31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 508 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2022

In deze brief licht ik de belangrijkste bevindingen over de voortgang van het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) in het mbo en hoger onderwijs toe. Ik baseer mij daarbij op de uitkomsten van diverse actuele onderzoeken, waaronder een implementatiemonitor1 die laat zien welke keuzes instellingen maken in de besteding van hun middelen, en een studentenpeiling2 naar studievoortgang en welbevinden van studenten in het mbo en ho. Ik ga allereerst in op de uitvoering van de plannen die de instellingen hebben gemaakt. Vervolgens besteed ik aandacht aan de voortgang op de belangrijkste thema’s: studentenwelzijn, studievertraging, stages3 en de ondersteuning van onderzoekers met een tijdelijk contract. Zo wordt duidelijk hoe studenten, onderzoekers en instellingen ervoor staan. Tenslotte besteed ik kort aandacht aan de activiteiten op het gebied van kennisdeling en kenniscreatie, en verduurzaming van de lessen uit de coronaperiode.

Van start met de uitvoering: een eerste balans

Ruim een jaar geleden, op 17 februari 2021, kondigde het vorige kabinet het Nationaal Programma Onderwijs aan. Een ambitieus plan om de gevolgen van de coronapandemie in het onderwijs op te vangen en te werken aan herstel. Voor het mbo en hoger onderwijs is toen € 2,7 miljard beschikbaar gesteld om studievertraging in te halen, onderzoeken af te ronden en de mentale weerbaarheid van studenten te vergroten. In de zomer van 2021 gingen de instellingen voortvarend aan de slag met het maken van bestedingsplannen, en in het najaar presenteerde ik u een eerste voorgangsrapportage. Daarna volgde echter een nieuwe lockdown en moesten instellingen opnieuw overschakelen op hybride en online onderwijs.

Tijdens gesprekken met studenten en bezoeken aan onderwijsinstellingen in het afgelopen half jaar ben ik onder de indruk geraakt van de flexibiliteit en veerkracht die studenten, docenten en wetenschappers tonen om de gevolgen van coronapandemie het hoofd te bieden. Ik heb daar grote waardering voor. Ik zie echter ook dat de pandemie ontegenzeggelijk een flinke wissel op hen heeft getrokken.

Inmiddels is het 2022. De maatschappij is gelukkig weer open en studenten krijgen weer fysiek les en kunnen hun medestudenten weer zien. Ook stages kunnen weer doorgang vinden. Het is goed om nu, zoals afgesproken, een eerste balans op te maken als het gaat om de uitvoering van de plannen en die met uw Kamer te delen.

De voortgang op hoofdlijnen

Acties en bestedingen

Ik heb laten onderzoeken hoe de uitvoering van het NP Onderwijs ervoor staat in het mbo en hoger onderwijs. Daaruit ontstaat het volgende beeld. De instellingen, docenten en teamleiders hebben hun schouders eronder gezet en zijn voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van de plannen. Uit de monitoring blijkt dat een ruime meerderheid van de geplande acties in uitvoering is. De instellingen geven aan dat een kleine 30 procent van de acties nog niet van start is of zich in de opstartfase bevindt. Over het algemeen zijn de instellingen tevreden over de voortgang en het bereik onder de doelgroepen van de in gang gezette acties.

In de laatste maanden van 2021 hebben onderwijsinstellingen circa € 55 miljoen (11% van het totale NP Onderwijsbudget) van de middelen die zij ontvingen ingezet om studievertraging weg te werken en het mentaal welzijn van studenten te bevorderen. Vooral in het mbo is een daadkrachtige start gemaakt met de uitvoering van de plannen. Van de geplande bestedingen voor 2021 is in deze sector driekwart gerealiseerd, en daarmee circa 16 procent van het totale budget ingezet. In het hbo en wo lag het bestedingsniveau wat lager.

Dat de acties en de daarmee gemoeide bestedingen enigszins achterblijven bij de plannen komt mede doordat instellingen het afgelopen najaar en winter opnieuw te maken kregen met een lockdown. Door een gedwongen pas op de plaats was er weinig ruimte voor herstelactiviteiten. De instellingen hadden op dat moment al hun aandacht nodig voor het beperken van verdere studievertraging en het verzorgen van het (online) onderwijs. Daarnaast is een deel van de instellingen voorzichtig met het aannemen van nieuw personeel vanwege het incidentele karakter van de financiële middelen. De gespannen arbeidsmarkt bemoeilijkt overigens ook het werven van nieuw personeel.

Meer tijd voor herstel

Zoals gezegd geeft een deel van de instellingen aan voorzichtig te zijn in het aantrekken van nieuw personeel. Het is echter voor de uitvoering van het programma van wezenlijk belang dat zij de middelen uit het NP Onderwijs ook daadwerkelijk inzetten voor het werven van (tijdelijk) personeel. En dat zij deze inzet vervlechten met hun strategisch personeelsbeleid. Een groot en langdurig beroep op zittend personeel kan leiden tot verhoogde tijdelijke of permanente uitval. Ik begrijp dat het in de huidige arbeidsmarkt niet makkelijk is om gekwalificeerd personeel te vinden. Desalniettemin roep ik de instellingen op om alles in het werk te stellen om waar nodig nieuw personeel te werven om de plannen tot uitvoering te brengen.

Dat een deel van de acties nog niet is opgestart is begrijpelijk. Op enkele terreinen, met name bij de lerarenopleidingen en coschappen in de medische sector, lopen de acties en bestedingen – ook ten opzichte van andere thema’s – nog achter. Ik verwacht dat in de verdere uitvoering van het programma de instellingen op deze terreinen snel hun acties zullen opschalen. Ik heb hiervoor ook de aandacht van de koepelorganisaties4 gevraagd en doe een beroep op de betrokken instellingen om hieraan prioriteit te geven. Ik vind het ook zaak dat de dialoog met de studenten, met name de kwetsbare studenten, wordt versterkt en geïntensiveerd. Het is een gezamenlijke zoektocht. Ik vraag de instellingen om ook dat gesprek aan te gaan en de komende periode gerichte acties hierop te starten. De instellingen geven aan dat nu de studenten weer terug zijn gekeerd pas echt duidelijk wordt wat hun hulpvraag is.

Verlenging programma

Instellingen geven aan meer tijd nodig te hebben om hun plannen op een verantwoorde manier uit te voeren. Dat blijkt ook uit het feit dat niet alle geplande acties in gang zijn gezet en de bestedingen her en der nog wat achter blijven. Ook studenten geven aan dat zij meer ruimte nodig hebben voor herstel, waarbij te grote haast een averechts effect op hun welbevinden heeft. Ik wil instellingen, studenten, docenten en wetenschappers die tijd dan ook graag gunnen. Daarom merk ik 2023 aan als regulier bestedingsjaar voor de beschikbare middelen uit het NP Onderwijs voor het mbo en ho, en het kalenderjaar 2024 tot zogenoemd «uitloopjaar». De middelen voor het ondersteunen van onderzoekers met een tijdelijk contract kennen al een langere looptijd. De monitoring en evaluatie van het programma worden navenant verlengd. Met deze verlenging van het programma wordt het gemakkelijker voor instellingen om de verbinding te maken met structurele middelen en zaken als natuurlijk personeelsverloop in de organisatie. Ook kunnen we zo gezamenlijk de «geleerde lessen» uit deze bijzondere periode beter borgen.

Ik wil daarbij nog wel benadrukken dat, ondanks de verlenging, daar waar het mogelijk is om studievertraging snel te repareren en het studentenwelzijn snel te verbeteren, dat natuurlijk niet moet worden nagelaten. Dat is in ieders belang. Maar de druk op studenten en docenten mag niet onevenredig hoog worden opgevoerd. Het is zaak om hierin een goede balans te vinden.

Voortgang op de thema’s

Als ik kijk naar de thema’s waarop de instellingen de acties en middelen uit het NP Onderwijs inzetten, zie ik een accentverschuiving ten opzichte van de startmeting in het najaar van 2021. Studentenwelzijn en studievertraging blijven met afstand de belangrijkste investeringsthema’s, maar instellingen geven aan meer te investeren op het thema «studentenwelzijn» dan zij eerder van plan waren. Deze accentverschuiving wordt onderschreven door studenten, docenten en bestuurders. Dat is begrijpelijk, want met het voortduren van de pandemie nam ook de impact op het welbevinden van studenten toe. Nu zij weer terugkeren naar de instellingen wordt pas echt duidelijk wat de impact van twee jaar coronapandemie is geweest.

Ook blijkt uit de huidige tussenmeting dat meer van de NP Onderwijsmiddelen in 2023 zullen worden besteed dan in de startmeting was voorzien. Mede door de nieuwe lockdown eind 2021, de beperkte mogelijkheden om personeel te werven en de beschikbare organisatiekracht zien instellingen zich genoodzaakt hun herstelacties over een langere tijd te spreiden.

Thema: studievertraging

Zoals eerder genoemd zetten de instellingen sterk in op het thema studievertraging. Ik heb ook de studenten zelf laten bevragen over hun ervaringen, zowel als het gaat om studievertraging als hun welzijn. Ruim 30.000 studenten hebben gereflecteerd en daarvoor ben ik hen dankbaar. Studenten geven aan dat de coronamaatregelen een duidelijk effect hebben gehad op hun motivatie om te studeren. Uit de studentenpeiling komt dit gebrek aan motivatie zelfs naar voren als de belangrijkste reden voor studievertraging. Andere redenen die zij zelf aangeven zijn: lesuitval, gemiste stages en de kwaliteit van het online onderwijs.

In april 2022 geeft één op de drie studenten aan nog te maken te hebben met corona-gerelateerde studievertraging. Bij bijna de helft van deze studenten loopt de vertraging op tot meer dan 4 maanden. Dat laatste cijfer is vergelijkbaar met eerdere metingen. Gevraagd naar de hulp die zij van de instellingen krijgen om op schema te blijven geeft een kwart van de vertraagde studenten in het mbo en rond de 15 procent van de ho-studenten geeft aan dat hun instelling hen goed helpt of heeft geholpen om de opgelopen vertraging weg te werken. Een deel van de studenten is echter kritisch. Deze groep (circa 1 op de 3 studenten) zegt niet of niet voldoende hulp te krijgen. Het zijn met name de studenten in een kwetsbare positie die aangeven (meer) hulp te kunnen gebruiken. Er is tevens een aanzienlijke groep studenten (30–35%) die zegt geen formele studievertraging te hebben opgelopen, maar wel het gevoel te hebben de afgelopen periode te weinig te hebben geleerd. Langdurig online onderwijs en de beperkingen die studenten bij de praktijklessen en stages hebben ondervonden kan hier mede debet aan zijn.

Het is belangrijk om oog te houden op studenten met studievertraging. Ik zal daarom – in samenspraak met de instellingen – nader onderzoeken hoe het deze groep studenten met vertraging vergaat, en of zij specifieke hulp nodig hebben5. Het is overigens complex om te bepalen in hoeverre de ervaren vertraging volledig toe te schrijven is aan de coronapandemie. Er kunnen ook andere factoren een rol spelen.

Langer durende extra aandacht

Instellingen verwachten dat ook de komende jaren met elke lichting nieuwe studenten nog substantiële aantallen studenten zullen instromen die extra aandacht nodig hebben. De instroom van nieuwe studenten is de afgelopen twee jaar vooral in het hoger onderwijs groot geweest. Ook de samenstelling van de instroom is veranderd. Door de versoepelingen kiezen studenten eerder voor een hoger opleidingsniveau, daarnaast zijn de studieprestaties van de nieuwe instromers gemiddeld genomen minder goed dan in de pre-corona periode. Studievertraging- en bijspijkerprogramma’s zullen dus nog wel enige tijd aandacht blijven vragen.

Studenten in een kwetsbare positie

Ik merk op dat studenten met een migratieachtergrond en/of ouders in een minder gunstige financiële positie aanmerkelijk (tot ruim twee keer) meer studievertraging ondervinden dan gemiddeld. Dit geldt zowel voor studenten uit het mbo als het hoger onderwijs. Ook ligt het aandeel studenten met langdurige studievertraging onder deze groep beduidend hoger. Zij zijn ook kritischer over de door de instellingen geboden hulp en de kwaliteit van de ondersteuning. Verder vragen studenten met een havo- of mbo-vooropleiding in het hoger onderwijs – als het gaat om studievertraging – extra aandacht.

Al deze studenten verdienen extra inzet vanuit de instellingen. Ik zal met de koepelorganisaties en instellingen deze inzichten delen om juist deze kwetsbare groepen extra aandacht te geven in de verdere uitvoering van het NP Onderwijs.

Waarop zetten de instellingen in?

In alle sectoren liggen de ingezette acties op het gebied van studievertraging in een verder stadium van uitvoering, en de bestedingen op een hoger niveau, dan op andere thema’s, zoals studentenwelzijn of extra begeleiding bij stages. In het mbo overstijgen de ingezette middelen zelfs de initiële voornemens. Het mbo zet in op een breed palet aan acties om studievertraging tegen te gaan, zoals extra begeleiding van studenten bij het afstuderen, het vaker aanbieden van onderwijsmodules en inhaal- en taalcursussen. In het hoger onderwijs, met name het wetenschappelijke onderwijs, wordt vooral ingezet op extra (studie)begeleiding van studenten. Ook hier wil ik erop wijzen dat studenten in een kwetsbare positie met aanmerkelijke studievertraging meer aandacht verdienen. Het feit dat in het wetenschappelijk onderwijs de NP Onderwijsmiddelen tot op heden nauwelijks worden ingezet op de intake en het beter laten landen van nieuwe studenten is eveneens een aandachtspunt.

Samenvattend

Instellingen zijn voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van hun acties om studievertraging weg te werken. Zij zijn daarbij tamelijk tevreden over de voortgang hiervan. Ook de meerderheid van de studenten is tamelijk tevreden over de hulp die zij geboden krijgen van de instellingen. Toch is er ook een groep studenten met een hulpvraag die zich niet, of maar ten dele, geholpen voelt. Instellingen geven zelf ook aan dat het ontsluiten van de precieze hulpvraag een zoektocht is. Nu de studenten weer zijn teruggekeerd naar de instellingen komen zijzelf en hun hulpvragen letterlijk beter «in zicht». Het is zaak dat docenten en teamleiders de gesprekken met hen aangaan en de beschikbare middelen inzetten om in hun hulpvraag te voorzien.

Thema: studentenwelzijn

Met het merendeel van de studenten gaat het in mentaal opzicht redelijk tot goed. Dat neemt niet weg dat circa 1 op de 5 studenten in het mbo en zo’n 1 op de 4 studenten in het hoger onderwijs mentale gezondheidsproblemen kent (studentenpeiling april 2022). Dat uit zich onder meer in gevoelens van neerslachtigheid en zich ongelukkig voelen. Een groep studenten (10–15%) geeft aan dat ze zelfs flink in de put zitten. Studenten zijn ook (zeer) negatief over het effect van de coronamaatregelen op hun motivatie om te studeren en op hun sociale leven.

Intensivering van de problematiek

Ook uit andere bronnen, waaronder het landelijke onderzoek van RIVM, GGD en Trimbos naar studentenwelzijn dat in het voorjaar van 2021 in het hoger onderwijs is uitgevoerd, weten we dat mentale problemen bij studenten zijn toegenomen in de coronajaren. Met name de duur van de pandemie en de daarmee samenhangende beperkingen lijkt de mentale problematiek te hebben verdiept en verbreed. Vooral studenten die zich in een kwetsbare positie bevinden ondervinden (aanmerkelijk) meer mentale problemen. Bij deze groep stapelen problemen zich op, zowel op mentaal gebied als op het gebied van studievertraging. Dat ook een thema als studentenwelzijn een prominente positie verdient in het actiepakket van de instellingen leidt daarom geen twijfel. Dit is iets wat ik gelukkig ook terugzie in de recente accentverschuiving in de plannen die zij hebben ontwikkeld.

Waarop zetten de instellingen in?

De onderwijsinstellingen zijn van plan in totaal een derde van de middelen uit het NP Onderwijs te besteden aan activiteiten op het gebied van studentenwelzijn. Dat doen ze vooral door de supportstructuur voor studenten te versterken en activiteiten te organiseren die voor meer sociale binding zorgen. Met name het hbo springt er positief uit als het gaat om het ondersteuning van studenten. De inzet van studentbegeleiders, well-being officers, sociaal werkers, psychologen en studentdecanen wordt daar flink versterkt. Meer dan in het hbo en wo is er in het mbo ook aandacht voor studenten uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status. De studentenpeiling van april 2022 laat zien dat deze extra aandacht ook nodig is in het hoger onderwijs.

Vertraging en welzijn: twee zijden van de medaille

Er bestaat een sterk verband tussen de opgelopen studievertraging en het welbevinden van studenten. Het zijn zogezegd twee zijden van dezelfde medaille. Verminderd welbevinden en gebrek aan motivatie gaan hand in hand met het achterblijven van studievoortgang. Daarom ben ik blij dat de instellingen in hun aanpak prominent inzetten op beide aspecten. Een evenwichtige aanpak van beide facetten is iets wat onderwijsinstellingen nu in de praktijk vorm moeten gaan geven. Daar waar ik kan zal ik dit ondersteunen met zogenoemde fieldlabs en werkplaatsen voor onderzoek naar kansrijke interventies. Ook in de aanpak voor een mentaal gezond, fit en veerkrachtig Nederland, waar de Kamer deze maand nog over geïnformeerd wordt, zet ik mij samen met het Ministerie van VWS in voor het welzijn van de studenten.

Samenvattend

De onderwijsinstellingen hebben afgelopen half jaar – ook gezien de laatste lockdown – relatief veel geïnvesteerd op het thema «studentenwelzijn». Hun acties lopen volgens de instellingen zelf redelijk volgens planning. Vooral in het hbo wordt ingezet op een ondersteunende «supportstructuur» voor studenten. Met de inspanningen van de instellingen wordt echter nog niet automatisch voldaan aan de volledige vraag van studenten. Net als bij de aanpak van studievertraging is er ook op dit thema extra aandacht nodig voor de studenten in een kwetsbare positie, bij wie problemen op het gebied van welzijn en studievertraging zich opstapelen.

Thema: stages en leerwerplekken

Voor een flink deel van de studenten – met name in het mbo en delen van het hbo – vormt de stageproblematiek een oorzaak van de opgelopen studievertraging. Zo kon een deel van de studenten geen stageplek vinden (17% in het mbo en 12% in het hbo) of kon door bijna een kwart van de studenten bij de stage of leerbaan niet alles gedaan worden wat eigenlijk tijdens die periode gedaan had moeten worden. Dit gold in het bijzonder voor stages in sectoren die door corona (deels) gesloten waren, en voor de zorgsector door gebrek aan begeleidingscapaciteit. Ook was het voor studenten in een kwetsbare positie moeilijker om stages te vinden, waardoor zij vaker studievertraging opliepen. In het hbo liepen de acties en bestedingen enigszins achter op de plannen.

Daling stagetekort

Er zijn vanuit het NP Onderwijs twee geldstromen gericht op stages en leerwerkplekken. Enerzijds de bestedingen binnen de zogenaamde «corona-enveloppe» en anderzijds de ophoging van de subsidie praktijkleren voor leerbedrijven om leerbanen aan te bieden en te begeleiden. Zo zijn onderwijs en bedrijfsleven samen in actie gekomen om de knelpunten zoveel mogelijk weg te nemen, en met succes. Aanvankelijk liep het stagetekort op naar 21.000 plekken begin 2021, maar dit is snel teruggelopen naar 6.300 in november 2021. Tijdens de laatste lockdown liep het aantal weer iets op, maar sindsdien daalde het tekort verder naar 5.330. Ter vergelijking: tijdens de financiële crisis in 2008 liep het aantal stages en leerwerkbanen in het mbo en hbo snel en ver terug, en herstelde zich maar moeizaam. Nu is mede door de proactieve opstellingen van alle betrokkenen de dip bij lange na niet zo diep en lopen herstel en groei voorspoedig.

Ik zie dat onderwijsinstellingen veel in het werk stellen om hun studenten naar een passende stageplek of leerbaan te begeleiden. Daarnaast zetten instellingen in op begeleiding van studenten op de stageplek en op het contact met het werkveld. Helaas is dit door de contactbeperkende maatregelen niet altijd overal gelukt. Ook hebben instellingen zich ingespannen om creatieve oplossingen te bedenken om studenten die geen stage of leerwerkplek konden vinden, toch te voorzien van praktijkervaring, door bijvoorbeeld het creëren van simulatiewerkomgevingen. Het is positief om te zien dat instellingen deze nieuwe vormen van leren ook proberen in te passen in hun curriculum om zo hun flexibiliteit te kunnen vergroten. De instellingen laten er echter geen misverstand over bestaan: reguliere stages en leerwerkplekken hebben de grote voorkeur.

Samenvattend

De uitvoering van de acties en bestedingen op dit thema loopt in het mbo vrij goed. In het hbo kan nog extra actie worden ondernomen. Ik moet daarbij wel opmerken dat de ondersteuningsstructuur voor stages en leerwerkbanen in het mbo ook een langere historie heeft. De gespannen arbeidsmarkt biedt momenteel echter volop kansen om de vertraging die door stagetekorten is veroorzaakt weg te werken. Ik verwacht daarom dat vertraging door stageproblematiek of gebrek aan leerwerkplekken snel tot het verleden behoort. Een mogelijke uitzondering hierop is de zorgsector, want daar spelen bijvoorbeeld de beschikbare plekken en begeleidingscapaciteit een belangrijke rol (zie ook de paragraaf over coschappen en medische stages).

Specifieke thema’s

Naast de meer generieke thema’s zijn er binnen het NP Onderwijs drie meer specifieke bestedingscategorieën, namelijk lerarenopleidingen, coschappen en medische stages en de aanpak jeugdwerkloosheid.

Lerarenopleidingen

Enigszins zorgelijk vind ik de voortgang op het thema lerarenopleidingen. De bestedingen en voortgang op de acties blijven achter bij de andere thema’s, terwijl de studenten aangeven relatief meer studievertraging te ervaren. Het is niet duidelijk hoe dit komt. Het mes snijdt hier bovendien aan twee kanten: elke gediplomeerde student levert een bijdrage aan het bestrijden van het lerarentekort in het funderend onderwijs. Ik wil dan ook een oproep doen aan de instellingen om hier meer op in te zetten. Ik zal deze inzet nauwgezet volgen en hier in het najaar van 2022 op terugkomen.

Coschappen en medische stages

Ook op het thema coschappen en medische stages blijven de acties en bestedingen nog achter, terwijl ongeveer 40 procent van deze studenten aangeeft tijdens corona studievertraging te hebben opgelopen. Wel dient te worden opgemerkt dat door financiële inrichting van de coschappen en medische stages, en administratieve procedures de bestedingen enigszins achter kunnen lopen op de in gang gezette acties. De acties die inmiddels zijn ontplooid zijn gericht op extra onderwijs en het ontsluiten van nieuwe mogelijkheden voor het lopen van coschappen. Het is aan de instellingen om nu snel deze acties op te schalen. Ook hier zal ik de vinger aan de pols houden.

Aanpak jeugdwerkloosheid in het mbo

Uit de cijfers blijkt dat door het gunstige economische tij voor veel afgestudeerde mbo’ers (en zeker ho’ers) de baankansen zich geheel hebben hersteld. Dat geldt echter niet voor alle mbo’ers. Voor mbo’ers in een kwetsbare positie was in juni 2021 de kans op een substantiële baan nog niet hersteld, ondanks een gunstige arbeidsmarkt. Voor deze groep studenten bleef de overgang van school naar werk lastig. Ik blijf dit onderwerp volgen; in de volgende voorgangsrapportage zal ik recentere cijfers presenteren. De instellingen zetten in op intensievere loopbaanoriëntatie en begeleiding en coaching. Naast de middelen uit de corona-enveloppe kunnen de instellingen ook gebruik maken van de subsidies uit de «Aanpak Jeugdwerkloosheid». Een aandachtspunt hierbij is dat een integrale aanpak, waarbij alle partijen goed met elkaar samenwerken, nog niet in alle regio’s goed van de grond komt.

Vertraging onderzoekers

Veel wetenschappelijk onderzoek heeft sinds 2020 door de coronacrisis vertraging opgelopen. Met name bij onderzoekers op een tijdelijk contract is dat problematisch, omdat zij weinig ruimte hebben de verloren tijd in te halen. De totale financiële schade werd bij aanvang van het NP Onderwijs geschat op € 600 miljoen. Ongeveer de helft van de vertraging wordt door de instellingen met inzet van eigen middelen en maatregelen opgevangen. Voor het resterende deel is een beroep gedaan op het kabinet. Binnen het NP Onderwijs is in totaal € 162 miljoen beschikbaar gesteld. We monitoren zowel de bestedingen vanuit het NP Onderwijs, als de eigen inzet van de instellingen.

Besteding is op weg

De implementatiemonitor geeft op basis van een steekproef een eerste schets van de bestedingen van instellingen. Uit deze rapportage blijkt dat alle instellingen goed op weg zijn met de besteding van de middelen. Dat zie ik als positief. Universiteiten, umc’s, KNAW- en NWO-instellingen hebben gemiddeld tussen 25 procent en 58 procent van het beschikbare budget voor 2021 uitgegeven. Met name umc’s lijken ervoor te kiezen een deel van het budget nog vast te houden voor vertraging in nog lopende dienstverbanden, die later dan 2021 tot kosten gaan leiden. Bij hogescholen is voor een andere verdelingssystematiek gekozen (subsidieaanvragen via Regieorgaan SIA). Dat betekent dat sommige hogescholen geen geld hebben aangevraagd, waardoor anderen het vrijgevallen budget hebben kunnen benutten. Zij hebben dat ten volle benut, en soms zelfs al geld uit 2022 gebruikt.

Ik vind het belangrijk dat de middelen zonder omwegen ten goede komen aan wetenschappers werkzaam op een tijdelijk contract en met vertraging als gevolg van de coronapandemie. In het belang van wetenschappelijke carrières en het behoud van onderzoeksresultaten wil ik de instellingen daarom aanmoedigen om wetenschappers zoveel mogelijk ruimte te bieden een aanvraag te doen en hierover actief te communiceren naar de medewerkers. Transparantie over de aanvraagprocedures is hierbij van wezenlijk belang.

Kennisdeling en kenniscreatie

De coronapandemie is voor het onderwijs een uitdagende tijd geweest. Veel instellingen hebben op hun eigen manier invulling gegeven aan het onderwijs in deze periode. Soms «tried and tested» en soms nieuw en experimenteel. Voor de meeste instellingen was het ook een zoektocht naar de juiste inzet of interventies. Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) is gestart om de kennis die is opgedaan tijdens de pandemie te delen, maar ook om nieuwe kennis te ontwikkelen over mogelijk kansrijke interventies. Zo is er een start gemaakt met een fieldlab studievoortgang, waarin wordt geëxperimenteerd met data-gedreven monitoren van studievoortgang in het mbo, en zal er onderzoek worden gedaan naar kansen voor effectief afstandsonderwijs. Ook heeft het NRO inmiddels elf aanvragen ontvangen voor deelname aan NP Onderwijswerkplaatsen. In deze werkplaatsen wordt in regionale samenwerking kennis uitgediept en verrijkt op de belangrijkste NP Onderwijsthema’s. Ik hecht grote waarde aan deze onderzoeken omdat ze instellingen mogelijkheden gaan geven beter onderbouwde keuzes te maken.

Tot slot

Komende maanden ga ik door met het monitoren van de voortgang van de acties en bestedingen in het mbo en hoger onderwijs, waarbij ik zowel de instellingen als de studentenvertegenwoordigers zal bevragen naar hun ervaringen. In het najaar van 2022 zal ik uw Kamer een nieuwe voortgangsrapportage NP Onderwijs sturen, waarin ik tevens de bevindingen uit de jaarverslagen over het jaar 2021 van de onderwijsinstellingen zal verwerken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Zie bijlagen.

X Noot
2

Zie bijlagen.

X Noot
3

Zie bijlagen.

X Noot
4

MBO Raad, Vereniging Hogescholen, Universiteiten van Nederland, NFU, NLU.

X Noot
5

Dit geldt ook, conform toezegging, voor de groep studenten die mogelijk is gaan «zwerven» in het onderwijs als gevolg van versoepeling van het bsa. Zie ook bijlage 1: Tweede voortgangsrapportage mbo-ho.

Naar boven