zal de pilot begeleiden en de communicatie onderhouden met de Europese stuurgroep.

  • Registratie van Nederlandse ondernemingen die zich aan de Europese gedragscode en kaderregeling binden vindt plaats op de Europese website die door de Europese Commissie wordt beheerd.

  • Op grond van de Europese kaderregeling zijn geregistreerde ondernemingen verplicht zich te houden aan de gedragscode en de kaderregeling bij transacties binnen Nederland, bij grensoverschrijdende transacties binnen de EU en bij transacties met kleine en middelgrote ondernemingen buiten de EU op voorwaarde dat de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd binnen de EU. Alleen ondernemingen die zichzelf ook hebben gebonden aan naleving van de gedragscode en de kaderregeling, kunnen wegens oneerlijke handelspraktijken van hun wederpartij een beroep doen op de gedragscode en de kaderregeling.

  • Op grond van de Europese kaderregeling kan een onderneming die van mening is dat een geregistreerde wederpartij de gedragscode niet naleeft ervoor kiezen eerst te proberen het geschil in overleg met zijn wederpartij op te lossen, bijvoorbeeld door overleg met de compliance officer van haar wederpartij of door een mediator in te schakelen. Zij kan het geschil in overleg met haar wederpartij ook meteen voorleggen aan een derde voor bindend advies of arbitrage of aan de burgerlijk rechter. Klagers worden geacht eerst de opties te benutten die minder tijdrovend en kostbaar zijn.

  • Op grond van de kaderregeling kunnen, in het geval van een ernstige overtreding van een norm uit de gedragscode waardoor verschillende ondernemingen worden getroffen, de getroffen ondernemingen anoniem klagen. De brancheorganisatie van de getroffen ondernemingen kan hun klachten «bundelen» en voorleggen aan de Nederlandse stuurgroep voor de agrofoodsector. De Nederlandse stuurgroep neemt dan naar aanleiding van de gebundelde klachten contact op met de onderneming waartegen die klachten zijn gericht, om die onderneming ertoe te bewegen haar gedrag in overeenstemming te brengen met de gedragscode.

Doet die onderneming dat niet, dan kan de Nederlandse stuurgroep de kwestie voorleggen aan de Europese stuurgroep, die een algemeen richtsnoer kan opstellen over de desbetreffende gedraging.

  • De Europese kaderregeling bevat een reeks procedurele verplichtingen die de geregistreerde ondernemingen moeten nakomen. Indien een onderneming zich hier niet aan houdt, kan een klager dit aandragen bij zijn brancheorganisatie, die de kwestie kan voorleggen aan de Europese stuurgroep. De Europese stuurgroep bepaalt wat de gepaste sanctie is: een waarschuwing, tijdelijke schorsing of uitsluiting.

  • De Europese stuurgroep stelt het jaarverslag op over de toepassing van de gedragscode en de kaderregeling.

Overleggroep mode textiel en schoeisel (Modint, Inretail, Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Textiel VGT en Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Schoenen VGS)

De overleggroep heeft, onder voorbehoud van goedkeuring door de achterban, overeenstemming bereikt over de volgende inrichting van de pilot:

  • Deze pilot kan geen deel uitmaken van de uitvoering van de vrijwillige Europese gedragscode met kaderregeling, omdat deze alleen voor de agrofoodsector openstaat. Derhalve is een nationale uitvoering overeengekomen. Een eigen gedragscode met kaderregeling wordt vastgesteld, waarbij het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de Europese gedragscode en kaderregeling voor de agrofoodsector.

  • Registratie van ondernemingen die zich aan de gedragscode en de kaderregeling willen binden, kan niet plaatsvinden op de Europese website voor de agrofoodsector. De brancheorganisaties Modint, Inretail, VGT, VGS, Vereniging van Importeurs Verre Oosten VIVO en mogelijk ook de Vereniging voor Fabrikanten en Groothandelaren in Sportartikelen FGHS richten daarom gezamenlijk een stichting op. Deze stichting beheert een website waarop ondernemingen uit de sector mode, textiel en schoeisel zich registeren voor binding aan de gedragscode met kaderregeling.

  • Alleen ondernemingen die zichzelf ook hebben gebonden tot naleving van de gedragscode en de kaderregeling, kunnen bij oneerlijke handelspraktijken van hun wederpartij een beroep doen op de gedragscode en de kaderregeling.

  • Voorts is de overleggroep overeengekomen dat wanneer een onderneming van mening is dat een geregistreerde wederpartij de gedragscode niet naleeft, zij eerst dient te proberen het geschil in overleg met haar wederpartij op te lossen, bijvoorbeeld door overleg met de compliance officer van haar wederpartij of door een mediator in te schakelen. Indien dat niet lukt, dan kan zij het geschil voorleggen aan het Nederlands Arbitrage Instituut (NAI) voor een onafhankelijk oordeel in de vorm van bindend advies.

  • Net als in de Europese kaderregeling voor de agrofoodsector kunnen in het geval van een ernstige overtreding van een norm uit de gedragscode waardoor verschillende ondernemingen worden getroffen, de getroffen ondernemingen anoniem klagen.

De brancheorganisatie van de getroffen ondernemingen kan hun klachten «bundelen» en voorleggen aan het NAI voor een onafhankelijk oordeel in de vorm van een bindend advies over het gedrag waartegen de klachten zich richten. De brancheorganisatie kan hierin de getroffen vertegenwoordigen.

  • Net als de Europese kaderregeling voor de agrofoodsector bevat de nationale kaderregeling een reeks procedurele verplichtingen die de geregistreerde ingeschreven ondernemingen moeten nakomen. Indien een onderneming zich hier niet aan houdt, bepaalt de nationale stuurgroep wat de gepaste sanctie is: een waarschuwing, tijdelijke schorsing of uitsluiting.

  • De nationale stuurgroep brengt een geanonimiseerd jaarverslag uit over de toepassing van eigen gedragscode met kaderregeling

Vervolg

De pilot voor de agrofoodsector gaat van start op 16 september 2013 en de pilot voor de sector mode, textiel en schoeisel uiterlijk begin november 2013. De respectievelijke stuurgroepen zijn verantwoordelijk voor de voortgangscontrole van de pilots. Ik heb vertrouwen in de opzet van de nationale stuurgroepen en de uitvoering van de pilots. Het Ministerie van Economische Zaken zal gedurende de pilot de vinger aan de pols blijven houden.

Tijdens het algemeen overleg van 6 februari 2013 in de Tweede Kamer heb ik meegedeeld dat ik de Tweede Kamer in het voorjaar van 2014 zal informeren over mijn eerste bevindingen met de twee pilots. Ik zal deze informatie dan ook aan de Eerste Kamer zenden. Graag wil ik de pilots een jaar laten doorlopen. In dat geval zal ik de stuurgroepen van beide pilots verzoeken eind 2014 een eindverslag uit te brengen over de toepassing van de gedragscode en de kaderregeling en zal ik eind 2014 de Eerste Kamer en de Tweede Kamer informeren over de resultaten van de twee pilots.

Aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren zal worden beoordeeld of de gedragscodes met kaderregeling doelmatig zijn:

  • Het aantal ondernemingen dat zich heeft gebonden aan de gedragscode.

  • De duidelijkheid van de normen voor eerlijke handelspraktijken uit de gedragscode.

  • De mate waarin geschillen in goed overleg tussen ondernemingen worden opgelost.

  • De effectiviteit van de geschillenbeslechting: tijdsduur van de afhandeling van klachten en beslissing van geschillen en de doeltreffendheid van sancties.

Afhankelijk van die resultaten verwacht ik dat kan worden beslist of een gedragscode met procedurele kaderregeling, als aanvulling op bestaande wetgeving, voldoende is als oplossing voor het probleem van oneerlijke handelspraktijken.

Indien het antwoord op die vraag bevestigend luidt, kan worden bezien of het mogelijk is te komen tot één gedragscode en werkingssfeer daarvan uit te breiden tot andere bedrijfssectoren dan die van de pilots.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vicevoorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken I 2012/13, 31 531, P.

X Noot
3

Kamerstukken I 2012/13, 31 531, P.

X Noot
4

Toezegging T01207 op www.eerstekamer.nl .

Naar boven