Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 31524 nr. 681 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 31524 nr. 681 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2025
Tijdens het commissiedebat vmbo op 27 juni 2024 heeft de toenmalige Staatssecretaris de Kamer toegezegd om voor eind 2025 een tussenstand te sturen van de verkenning naar een toekomstbestendige profielenstructuur van het beroepsgerichte vmbo. De afgelopen maanden zijn verschillende relevante onderzoeksrapporten verschenen over het vmbo en het beroepsonderwijs. Die rapporten stuur ik met deze brief mee, in aanloop naar de «verkenningsbrief» die u voor het eind van dit jaar ontvangt, en die mede gebaseerd is op deze rapporten. Hiermee kom ik ook tegemoet aan een toezegging over de monitor van de praktijkgerichte programma’s.1
In 2016 is het beroepsgerichte vmbo vernieuwd. Het rapport «Een goede basis in het vernieuwde vmbo» (bijlage 1) vat samen hoe de vernieuwing is verlopen en waar het vmbo nu staat. De vernieuwing heeft een goede basis neergelegd voor flexibiliteit, profilering en samenwerking in de beroepskolom. Tegelijkertijd laat het rapport zien dat het vmbo nog steeds uitdagingen kent in organiseerbaarheid, regionale samenwerking en het voldoen aan de oriëntatiebehoefte van de leerling, die onvoldoende kunnen worden opgelost in de huidige structuur. Het rapport stelt de vraag of er geen algemeen geldende basis voor elke vmbo-leerling zou moeten zijn. Een van de aanbevelingen is om de mogelijkheden te verkennen voor verdere flexibilisering van de structuur van het vmbo (en de bijbehorende rol van het centraal schriftelijk en praktisch examen).
Sinds schooljaar 2022–2023 zijn 28 vmbo-scholen bezig met het flexibeler vormgeven van de beroepsgerichte programma’s Produceren, Installeren en Energie (PIE) en Bouwen, Wonen en Interieur (BWI) (bijlage 2). De rapportage laat zien dat scholen tevreden zijn over de grote flexibiliteit en ruimte om het onderwijsprogramma naar eigen inzicht in te vullen en dat leerlingen gemotiveerder zijn. Een meer modulaire opzet van het vmbo biedt de mogelijkheid om het onderwijsaanbod meer te laten oriënteren op de regionale arbeidsmarkt. De keerzijde van de flexibiliteit is dat elke school op dit moment een eigen variant ontwikkelt. Daarnaast draagt het experiment nog niet meteen bij aan betere samenwerking met het mbo en raakt het gesprek over leerlingendaling op de achtergrond.
Het College voor Toetsing en Examinering (CvTE) heeft in opdracht van OCW twee onderzoeken uitgezet naar de flexibilisering en de inhoud van het centraal praktisch en schriftelijk examen (cspe) op het vmbo. Uit het eerste onderzoek (bijlage 3) komt naar voren dat de huidige periode waarin examens uitgevoerd worden druk geeft op de organisatie van scholen. Schoolleiders, docenten en examensecretarissen zien vooral voordeel van een flexibel afnamemoment. Het tweede onderzoek (bijlage 4) is gedaan door Stichting Cito en geeft een aantal adviezen rondom het versimpelen van de regeldruk en het tegelijk uniform beoordelen van de leerlingen.
Stichting Platforms Vmbo (SPV) heeft eind 2023 een inventarisatie laten uitvoeren naar een onderbouwing van argumenten voor een verlengd vmbo (bijlage 5). Uit de inventarisatie blijkt geen wetenschappelijke evidentie die aannemelijk maakt dat verlenging van het vmbo-onderwijs naar vijf jaar leidt tot hogere leeropbrengsten, het inlopen van achterstand in basisvaardigheden, het tegengaan van kansenongelijkheid of minder uitval in het mbo. Op basis van deze inventarisatie heeft SPV een recentere zienswijze over een vijfjarig vmbo (bijlage 6) aan mij gestuurd. SPV is geen voorstander voor een vijfjarig vmbo voor alle leerlingen, maar pleit voor maatwerk en flexibiliteit zowel in het vmbo als het mbo, zodat aan alle leerlingen een passende doorlopende leerroute wordt geboden.
Het kabinet investeert sinds 2018 met het programma Sterk Techniekonderwijs (STO) structureel 100 miljoen per jaar in vmbo-techniekonderwijs. Dit heeft geleid tot een landelijk dekkend netwerk van 78 STO-regio’s, waarin in totaal 694 vmbo-vestigingen met een of meer techniekprofielen deelnemen. De ondersteuners geven een inkijk in de eerste fase van STO (2020–2024) (bijlage 7). Door STO is het huidige technisch aanbod in het vmbo versterkt en in stand gehouden, maar op lange termijn is dit niet voldoende.
Het NRO heeft recent de derde rapportage uitgebracht over de afgeronde pilot praktijkgerichte programma’s (pgp’s) in de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo (bijlage 8). Het rapport laat zien dat er bij scholen veel enthousiasme is om het praktijkgerichte vak aan te bieden in het vmbo – wat terug te zien is in het aantal subsidieaanvragen na de pilot – en constateert tevens dat op een aantal aspecten verdere ontwikkeling van het vak nodig is.
De Inspectie van het Onderwijs heeft 18 scholen onder de loep genomen om onderzoeken hoe zij zorgen voor een goede kwaliteit van stages in het voortgezet onderwijs (bijlage 9).
Zoals toegezegd in antwoord op schriftelijke vragen van de leden Martens-America en De Kort2 is een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkeling en effectiviteit van de beroepshavo (bijlage 10). Uit het onderzoek blijkt dat er geen relatie is tussen de opkomst van de beroepshavo en de groeiende groep ongediplomeerde havisten die instromen in het mbo. De aanbeveling om meer onderzoek te doen naar deze groep neem ik ter harte.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, K.M. Becking
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31524-681.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.