31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 483 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2020

In december 2019 heeft uw Kamer mijn veranderaanpak keuzedelen ontvangen1. Dit is een belangrijke eerste stap in de richting van een zo responsief mogelijke kwalificatiestructuur, die in kan spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en vragen van de student. In deze brief uit december 2019 heb ik ook aangekondigd op basis van experimenten en pilots te komen met een perspectief op de toekomst van de kwalificatiestructuur. In deze brief schets ik u dit perspectief.

Om de responsiviteit te vergroten neem ik maatregelen om meer ruimte voor maatwerk te creëren in mbo opleidingen. Dit doe ik door studenten de gelegenheid te geven om binnen de opleiding te kiezen voor onderdelen die op dat moment voor hen van belang zijn. Dit kan gaan om actualisatie van de opleiding, oriëntatie, innovatie, verdieping of persoonlijke ontwikkeling. In vergelijking met de huidige situatie kan een groter deel van de inhoud van het onderwijs worden ingevuld op grond van de keuzes van de student. Als het gaat om volwassenen die een deel van een mbo-kwalificatie willen volgen blijf ik inzetten op mbo-certificaten met een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt. Daarnaast verbeteren we de transparantie van de inhoud van kwalificaties. Dit helpt volwassenen die zich moeten omscholen om een beter beeld te krijgen wat zij nog moeten leren.

Dit perspectief op de kwalificatiestructuur sluit goed aan op de visie zoals verwoord in het bestuursakkoord «Trots, vertrouwen en lef» dat ik met de MBO-Raad heb gesloten. In dit bestuursakkoord heb ik samen met de sector onder meer afspraken gemaakt om jongeren nog beter toe te rusten op de veranderende arbeidsmarkt en volwassenen nog beter in staat te stellen om delen van opleidingen in het mbo te volgen. Eind dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de behaalde resultaten van dit bestuursakkoord.

Waarom een nieuw perspectief op de kwalificatiestructuur?

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de samenleving vragen om een flexibel onderwijssysteem dat responsief is en tegelijk herkenbaar blijft. In mijn brief over het ontwikkelperspectief voor het mbo2 heb ik enkele vraagstukken benoemd die hier relevant voor zijn. Het gaat dan o.a. om het accommoderen van grote veranderingen op de arbeidsmarkt. Ook het waarborgen van een toegankelijk aanbod gezien de afnemende aantallen jongeren die instromen in het mbo is een uitdaging die de komende tijd op het mbo afkomt. De arbeidsmarkt vraagt bovendien van ieder individu dat die zijn of haar kennis en vaardigheden gedurende de hele loopbaan actueel houdt. Dat vraagt iets van alle betrokkenen in het stelsel: van onderwijs, van bedrijfsleven, van SBB en van de overheid zelf. Ook de kwalificatiestructuur speelt een essentiële rol om een antwoord te kunnen geven op deze vraagstukken.

De mbo-kwalificatiestructuur is immers de basis voor de onderwijsinhoud van beroepsopleidingen in het mbo. De kwalificatiestructuur bevat alle eisen voor alle mbo-opleidingen, gepresenteerd in een samenhangend geheel. De onderdelen in de kwalificatiestructuur worden door onderwijs en bedrijfsleven in de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), ontwikkeld, getoetst en gevalideerd en uiteindelijk vastgesteld door de Minister van OCW. De scholen ontwikkelen vervolgens hun opleidingen op basis van de eisen in de kwalificatiestructuur.

De grote betrokkenheid van het georganiseerd bedrijfsleven bij de kwalificatiestructuur zorgt voor grote civiele waarde en herkenbaarheid op de arbeidsmarkt. De OESO roemt ook dikwijls het unieke karakter van het Nederlandse beroepsonderwijs. Er is groot draagvlak voor het behouden van één landelijke kwalificatiestructuur als basis voor opleiding en scholing van alle doelgroepen, zowel voor jongeren als voor werkenden en werkzoekenden. Zo schrijft SBB in haar advies over leven lang ontwikkelen, «De kracht van praktijkleren in het mbo»3: «Dat we in ons land één landelijke structuur met civiel effect kennen, biedt houvast voor zowel de student en cursist als voor de arbeidsmarkt.»

Met de huidige kwalificatiestructuur ligt er een goede basis. Een complete herziening is daarom niet nodig, wel zijn er aanpassingen nodig om de responsiviteit te verbeteren. In de afgelopen jaren zijn reeds pilots en experimenten gestart die zoeken naar een nog betere manier om het onderwijs mee te laten bewegen met veranderingen op de arbeidsmarkt. De ervaringen uit pilots mbo-certificaten, de pilots praktijkleren met de praktijkverklaring en de experimenten4 «ruimte voor de regio» en «cross-overs» geven eerste inzichten voor het toekomstperspectief van de kwalificatiestructuur:

  • 1. Sneller inhoud van kwalificaties aanpassen. Positieve ervaringen met de experimenten cross-overs en ruimte voor de regio hebben vaak betrekking op het snel kunnen inspelen op vragen van de arbeidsmarkt. In de experimenten wordt afgeweken van de standaard processen om tot een nieuwe kwalificatie te komen en de doorlooptijd wordt daarmee aanzienlijk verkort. De behoefte om snel tot nieuwe of aangepaste opleidingen te komen, maakt de experimenten een aantrekkelijke route. Dit betekent dat het ook in de toekomst mogelijk moet zijn om snel het opleidingsaanbod mee te laten bewegen met innovatieve ontwikkelingen, zonder concessies te doen aan kwaliteit en civiel effect.

  • 2. Versterken van betrokkenheid en eigenaarschap. Uit de eerste ervaringen met de experimenten met cross-overs en ruimte voor de regio blijkt dat het hebben van invloed op de inhoud van kwalificaties motiverend werkt. Dit geldt zowel voor scholen als voor bedrijfsleven. Een nieuwe manier van werken zorgt echter ook voor uitdagingen. Scholen zijn niet gewend om zelf kwalificaties te formuleren. Expertise van SBB hierbij is nodig. Bij het zelf bedenken van kwalificatie-eisen, initiatief nemen en tijd vrijmaken lopen scholen zo nu en dan tegen hun eigen grenzen aan. Dit vraagt in de toekomst om een werkwijze waarbij SBB en onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk werken aan het tot stand komen van nieuwe kwalificatie-eisen.

  • 3. Meer ruimte voor onderdelen van opleidingen. De ervaringen met de grote betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de pilots mbo-certificaten en de pilots praktijkleren met een praktijkverklaring zijn positief. Dit laat zien dat bij- en omscholing via arbeidsmarktrelevante onderdelen van mbo-opleidingen, kan bijdragen aan het oplossen van regionale en landelijke arbeidsmarktvraagstukken en mobiliteit tussen verschillende sectoren kan bevorderen. In de toekomst gaan we hier dan ook mee door.

Een belangrijke stap die tegemoet komt aan met name de wens tot meer actualiteit en flexibiliteit voor studenten in het initiële beroepsonderwijs, heb ik gezet door middel van mijn veranderaanpak keuzedelen. Met deze aanpak heb ik op basis van de eerste ervaringen met keuzedelen enkele maatregelen in gang gezet om de oorspronkelijke uitgangspunten van de keuzedelen nog beter tot hun recht te laten komen. Zo heb ik besloten dat keuzedelen in de toekomst niet meer landelijk gekoppeld worden aan een kwalificatie. Dit geeft studenten en scholen meer vrijheid om keuzedelen af te stemmen op de individuele behoefte van de student en de vraag van de (regionale) arbeidsmarkt. Dit sluit aan bij het toekomstperspectief van de kwalificatiestructuur dat ik hieronder schets.

Het perspectief op hooflijnen

1. Keuzeruimte voor meer maatwerk

Het perspectief is de kwalificatiestructuur zo door te ontwikkelen dat het gemakkelijker wordt om binnen een mbo-opleiding aan te sluiten op de behoefte van de student en van de arbeidsmarkt. Dit doen we door een uitbreiding van keuzemogelijkheden. De basis van de opleiding blijft bestaan uit kwalificatie-eisen die op de arbeidsmarkt worden herkend. Zeker voor beginnend beroepsbeoefenaren biedt het behalen van een startkwalificatie, herkenbaar voor het bedrijfsleven, de beste garantie voor een duurzame positie op de arbeidsmarkt. Daarnaast komen er meer mogelijkheden voor eigen invulling. Of het nu gaat om actualisatie van de opleiding, regionale ontwikkelingen, bredere oriëntatie, innovatieve ontwikkelingen in een beroep, of vakoverstijgende vaardigheden, zolang de inhoud ergens in het mbo te vinden is, kan de student het kiezen. Op dit moment bieden de keuzedelen deze ruimte. Samen met de mbo-sector ga ik aan de slag om in de toekomst de ruimte voor keuzes groter te maken.

Om ervoor te zorgen dat een keuze gemaakt kan worden uit alle onderdelen van de kwalificatiestructuur moeten deze onderdelen inzichtelijk zijn. Op dit moment is echter niet duidelijk op welke manier de verschillende onderdelen van de kwalificatiestructuur het beste vormgegeven kunnen worden. Er moet bijvoorbeeld oog zijn voor de balans tussen maatwerk en flexibiliteit aan de ene kant en herkenbaarheid en civiel effect aan de andere kant. Welke invalshoek geeft het beste antwoord op welke opleidingsvraag? In 2021 zal ik dit daarom, in samenspraak met alle stakeholders waaronder SBB, nader laten onderzoeken. In de eerste fase laat ik een onafhankelijk, technisch vooronderzoek uitvoeren gericht op criteria voor onderdelen. Vraagstukken die bij dat onderzoek aan de orde kunnen komen zijn o.a. de verhouding tussen bredere sectorgerichte onderdelen en specialistische onderdelen, eigenaarschap, de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt, de gevolgen voor het onderwijs en de uitvoerbaarheid op scholen, in leerbedrijven en bij SBB. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek vraag ik advies aan SBB over de concrete uitwerking en vervolgstappen voor invoering. Ik zal hen ook vragen te reflecteren op de eerste inzichten uit de experimenten wat betreft snelheid in het proces om kwalificaties aan te passen en het versterken van betrokkenheid en eigenaarschap.

Voorbeelden gebruik kwalificatiestructuur in de toekomst

Jim, Elin en Mila volgen de mbo opleiding onderwijsassistent. Jim weet al precies wat hij wil. Na deze opleiding wil hij graag naar de Pabo. Zijn keuzeruimte vult hij dan ook met onderdelen om zich hier op voor te bereiden. Elin heeft een minder helder beeld van de toekomst en twijfelt eigenlijk nog of ze als onderwijsassistent, pedagogisch medewerker of toch als sociaal-cultureel werker voor jongeren aan de slag wil. Bij de start van haar opleiding kiest ze een onderdeel dat in meerdere opleidingen terugkomt. Zo krijgt ze een beter beeld van haar mogelijkheden. De school waar Mila stage loopt werkt nauw samen met een bedrijf dat zich bezig houdt met gezonde voeding, catering op scholen, etc. Ze vult haar keuzeruimte met specifieke onderdelen die ze bij dit bedrijf uitvoert. Zo komt ze nog beter beslagen ten ijs op de arbeidsmarkt.

Bob volgt een bbl-opleiding in de autotechniek bij een bedrijf dat koploper is op het gebied van zelfrijdende auto’s. In zijn keuzeruimte gaat hij zich met behulp van het leerbedrijf volledig specialiseren in deze nieuwe technieken.

2.Meer ruimte om delen van opleidingen te volgen

Het perspectief op de kwalificatiestructuur is dat er voor volwassenen volop ruimte is om (eventueel op zichzelf staande) onderdelen van opleidingen5 te volgen. Dit faciliteert keuzevrijheid voor werkenden en werkzoekenden.

Er is breed draagvlak bij zowel het onderwijs als het bedrijfsleven voor één kwalificatiestructuur voor alle doelgroepen. Door uit te gaan van één kwalificatiestructuur is het goed mogelijk om, met name voor volwassenen, meerdere certificaten te behalen en waar nodig (met vrijstellingen voor behaalde onderdelen en erkenning van werkervaring) alsnog het diploma van de betreffende opleiding te behalen. Bovendien kan door versterking van het onderwijsaanbod voor delen van opleidingen ook beter aangesloten worden op een concrete behoefte aan bij- en omscholing van regionaal en landelijk georganiseerd bedrijfsleven.

Ik ga daarom door met het verbinden van mbo-certificaten aan arbeidsmarktrelevante onderdelen van mbo-kwalificaties. Dit zijn onderdelen waarvan het bedrijfsleven heeft aangegeven dat werknemers inzetbaar worden op nieuwe taken of dat werknemers bestaande taken weer uit kunnen voeren volgens de actuele werkwijzen en standaarden. Ik heb SBB verzocht om, in het kader van het actieplan stages en leerbanen, tijdelijk extra in te zetten op mbo-certificaten. Het is namelijk van groot belang dat, voor sectoren en branches waar op dit moment de vraag naar bij- en omscholing het grootst is, het huidige overzicht van onderdelen waaraan mbo-certificaten zijn verbonden bij het bedrijfsleven onder de aandacht wordt gebracht. Tevens is van belang dat scholen er een onderwijsaanbod op ontwikkelen. Ook zal SBB, waar wenselijk en van betekenis voor de sector, nieuwe mbo-certificaten ontwikkelen die door de scholen te benutten zijn voor bij- en omscholingstrajecten van werkenden en werkzoekenden.

Voor werkenden en werkzoekenden, voor wie het behalen van een mbo-diploma of -certificaat (vooralsnog) niet haalbaar is, kan het volgen van een deel van een mbo-opleiding in de praktijk van het leerbedrijf een goede opstap zijn naar een baan en/of een stimulans vormen verder te leren in het mbo. Bij deze praktijkleerroute op maat wordt de opleiding in ieder geval afgerond met een praktijkverklaring. In een praktijkverklaring geeft een praktijkopleider aan welke werkprocessen de student in het leerbedrijf heeft leren uitvoeren. Vanaf 2019 doet een aantal scholen hiermee ervaring op, in samenwerkingsverbanden met onder meer gemeenten, UWV en een aantal leerbedrijven. De pilotfase wordt in 2020 afgerond. Vanaf 2021 hebben alle scholen de mogelijkheid om onderwijs gericht op het behalen van een praktijkverklaring uit te voeren.

Om de transparantie van de kwalificatiestructuur te vergroten, vraag ik SBB inzichtelijk te maken op welke manier onderdelen herbruikbaar kunnen worden en wat vakoverstijgende, brede elementen van de kwalificatiestructuur zijn. Op die manier krijgen we een beter beeld van (combinaties van) kennis, vaardigheden en competenties die voor verschillende beroepen relevant zijn. Van dit inzicht profiteren werkenden en werkzoekenden die een overstap willen maken naar het werken in een heel andere sector. De bewustwording dat zij door de gevolgde beroepsopleiding al beschikken over skills die elders inzetbaar zijn, kan helpen bij het zetten van nieuwe loopbaanstappen. Tevens kan, door op een juiste manier te werken met vrijstelling voor onderdelen die al behaald zijn (bijvoorbeeld via een mbo-certificaat of erkenning van werkervaring) sneller een volledig mbo-diploma worden bereikt.

Het vergroten van de transparantie in de kwalificatiestructuur is ook van grote meerwaarde voor jongeren die willen switchen van opleiding. Na de overstap hoeft dan minder tijd te worden besteed aan onderdelen die in de eerdere opleiding al aan bod zijn gekomen.

Voorbeeld gebruik kwalificatiestructuur in de toekomst

Sandra (45) werkt in een winkel. Hier is zij o.a. gewend om inkoop- en voorraadbeleid te voeren en contact te hebben met klanten. Deze werkzaamheden voert ze nog steeds graag uit, maar toch is zij toe aan een nieuwe stap in haar carrière. Op de website van SBB kan Sandra gemakkelijk zien in welke beroepen de vaardigheden die bij deze werkzaamheden horen nog meer voorkomen. Ze kan ook direct zien om welke beroepsopleidingen het gaat en welke andere onderdelen ze nog zal moeten leren voor ze een volledig diploma heeft. Ook kan ze zien aan welke onderdelen een certificaat is verbonden vanwege de zelfstandige betekenis van dit onderdeel op de arbeidsmarkt. In overleg met een nieuwe werkgever kan ze kiezen welke onderdelen ze nu al volgt om inzetbaar te zijn en welke wellicht op een later moment nog gevolgd kunnen worden.

Wat zijn de volgende stappen?

Dit perspectief op de kwalificatiestructuur vraagt om een zorgvuldig implementatiepad. Zoals hierboven aangekondigd start ik in 2021 met een vooronderzoek naar het inzichtelijk maken van onderdelen in de mbo-kwalificatiestructuur. Uiteraard worden scholen, georganiseerd bedrijfsleven en SBB hier nauw bij betrokken. Hiermee zet ik een eerste stap naar het realiseren van meer keuzeruimte in mbo-opleidingen. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek vraag ik advies aan SBB over de concrete uitwerking en de vervolgstappen voor invoering. Naar aanleiding van het advies van SBB stel ik een tijdpad vast voor het introduceren van de keuzeruimte. Ik houd hierbij rekening met de eventuele aanpassingen die nodig zijn in de ICT-systemen van scholen en hun (keten)partners. In overleg met de sector verken ik of er onderscheid gemaakt kan worden naar niveau of branche om aanpassingen met voorrang door te voeren. Het introduceren van meer keuzeruimte vraagt om een wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).

Gezien de uitdagingen voor studenten op niveau 2 heb ik SBB al eerder gevraagd om de mogelijkheden te verkennen van een nieuw sectordoorsnijdend dossier Dienstverlenende beroepen. Een breed dossier met specifieke uitstroomkwalificaties kan studenten helpen een beter onderbouwde keuze voor een beroep te maken. Met een brede gemeenschappelijke basis is het voor studenten makkelijker om breder te oriënteren, later te kiezen én om over te stappen, zonder opnieuw te hoeven beginnen. Wel is het belangrijk dat studenten altijd opgeleid worden voor herkenbaar vakmanschap en een arbeidsmarktrelevant diploma. Het advies over de haalbaarheid en wenselijkheid volgt voorjaar 2021.

Voor volwassenen gaat SBB de komende periode door met het samenstellen van mbo-certificaten voor arbeidsmarktrelevante onderdelen van opleidingen op basis van urgente scholingsbehoeften van de regionale en landelijke arbeidsmarkt. Zoals hiervoor is aangegeven, zijn door het kabinet in het tweede steunpakket additionele middelen beschikbaar gesteld om tot extra certificaten te komen waar gezien de coronacrisis nu behoefte aan is. Gelijktijdig hieraan gaat SBB aan de slag met het inzichtelijk maken van sector overstijgende brede elementen op verschillende plekken in de kwalificatiestructuur.

In 2021 komt, in het kader van de steunmaatregelen vanwege de coronacrisis, € 63 miljoen beschikbaar voor bij- en omscholing via praktijkleren in het mbo. Het gaat hierbij om mogelijkheden om werken te combineren met het volgen van een (deel van een) mbo-opleiding gericht op het behalen van een diploma, certificaat of praktijkverklaring. Zogenoemde regionale mobiliteitsteams kunnen dit budget inzetten om werkenden en werkzoekenden alsook kwetsbare schoolverlaters die extra ondersteuning nodig hebben, te begeleiden bij het vinden van nieuw werk. In de voortgangsbrief over leren en ontwikkelen6 en de brief over regionale mobiliteitsteams7 van 30 november 2020 is hier nader op ingegaan.

Het daadwerkelijk vormgeven van een flexibel mbo vraagt ook voldoende verandercapaciteit van mbo-scholen en hun docententeams. De uitdagingen vanwege Covid-19 vragen al veel van de sector. Dat laat echter onverlet dat in het belang van studenten en de arbeidsmarkt het noodzakelijk is om stappen richting een nog flexibeler mbo te zetten. En daarbij volop in gesprek te gaan met regionale partners, onder andere voor het maken van goede afspraken over onderwijs voor volwassenen die hun werk dreigen te verliezen of al geen werk meer hebben. Samen met de sector blijf ik mij inzetten voor een verdere professionalisering, zodat mbo-scholen ook volop gebruik kunnen maken van de geboden ruimte en daarmee een vanzelfsprekende partner in de regio worden. Voor het kerstreces zal uw Kamer een brief ontvangen met een terugblik op het bestuursakkoord mbo. Hierin zal ook nader worden ingegaan op de positie van de mbo-instelling als partner in de regio. Daarnaast ontvangt uw Kamer een brief over het versterken van de kwaliteitszorg in het mbo. Het belang hiervan neemt, naarmate er meer flexibiliteit in het stelsel komt, steeds meer toe.

Voorjaar 2021 ontvangt uw Kamer een brief over de mate waarin de bekostiging toereikend is en de uitkomsten van een verkenning naar een nieuw bekostigingsstelsel in het mbo. Tezamen met dit perspectief op de kwalificatiestructuur vormen dit belangrijke bouwstenen voor een toekomstbestendig mbo-stelsel.

Tot slot

Het mbo is altijd in beweging. Nu misschien wel meer dan ooit. In lastige omstandigheden in het onderwijs en op de arbeidsmarkt bereiden we onze mbo-studenten zo goed mogelijk voor op hun toekomst. Hoe die toekomst er precies uitziet weet niemand, maar wat we wel weten is dat we een mbo-stelsel moeten hebben dat flexibel kan meebewegen met welke toekomstige ontwikkeling er ook op ons af komt. Door de transparantie, responsiviteit en flexibiliteit binnen de kwalificatiestructuur te vergroten dragen we er aan bij dat mbo-studenten ook in de toekomst de gewilde vakkrachten blijven die het nu zijn en dat volwassenen ondersteund worden bij een leven lang ontwikkelen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Bijlage 1: experimenten:

Experiment cross-overs

De arbeidsmarkt is in beweging, nieuwe en bestaande beroepen ontwikkelen zich snel en zijn vaak cross-sectoraal. Het experiment cross-overs geeft instellingen en het (regionale) bedrijfsleven de mogelijkheid om samen te werken en beter in te spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Een cross-over kwalificatie is opgebouwd uit een of meer opleidingsdelen van bestaande kwalificaties. Hierdoor kunnen instellingen snel een nieuwe opleiding ontwikkelen voor (nieuwe) cross-sectorale beroepen waar in de regio vraag naar is, maar waar nog geen passende kwalificatie voor bestaat.

Een instelling kan bij DUO een aanvraag indienen voor een cross-over kwalificatie. Deze aanvraag wordt tevens getoetst door SBB en, indien nodig, de Inspectie van het Onderwijs. Als aan de voorwaarden wordt voldaan krijgen instellingen de gelegenheid om de specifieke cross-over kwalificatie aan te mogen bieden gedurende de loop van het experiment. Op 31 juli 2025 loopt het experiment af. Uit de eerste onderzoeksresultaten kan voorzichtig worden gesteld dat het experiment cross-overs over het algemeen als succesvol wordt ervaren.8

Uit het experiment zal duidelijk moeten worden of er in het veld een behoefte bestaat aan cross-over kwalificaties en of het mogelijk is om deze structureel te regelen. Ook kunnen uit het experiment lessen worden getrokken over bijvoorbeeld de wijze van totstandkoming van kwalificaties en de daarbij betrokken partijen. In 2021 volgt een tussenevaluatie van het experiment.

Experiment ruimte voor de regio

Het experiment ruimte voor de regio is de uitwerking van de – in het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst – voorgenomen verkenning naar de responsiviteit van de kwalificatiestructuur en de mate waarin deze ruimte biedt voor innovatie en regionale invulling van het onderwijsprogramma van opleidingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo-opleidingen).

Met het experiment wordt ruimte geboden aan instellingen om in samenwerking met het (regionale) bedrijfsleven een regionale invulling te geven aan bestaande kwalificaties in het mbo, middels het ontwikkelen van een geregionaliseerde beroepsopleiding.

Doel van het experiment is om te onderzoeken of de aansluiting van het onderwijs op de regionale arbeidsmarkt verbetert door geregionaliseerde beroepsopleidingen te ontwikkelen. Daarbij zal worden gekeken of deze werkwijze het eigenaarschap over het onderwijs bij docenten en werkgevers in de regio vergroot én of het ten goede komt aan de kwaliteit en innovatiekracht van het onderwijs.

De opbouw van een geregionaliseerde beroepsopleiding is anders dan van een reguliere beroepsopleiding. Het bestaat uit een landelijk deel (gebaseerd op een bestaande kwalificatie), een regionaal deel en een regionaal keuzedeel of regulier keuzedeel.

Pilots mbo-certificaten

In het mbo is het voor werkenden en werkzoekenden mogelijk om, in het niet-bekostigd onderwijs, een onderdeel van een mbo-opleiding met een zelfstandige betekenis op de arbeidsmarkt te volgen, dat afgerond wordt met een door OCW erkend mbo-certificaat. Zowel bekostigde als niet-bekostigde mbo-instellingen kunnen, in de derde leerweg, deze certificaattrajecten uitvoeren. Bekostigde instellingen krijgen hiervoor geen bekostiging.

SBB is in 2016 een pilot gestart. De pilot had twee doelstellingen:

  • Het ontwikkelen van een eenduidige, werkbare en breed gedragen methodiek voor het verbinden van certificaten aan keuzedelen en beroepsgerichte onderdelen van een kwalificatie

  • Het opdoen van praktijkervaring met de ontwikkelde werkwijze.

De pilot is in 2020 afgerond en de ontwikkelde methodiek vormt een goede basis voor structurele inbedding van mbo-certificaten in de kwalificatiestructuur.

Inmiddels zijn er 34 van deze certificaten verbonden aan beroepsgerichte onderdelen van mbo-opleidingen van niveau 2, 3 en 4 in de sectoren zorg, horeca, bouw en techniek. Ook is aan ruim 200 keuzedelen een mbo-certificaat verbonden en beschikbaar voor bijscholing van werkenden en werkzoekenden.

Op dit moment is een aantal mbo-scholen bezig om certificaattrajecten te ontwikkelen en uit te voeren, gericht op het behalen van deze mbo-certificaten. De ontwikkeling van deze certificaattrajecten gebeurt in nauwe afstemming met het regionaal bedrijfsleven.

Extra inzet op mbo-certificaten

In de context van de crisis heeft OCW SBB verzocht om, in het kader van het actieplan stages en leerbanen, tijdelijk extra in te zetten op mbo-certificaten. Het is namelijk van groot belang dat, voor sectoren en branches waar op dit moment de vraag naar bij- en omscholing het grootst is, het huidige bestaand aanbod aan mbo-certificaten bij het bedrijfsleven onder de aandacht wordt gebracht. Ook zal SBB, waar wenselijk en van betekenis voor de sector, nieuwe certificaten ontwikkelen die door de mbo-instellingen te benutten zijn voor bij- en omscholingstrajecten van werkenden en werkzoekenden.


X Noot
1

Kamerstuk 31 524, nr. 456

X Noot
2

Kamerstuk 31 511, nr. 38

X Noot
3

SBB, De kracht van praktijkleren in het mbo, impuls aan een leven lang ontwikkelen

X Noot
4

Zie bijlage 1 voor meer uitleg over de experimenten en de pilot mbo-certificaten

X Noot
5

Zowel bekostigde als niet-bekostigde mbo-scholen kunnen studenten aanbieden om een deel van een mbo-opleiding te volgen. Bekostigde mbo-scholen ontvangen hiervoor van OCW geen bekostiging.

X Noot
6

Kamerstuk 30 012, nr. 135

X Noot
7

Kamerbrief Voortgang uitwerking aanvullend sociaal pakket, van 30 november 2020

X Noot
8

Zie voor meer details het rapport Evaluatie experiment «cross-over kwalificaties». Voortgangsrapportage 2020 dat is bijgevoegd bij deze brief. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven