31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 563 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2023

We staan als maatschappij voor grote opgaven rond klimaat, energie, wonen en onderwijs. Daarbij is het essentieel dat vakmensen en werkgevers elkaar weten te vinden. Dat begint in het onderwijs, waar studenten de kans krijgen om kennis te maken met de beroepspraktijk. Daar is een goede samenwerking tussen het onderwijs en arbeidsmarkt voor nodig. Het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is een belangrijke prioriteit die ik in de Werkagenda mbo heb gesteld. Ik ben trots op hoe scholen, instellingen en werkgevers zich al dagelijks inzetten om het onderwijs en de beroepspraktijk met elkaar te verweven. De samenwerking rondom praktijkleerplaatsen1 is hier een mooi voorbeeld van. Studenten versterken hun arbeidsmarktpositie door de kennis en vaardigheden die zij opdoen op de werkvloer. Werkgevers profiteren van het aanbieden van de praktijkleerplaatsen doordat na hun studie vaak bij hen werkzaam blijven. In het mbo vindt de samenwerking al op grote schaal plaats door middel van bbl-trajecten. Cruciaal voor het succes van praktijkleerplaatsen is een goede begeleiding van studenten. In het Stagepact2 zijn afspraken gemaakt om dit mogelijk te maken. Daarnaast is de Subsidieregeling praktijkleren3 een instrument om werkgevers tegemoet te komen in de investering die goede begeleiding vraagt, met als doel om hen te stimuleren om praktijkleerplaatsen aan te bieden- en zo de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verstevigen.

In 2018 concludeerde Regioplan4 dat er door stakeholders, werkgevers en opleidingen groot belang werd gehecht aan de subsidieregeling. Uit het onderzoek bleek dat de subsidieregeling niet de belangrijkste reden was voor werkgevers om praktijkleerplaatsen aan te bieden, maar wel van invloed was op het aantal leerplaatsen dat zij konden bieden. De subsidieregeling was met name van belang voor degenen die beperkte ruimte hadden om zelf de kosten te dragen die gepaard gaan met het aanbieden van een praktijkleerplaats. De ruimte om dit te kunnen doen fluctueert als gevolg van conjunctuur. Om in beeld te brengen of de subsidieregeling de afgelopen jaren van vergelijkbaar belang en effect is geweest, is een evaluatieonderzoek uitgevoerd door Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) en Regioplan, gericht op de periode 2019–2022. In deze brief informeer ik u mede namens de Minister van Primair en Voortgezet onderwijs over de resultaten. Het positieve beeld leidt tot mijn voornemen om de regeling te verlengen per 2024. Daarnaast verwacht ik dit najaar de resultaten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek mbo (IBO) en de toekomstverkenning mbo, ho en wetenschap, welke mogelijk aanvullend inzicht zullen geven in de rol van praktijkleren.

Resultaten evaluatie 2019–2022

De evaluatie is gericht op de uitvoering, doeltreffendheid, doelmatigheid, en rechtmatigheid van de Subsidieregeling praktijkleren.

Uitvoering

In de periode 2019–2022 is er voor alle doelgroepen (vo5, mbo, hbo en wo) een stijging te zien in het aantal aangevraagde subsidies voor praktijkleerplaatsen6. Alleen in het jaar 2020–2021 was er een lichte daling te zien in het vo en mbo, mogelijk door een tekort aan leerplaatsen als gevolg van de coronamaatregelen. De waargenomen groei over alle onderwijscategorieën komt volgens de onderzoekers onder andere omdat de bekendheid van de subsidieregeling is gegroeid en dat werkgevers meer interesse hebben in praktijkleerplaatsen. Voor het voortgezet en hoger onderwijs is de groei ook te verklaren door de gewijzigde voorwaarden, waardoor een grotere groep werkgevers in aanmerking komt7. Het merendeel van de werkgevers die de subsidie gebruikt is blij met de tegemoetkoming, en vindt dat de aanvraag over het algemeen goed verloopt.

Het grootste gedeelte van de aanvragen betreft mbo-bbl leerplaatsen. Waar het voor praktijkleerplaatsen in het vo en wo de afgelopen jaren mogelijk was om het maximumbedrag van € 2.700 per gerealiseerde praktijkleerplaats uit te keren, was er voor het mbo en hbo meermaals sprake van overvraging en viel het subsidiebedrag lager uit.

Doeltreffendheid

De Subsidieregeling beoogt werkgevers te stimuleren om praktijkleerplaatsen aan te bieden. In lijn met de evaluatie uit 2018 blijkt dat de subsidieregeling van wisselend belang is voor werkgevers wat betreft hun motivatie om praktijkleerplaatsen aan te bieden. De subsidie heeft voor 28% (veel) bijgedragen aan de motivatie om een leerplaats aan te bieden en voor een vijfde van deze groep is de hoogte van de subsidie daarbij van doorslaggevend belang. Eveneens 28% van de bevraagde werkgevers geeft aan dat de subsidie (helemaal) niet heeft bijgedragen aan hun motivatie om praktijkleerplaatsen aan te bieden. De grootste motivator om praktijkleerplaatsen is over het algemeen de kans om studenten te binden aan hun organisatie, gevolgd door het bijdragen aan de ontwikkeling van studenten.

Doelmatigheid

De subsidieregeling wordt volgens de onderzoekers doelmatig en efficiënt uitgevoerd, tegen relatief lage uitvoeringskosten (ongeveer 1% van het beleidsbudget).

Rechtmatigheid

De onderzoekers concluderen dat de subsidie terecht komt bij de doelgroepen voor wie de tegemoetkoming bedoeld is. Er is weinig sprake van onvoorziene effecten of onbedoeld gebruik. De rechtmatigheid van de regeling wordt geborgd door te controleren of de aanvrager voldoet aan de subsidievoorwaarden, of de student of leerling aanwezig is geweest en begeleiding heeft gekregen. Daarnaast worden er desk- en bezoekcontroles gedaan bij een selectie van de werkgevers die subsidie hebben ontvangen. Het aantal afwijzingen, daaruit volgende bezwaarzaken en correcties achteraf zijn relatief gering. Bijgevoegd vindt u de laatste rapportage naar aanleiding van de handhavingscontroles voor het studiejaar 2020/2021.

Doorontwikkeling

De subsidieregeling wordt door de verschillende betrokkenen (zeer) positief gewaardeerd en van belang beschouwd om te kunnen voldoen aan de vraag naar opgeleid personeel. De overgrote meerderheid van de werkgevers (99%) is dermate tevreden met de regeling dat deze van plan is om de subsidie opnieuw aan te vragen voor de praktijkleerplaatsen aangeboden in 2022–2023. 61% van de werkgevers geeft aan tevreden te zijn met hoe de subsidieregeling nu is. De onderzoekers adviseren om de subsidieregeling te continueren en geven daarbij nog een aantal suggesties mee aan mij, ter verbetering van de subsidieregeling.

De onderzoekers noemen ten eerste een aantal punten die verbeterd zouden kunnen worden op het gebied van communicatie. Bijvoorbeeld het (beter) informeren van leerbedrijven over het te verwachten subsidiebedrag, de looptijd, voorwaarden en het doel van de regeling. Ten tweede geven de onderzoekers mij mee om te overwegen om de doelgroepen van de subsidieregeling uit te breiden, dan wel te beperken. Zo zou er vanuit beleidsperspectief gekozen kunnen worden om extra stimulans te bieden aan praktijkleerplaatsen in specifieke sectoren, leerwegen of voor jongeren in een kwetsbare positie. Echter concluderen de onderzoekers dat de betrokkenen in het onderzoek over het algemeen een voorkeur hebben om bestaande doelgroepen niet uit te sluiten in een vervolgregeling. Een derde suggestie die in het rapport gedaan wordt is om te bekijken of het wenselijk is om bepaalde subsidievoorwaarden te veranderen. Zo zou het bijvoorbeeld voordelig kunnen zijn voor leerbedrijven om subsidie te ontvangen voor de geboden begeleiding in uren, in plaats van weken. Dit zou beter aansluiten bij de situatie in de praktijk, waarbij het aantal uren begeleiding per week kan variëren. Echter zou dit volgens de onderzoekers ook juist tot een grotere administratieve belasting van werkgevers en een toename in uitvoeringskosten voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) kunnen leiden. Tot slot wordt de suggestie gedaan om te onderzoeken of het mogelijk is om een koppeling te maken met de Subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg8.

Caribisch Nederland

Momenteel ben ik bezig om de nu nog specifieke wetgeving voor het beroepsonderwijs in Caribisch Nederland te integreren met de Wet Educatie en Beroepsonderwijs. Daarmee is er straks nog maar één wettelijk kader voor beide delen van Nederland en dienen voorzieningen die in Europees Nederland beschikbaar zijn, dat ook in Caribisch Nederland te zijn. Hiermee wordt aangesloten bij het in 2019 genomen kabinetsstandpunt comply or explain, waarbij het kabinet de legislatieve terughoudendheid als uitgangspunt loslaat en in plaats daarvan te gaan werken vanuit het comply or explain principe9. Daarbovenop bevestigt de evaluatie dat – in ieder geval voor Bonaire – uitbreiding van de regeling naar Caribisch Nederland wenselijk en uitvoerbaar is. Dit zal nog niet per ingang van januari 2024 zijn, omdat er meer tijd nodig is om vervolgonderzoek te doen naar de uitvoerbaarheid en financiële gevolgen van uitbreiding en ik graag wil aansluiten bij het proces rondom de integratie van de wetgeving.

Reflectie en vervolgstappen

Dat werkgevers belang hechten aan het praktijkleerplaatsen wordt bevestigd in de evaluatie van de Subsidieregeling praktijkleren. De ruimte om te investeren in toekomstige arbeidskrachten is voor de één echter groter dan voor de ander. Voor werkgevers die de investering willen doen is de Subsidieregeling praktijkleren een gewaardeerde tegemoetkoming. Voor bijna een derde van de bevraagde werkgevers is de subsidieregeling zelfs een belangrijke motivator om een praktijkleerplaats aan te bieden. Bovendien wijst de evaluatie uit dat de subsidieregeling erin slaagt om dit op een doelmatige, uitvoerbare en rechtmatige manier te doen. Om deze redenen wil ik de regeling graag vervolgen per 1 januari 2024, voor een periode van vijf jaar. Dit is in lijn met de onlangs aangenomen motie van het lid El Yassini10. De komende maanden zullen de voorbereidingen hiervoor getroffen worden. Het is mijns inziens, gelet op de evaluatie, goed om dichtbij de kaders en werkwijze van de huidige regeling te blijven. Desalniettemin hebben onderwijsinstellingen en leerbedrijven waardevolle inzichten gedeeld. Deze hebben geleid tot nuttige aanbevelingen. Op basis hiervan zal ik bekijken hoe we binnen de grenzen van de beschikbare middelen de regeling kunnen verbeteren, zonder dat de uitvoerbaarheid en belastbaarheid van werkgevers in het geding komt. Ik verwacht de nieuwe regeling na de zomer aan u te kunnen presenteren.

Tot slot

Een sterke samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven is voor mij van essentieel belang. De Werkagenda mbo en het Stagepact zijn daarbij belangrijke motoren. Bijvoorbeeld wat betreft de afspraken die zijn gemaakt om ervoor te zorgen dat alle studenten een stage of leerbaan krijgen met de juiste begeleiding en goede randvoorwaarden. Ik koester de kracht van praktijkleren en wil blijven stimuleren dat studenten de kans krijgen om de beroepspraktijk van dichtbij te verkennen. Voldoende aanbod van praktijkleerplaatsen is hierbij van groot belang en de Subsidieregeling praktijkleren is een gewaardeerd instrument om werkgevers te ondersteunen. Ik heb er vertrouwen in dat we op basis van de evaluatie tot een mooie vervolgregeling zullen komen, waarmee we de komende jaren de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zullen verstevigen en zo over vakmensen zullen beschikken die onze maatschappelijke opgaven kunnen dragen.

mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Een praktijkleerplaats, of «leerplaats», is een mogelijkheid die een bedrijf biedt om in een praktijksituatie kennis en ervaring op te doen en is verbonden aan een diplomagericht traject. Praktijkleerplaatsen kunnen verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de het type onderwijs (vo, mbo, hbo, wo).

X Noot
3

De Subsidieregeling praktijkleren is op 1 januari 2014 in werking getreden en is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt voor de begeleiding van leerlingen en studenten en de loonkosten van promovendi of technologisch ontwerpers in opleiding (toio’s). Het maximale bedrag dat werkgevers kunnen ontvangen is € 2.700 per gerealiseerde praktijkleerplaats. Werkgevers dienen een subsidieaanvraag in aan het einde van het studiejaar waarin de praktijkleerplaats is aangeboden.

X Noot
5

D.w.z. basisberoepsgerichte leerweg vmbo (evt. ingericht als entreeopleiding), voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs.

X Noot
6

Monitoringsrapportage Subsidieregeling Praktijkleren studiejaar 2021/2022, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 2023..

X Noot
7

Voor het hbo komen sinds studiejaar 2018–2019 bedrijven in de sectoren Gezondheid en Gedrag en Maatschappij in aanmerking voor subsidie. Wat betreft het vo kan sinds studiejaar 2017–2018 subsidie aangevraagd worden door bedrijven die een praktijkleerplaats aanbieden aan leerlingen die in laatste jaar van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs zitten, of voor leerlingen die in het vmbo een basisberoepsgerichte leerweg volgen als entreeopleiding.

X Noot
8

De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die een erkend leerbedrijf maakt voor het begeleiden bij de beroepspraktijkvorming van een student die een mbo-opleiding in de derde leerweg volgt.

X Noot
9

Kamerstuk 35 300 IV, nr. 11.

X Noot
10

Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 144.

Naar boven