31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 544 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2022

Hierbij doe ik uw Kamer een reactie toekomen op een aantal moties en toezeggingen op het terrein van het middelbaar beroepsonderwijs.

Het betreft de volgende moties en toezeggingen:

  • 1. De motie van het lid Bouchallikh (GroenLinks) c.s. over rechtshulp voor mbo-studenten1;

  • 2. De motie van het lid El Yassini (VVD) over het Toptraject van Saxion2

  • 3. De motie van het lid Kwint (SP) over een eventueel verbod op zwijgbedingen3; en

  • 4. De toegezegde eerste evaluatie van het mbo-studentenfonds4.

Rechtshulp mbo-studenten

De motie van het lid Bouchallikh c.s. verzoekt de regering om in gesprek met studentenorganisaties te verkennen of ook voor mbo-studenten rechtshulp kan worden ingericht, zoals die al voor ho-studenten bestaat.5

Ik ben naar aanleiding van deze motie in gesprek gegaan met het Landelijk Studenten Rechtsbureau (LSR), JOB, ISO en LSVb. Net als uw Kamer stonden deze organisaties positief tegenover het voorstel om ook voor mbo-studenten rechtshulp te bieden. Gezamenlijk zijn zij met het voorstel gekomen om de capaciteit van LSR uit te breiden en zo ook een verbreding van de dienstverlening naar het mbo mogelijk te maken. In hun voorstel wordt het LSR groter en worden de nieuwe LSR-bestuursleden gehuisvest bij JOB. Op die manier is een goede verbinding gewaarborgd tussen de klachtenlijn van JOB en de rechtshulp van het LSR. Ik ben erg tevreden over het voorstel van de studentenorganisaties en zal de uitbreiding dan ook voor de komende jaren financieren. De uitbreiding zal per 2023 plaatsvinden. Als een van de nieuwe LSR-bestuursleden een mbo-student is, kan het LSR daarnaast gebruik maken van de nieuwe bestuursbeurzen voor mbo-studenten, die vanaf januari 2023 beschikbaar zijn.

Toptraject

De motie van het lid El Yassini (VVD) verzoekt de regering te onderzoeken of het Toptraject van Saxion aanknopingspunten biedt voor andere trajecten gericht op doorstroom.6

Het Toptraject richt zich op soepele overgang en ondersteuning in het gehele traject van vmbo, naar mbo en hbo en biedt studenten ondersteuning en begeleiding bij (de overstap naar) een nieuwe vorm van onderwijs. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en ik vinden het van groot belang dat leerlingen en studenten goed worden ondersteund bij de overstap tussen onderwijsvormen. Wij vinden het dan ook een goede ontwikkeling dat instellingen, zoals bijvoorbeeld via het Toptraject, zich hier actief op richten.

Wij ondersteunen deze beweging vanuit OCW. Het kabinet investeert structureel € 50 miljoen om te stimuleren dat vmbo-, mbo- en hbo- instellingen hun onderwijsprogramma’s zo afstemmen en inrichten dat deze naadloos aansluiten, zodat studenten die (verwant) willen doorstromen geen drempels ervaren. Deze middelen kunnen worden ingezet in aansluiting op initiatieven van onderwijsinstellingen zelf zoals honderddagenprogramma’s en het Toptraject. Bij het inzetten van deze middelen vragen wij aandacht voor een doorlopende leerlijn loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB). Wij faciliteren dit, onder andere door financiering van het expertisepunt LOB, dat zich richt op het ondersteunen van vo-, mbo- en hbo-scholen bij het inrichten en versterken van LOB en door LOB duurzaam te positioneren in het curriculum van alle schoolsoorten van het voortgezet onderwijs. Daarnaast werken onderwijsinstellingen samen via het Landelijk Informatie- en expertiseCentrum Aansluiting (LICA) door kennis en informatie over aansluiting tussen onderwijsvormen te delen, zoals over het Toptraject. Op deze wijze geven wij invulling aan de motie.

Zwijgbeding

De motie van het lid Kwint (SP) verzoekt de regering om -in samenspraak met vertegenwoordigers van het onderwijs, leraren, ouders en leerlingen dan wel studenten- te inventariseren of er voor het onderwijs een wettelijk verbod voor het opleggen van een zwijgbeding kan komen, zoals eerder ook in de (jeugd)zorg is geregeld.7 Een zwijgbeding is een afspraak tussen (zorg)aanbieder en cliënt dat er geen informatie over een incident openbaar wordt gemaakt of aan derden wordt verstrekt. Ik wil vooropstellen dat ik afspraken om te zwijgen over incidenten ontoelaatbaar en onacceptabel vind. Niet alleen omdat openheid ervoor zorgt dat je kunt leren van gemaakte fouten, maar ook omdat zulke afspraken op gespannen voet staan met een sociaal veilige leer- en werkomgeving. Het is echter onvoldoende duidelijk in hoeverre en in welke vorm zwijgbedingen mogelijk voorkomen in de verschillende onderwijssectoren. Op dit moment verken ik dit in overleg met onderwijssectorraden, belangenorganisaties en de inspectie. Over de uitkomsten van deze verkenning zal ik uw Kamer in het derde kwartaal van 2023 nader informeren.

Eerste evaluatie mbo-studentenfonds

Het mbo-studentenfonds geeft, onder andere, studenten met onvoldoende geld voor onderwijsbenodigdheden recht op ondersteuning van hun school. Ik vind het ontzettend belangrijk dat dit fonds er is. Nu dat het mbo-studentenfonds één jaar bestaat heb ik – zoals aan uw Kamer is toegezegd – een eerste evaluatie uitgevoerd. Deze evaluatie gaat primair over de toereikendheid van de financiering aan scholen, de ervaring van studenten en de ervaren regeldruk door scholen.8

Voor de uitvoering van het mbo-studentenfonds is in totaal € 10 miljoen toegevoegd aan de lumpsumfinanciering voor mbo-scholen. Scholen hebben afgelopen jaar naar schatting € 8,7 miljoen uitgegeven aan het fonds. Hierin zijn de uitvoeringskosten die scholen voor het fonds maken niet meegenomen. Op basis van deze eerste informatie concludeer ik dat de financiering aan scholen vooralsnog toereikend is. Tegelijkertijd houd ik de vinger aan de pols bij signalen van scholen dat zij een toename in aanvragen gaan zien vanwege de hoge inflatie. Ik blijf daarom de uitgaven van scholen de komende jaren nauwlettend in de gaten houden.

Het eerste beeld is daarmee ook dat studenten vanuit het fonds de ondersteuning krijgen die nodig is. Wel geven studenten aan dat ze soms lang op uitsluitsel van de school moeten wachten bij een aanvraag vlak voor de zomer. Om zeker te zijn dat studenten op tijd hun weg weten te vinden naar het fonds, geef ik uitvoering aan de motie van de leden Van der Graaf en Van der Molen om de bekendheid van het fonds onder studenten te vergroten9. Daarmee verwacht ik dat studenten eerder in het voorjaar een aanvraag zullen doen. Hierdoor krijgen scholen een minder grote aanvraagpiek vlak voor de zomer en kunnen ze studenten eerder duidelijkheid geven.

Een aandachtspunt is de regeldruk voor scholen. Het beoordelen van aanvragen kost tijd en is soms complex. Met name het beoordelen van aanvragen van studenten die onvoldoende geld hebben voor de aanschaf van leermiddelen. Om te stimuleren dat scholen van elkaar leren en zo tot slimmere werkwijzen komen, ga ik samen met de MBO Raad de nodige kennisdeling organiseren. Op deze manier blijf ik het gesprek voeren over welke andere acties eventueel nodig zijn om de regeldruk te verlagen.

Ik blijf deze ontwikkelingen de komende jaren nauwlettend in de gaten houden en kijk welke actie er nodig is. Een volgende uitgebreide evaluatie stuur ik vóór de zomer van 2025 naar uw Kamer.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 35 625, nr. 14.

X Noot
2

Kamerstuk 35 606 nr. 26.

X Noot
3

Kamerstuk 35 771, nr. 12.

X Noot
4

Handelingen II 2019/20, nr. 58, item 25.

X Noot
5

Kamerstuk 35 625, nr. 14.

X Noot
6

Kamerstuk 35 606 nr. 26.

X Noot
7

Kamerstuk 35 771, nr. 12.

X Noot
8

Handelingen II 2019/20, nr. 58, item 25.

X Noot
9

Kamerstuk 31 524, nr. 522.

Naar boven