31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 437 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2019

Beroepsonderwijs is cruciaal voor de Nederlandse samenleving met haar voortdurende behoefte aan goed opgeleide vakmensen. Na het primair onderwijs maakt zo’n 50% van de jongeren de overstap naar het vmbo of met een GTL-advies naar een brede brugklas en zet daar de eerste stappen in de beroepskolom. De diversiteit van deze jongeren maakt dat er verschillende routes nodig zijn om deze jongeren het beste uit zichzelf te laten halen en om met zoveel mogelijk bagage het onderwijs uit te kunnen stromen. Om jongeren alle kansen te geven, moeten we ervoor zorgen dat de overgangen zo optimaal mogelijk verlopen. Voor de overgang vmbo-mbo stimuleren we dan ook dat regio’s het beroepsonderwijs meer als één geheel vorm geven. Waardoor alle jongeren al in het voortgezet onderwijs met de praktijk in aanraking komen.

Een vroegtijdige kennismaking met de beroepscontext is van groot belang om jongeren een weloverwogen keuze te laten maken voor een opleidingsrichting en voor hun toekomst. Juist met de hoeveelheid keuzemogelijkheden en doorstroomopties is een gezamenlijke inzet van vmbo en mbo op doorlopende leerroutes en loopbaanoriëntatie en -begeleiding (lob) belangrijk. Op vmbo-scholen die stevig inzetten op samenwerking met het mbo, oriënteren jongeren zich beter op het vervolgonderwijs dankzij onder andere een breed aanbod aan gastlessen door mbo-docenten, alvast meerdere dagen op een ROC mbo-stof te mogen volgen en het gezamenlijk vormgegeven van een doorlopend lob-portfolio. Zulke ervaringen, aangevuld met stages in de beroepspraktijk, helpen jongeren bij het vinden van een onderwijsroute die het beste bij hen past. Onze ambitie is dat alle vmbo-scholen en mbo-instellingen zich hiervoor gezamenlijk inzetten.

Daarnaast maken zowel de veranderende arbeidsmarktvraag als demografische ontwikkelingen het steeds relevanter dat scholen en instellingen samenwerken in de regio, onderling en met bedrijven. Het onderwijs ervaart en onderkent dit zelf ook. In verschillende regio’s is leerlingendaling een relevante reden om samenwerking te verstevigen, omdat besturen scherpere keuzes moeten maken in hun aanbod. Samenwerking tussen vmbo, mbo en bedrijfsleven is geen doel op zich, maar moet dienstbaar zijn aan de maatschappelijke opdracht van het beroepsonderwijs. Gezamenlijk zullen we er voor moeten zorgen dat er voor alle jongeren een voldoende divers aanbod aan beroepsonderwijs is en blijft.

Om deze ambities te bereiken zetten we met het programma sterk beroepsonderwijs in op een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van een toekomstbestendig, gevarieerd en aantrekkelijk aanbod van beroepsonderwijs in de regio. Dit doen we door netwerkvorming te stimuleren (actielijn 1), wettelijke ruimte te bieden voor doorlopende leerroutes vmbo-mbo (actielijn 2), en met een nieuwe leerweg in het vmbo (actielijn 3). We doen dit samen met de sectorraden, waarbij stevig wordt ingezet op betrokkenheid van scholen, instellingen en andere relevante partners voor het beroepsonderwijs.

In mei 2018 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de context van het programma. Met deze brief informeren we uw Kamer over de voortgang op de actielijnen. Ook staan we stil bij afspraken die zijn gemaakt over de samenwerking tussen het praktijkonderwijs en het mbo.1 We staan stil bij de uitbreiding van de pilot Technologie & toepassing, waarmee we ingaan op het schrijven van het Bèta Challenge consortium.2 Tenslotte informeren wij u over de toezegging om in gesprek te gaan met de initiatiefnemers van een tussenjaar.3

Actielijn I: Versterken samenwerken vmbo-mbo in iedere regio

Recente onderzoeken laten zien dat vmbo-scholen en mbo-instellingen steeds meer samenwerken. Uit de laatste rapportage van de procesevaluatie van de invoering van de profielen in het vmbo (2016–2018) komt bijvoorbeeld naar voren dat het regionaal overleg tussen vmbo en mbo steeds vaker plaatsvindt.4 Ook blijkt uit deze meting dat vmbo-scholen vaker in gesprek gaan met mbo-instellingen in de regio, vooral om zicht te krijgen op de regionale arbeidsmarktvraag en ten behoeve van doorlopende routes. Uit de rapportage komt echter ook naar voren dat nog beperkt sprake is van duurzame samenwerking. We zien dat samenwerking regelmatig afhankelijk is van personen. Het is echter een proces dat inzet vraagt van betrokkenen in alle lagen van de organisaties.

Het is echt van groot belang dat partijen in de regio structureel meer gebruik gaan maken van elkaars kennis, expertise en faciliteiten. Daarbij gaat het onder meer om gezamenlijke lob, het slimmer inzetten van elkaars ruimtes en/of apparatuur en om het aanbieden van doorlopende leerroutes voor jongeren die daar bij gebaat zijn. Om dergelijke stappen te zetten is meer gedeeld eigenaarschap nodig. In 2019 en 2020 zetten we dan ook vanuit het programma stevig in op het aanjagen van netwerkvorming en het zorgen voor beweging in verschillende sectoren.

Regio’s worden ondersteund bij het vormen van een beroepsonderwijsnetwerk. Dit doen we deels vanuit het programma sterk beroepsonderwijs en tegelijkertijd via andere beleidstrajecten. Bijvoorbeeld via Sterk techniekonderwijs waarbij vanaf schooljaar 2019–2020 vmbo-scholen in hun regio aan de slag gaan met de gemaakte plannen.5 In diverse techniekregio’s zijn concrete afspraken gemaakt om vmbo-mbo te versterken, door doorlopende leerroutes in te richten of gezamenlijk vakken te ontwikkelen en aan te bieden.

We verwachten dat de samenwerking binnen het technisch beroepsonderwijs een vliegwiel is voor samenwerkingen in andere sectoren.

Daarnaast wordt ingezet op versterking van de samenwerking via de kwaliteitsafspraken in het mbo en het Regionaal investeringsfonds (RIF). In kwaliteitsagenda’s hebben mbo-instellingen samen met scholen en bedrijven in de regio hun ambities voor de komende jaren vastgelegd. In een deel van de agenda’s blijkt de inzet op versterkte samenwerking met toeleverende vmbo-scholen en de inzet op doorlopende leerroutes. Na de zomer wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de inhoud van de agenda’s. Vanuit het RIF zien we steeds meer duurzame samenwerkingsverbanden ontstaan die inzetten op regionale samenwerking tussen het vmbo en het mbo, waaronder het ontwikkelen van gezamenlijk lesmateriaal en/of een doorlopend onderwijsprogramma.

Om de netwerkvorming te faciliteren, hebben we het afgelopen schooljaar diverse informatieproducten beschikbaar gesteld. Deze zijn te raadplegen via www.sterkberoepsonderwijs.nl.6 Ook is de website www.onderwijsregioincijfers.nl gelanceerd. Scholen en instellingen krijgen op deze websites zicht op leerlingenstromen en regionale ontwikkelingen. Zo wordt via stroomdiagrammen per mbo-instelling inzichtelijk van welke vmbo-school jongeren afkomstig zijn.

Actielijn II: Doorlopende leerroutes vmbo-mbo

De huidige wet- en regelgeving biedt ruimte voor samenwerking tussen vmbo-scholen en mbo-instellingen. Wanneer scholen en instellingen echt samen opleidingen willen vormgeven en aanbieden is deze ruimte echter onvoldoende.

Het wetsvoorstel sterk beroepsonderwijs biedt scholen en instellingen de benodigde ruimte om het vmbo en mbo als één geheel aan te bieden, vanaf de bovenbouw in het vmbo tot en met een startkwalificatie in het mbo (niveau 2, 3 of 4). Het wetsvoorstel voorziet ook in een geïntegreerde route vmbo-basisberoepsopleiding, waarin een mbo-2 diploma kan worden behaald zonder dat een vmbo-examen behaald wordt. Nog altijd blijkt dat jongeren in deze routes minder vaak voortijdig de school verlaten; minder switchen; en vaker – en sneller – een startkwalificatie behalen.7

Het wetsvoorstel komt tegemoet aan de diversiteit van jongeren in de beroepskolom. Zo vindt een jongere die behoefte heeft aan meer uitdaging, deze in een doorlopende leerroute waarin het onderwijs verdiept, verrijkt of soms versneld wordt. Deze jongeren stromen beter voorbereid in op de arbeidsmarkt of kunnen sneller door naar vervolgonderwijs (een mbo-opleiding op een hoger niveau of het hbo). Voor jongeren die extra ondersteuning nodig hebben om succesvol een startkwalificatie te halen, biedt de geïntegreerde leerroute uitkomst. Door het vervallen van het vmbo-examen is er in deze route meer ruimte voor maatwerk en extra begeleiding voor de jongeren.

Bij het uitwerken van het wetsvoorstel hebben we zoveel mogelijk geleerd van de ervaringen die sinds 2008 zijn opgedaan tijdens de experimenten met vm2 en doorlopende leerlijnen. Ook zijn de ervaringen met samenwerking tussen scholen en instellingen die niet deelnemen aan experimenten meegenomen.

Tijdens diverse bijeenkomsten met vertegenwoordigers van scholen en instellingen is het voorstel getoetst en aangescherpt. Wij streven er naar dit wetsvoorstel dit najaar aan uw Kamer aan te bieden.

Onze ambitie is dat vanaf 2020 iedere jongere in elke regio op elk niveau terecht kan in een doorlopende leerroute vmbo tot en met mbo, passend bij het regionale onderwijsaanbod. Om scholen en instellingen te ondersteunen bij het vormgeven van doorlopende leerroutes worden dit jaar servicedocumenten en instrumenten gepubliceerd, waaronder een format van een samenwerkingsovereenkomst en modellen voor financiële afspraken. Ook ondersteunen we scholen en instellingen bij het uitwerken van enkele leerroutes, waaronder voorbeeldmatige uitwerking van gezamenlijke onderwijsprogramma’s. Daarnaast zorgen we voor een handreiking waaruit blijkt hoe scholen en instellingen keuzevakken en verwante onderdelen uit kwalificatiedossiers gezamenlijk aan kunnen bieden. Hierdoor hoeven scholen en instellingen niet zelf het wiel uit te vinden. Deze producten worden beschikbaar gesteld via www.sterkberoepsonderwijs.nl

Samenwerking praktijkonderwijs en mbo

Het versterken van beroepsonderwijs is niet beperkt tot de jongeren die starten op het vmbo of het havo. Wij vinden het ook van belang dat jongeren in het praktijkonderwijs (pro) voor wie een entree-opleiding een geschikte vervolgopleiding is, een succesvolle overstap naar het mbo kunnen maken. Daartoe moeten pro-scholen en mbo-instellingen met elkaar in overleg om de best passende route te kunnen vormgeven. Hierbij gelden twee basisprincipes: het aanbieden van de entree-opleiding gebeurt altijd in samenwerking en onder verantwoordelijkheid van het mbo en de samenwerking tussen bekostigde scholen en instellingen is de standaard.

Om de reeds ontstane samenwerking te borgen én nieuwe samenwerkingen te stimuleren, wordt in de wet opgenomen dat het pro in samenwerking met het mbo de entreeopleiding kan aanbieden. Voor dit wetstraject wordt aangesloten bij de kaders die gelden voor doorlopende leerroutes vmbo-mbo. Door de samenwerking pro-mbo wettelijk mogelijk te maken, kan er in elke regio een passend aanbod tot stand komen voor deze jongeren. Over de ontwikkelingen rondom dit wetstraject houden wij u op de hoogte.

Actielijn III: De nieuwe leerweg in het vmbo

Zoals eerder aangegeven is een vroegtijdige kennismaking met de beroepscontext van groot belang om jongeren een weloverwogen keuze te laten maken voor hun toekomst. Beroepsoriëntatie dient dan ook een stevige plek in het programma van alle vmbo’ers te hebben. Om ervoor te zorgen dat vmbo’ers beter worden voorbereid op het vervolgonderwijs – mbo en havo – en om ervoor te zorgen dat jongeren in alle leerwegen in het vmbo praktijkgericht onderwijs volgen, brengen we de gemengde en theoretische leerwegen (GTL) van het vmbo samen in één nieuwe leerweg. In die nieuwe leerweg heeft elke jongere een praktijkgerichte component in het onderwijsprogramma. Het doel van de praktijkgerichte component is om alle jongeren beter voor te bereiden op zowel de keuze als op de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs. De praktijkgerichte component onderscheidt zich daarbij van theoretische vakken doordat leerlingen aan de slag gaan en praktische ervaring opdoen in en buiten de school. Zij leren en ontwikkelen daarbij brede, praktische en beroepsvaardigheden.

Advies over de praktijkgerichte component in de nieuwe leerweg

Begin 2019 heeft de VO-raad samen met Platform-TL, Stichting Platforms VMBO (SPV) en Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO)advies uitgebracht.8 In het advies wordt de noodzaak van het samenvoegen van de leerwegen bevestigd. Door deze leerwegen samen te voegen wordt het vmbo overzichtelijker (drie in plaats van vier leerwegen). Eén leerweg neemt bovendien de verwarring tussen gl, tl en mavo weg en maakt duidelijk dat deze jongeren dezelfde doorstroomperspectieven hebben. Daarnaast spreken partijen zich uit om de praktijkgerichte component een vaste plek in het curriculum van de nieuwe leerweg te geven.9

Wat betreft de invulling van de praktijkgerichte component in de nieuwe leerweg adviseert de VO-raad om praktijkgerichte vaardigheden centraal te stellen, vergelijkbaar met de vaardigheden zoals opgenomen in de kern van de beroepsgerichte programma's en van het concept examenprogramma Technologie & toepassing (T&T). Daarnaast adviseert de Raad om een duidelijke verbinding te maken met lob en geeft hij expliciet mee dat jongeren de praktijkgerichte vaardigheden moeten aanleren binnen realistische praktijkgerichte of beroepsgerichte contexten en opdrachten. Geadviseerd wordt scholen de ruimte te bieden om keuzes te kunnen maken en de praktijkgerichte component af te sluiten met een schoolexamen dat meetelt binnen de uitslagbepaling.

Overige onderdelen uit het advies

De VO-raad krijgt veel signalen dat het huidige aanbod voor tl-leerlingen te weinig ambitieus is. Om die reden heeft de Raad tevens geadviseerd om de nieuwe leerweg te laten bestaan uit zeven vakken, waarbij de praktijkgerichte component erbij komt voor minimaal een dagdeel per week, binnen de huidige onderwijstijd. Om een kwalitatief goed en inhoudelijk uitdagend programma aan te kunnen bieden, is het voor vmbo scholen belangrijk dat het curriculum ruimte biedt. Voor sommige jongeren in de nieuwe leerweg zal het wenselijk zijn om naast de praktijkgerichte component in zes of meer vakken examen te kunnen doen. Voor andere jongeren zal het passender zijn om al met mbo-stof te mogen starten of zich op een andere manier voor te bereiden op het vervolgonderwijs. Daar zullen wij rekening mee houden.

Uit het advies komt tenslotte de wens naar voren om een vergelijkbare component te ontwikkelen voor het havo. Momenteel zijn meerdere havo-scholen bezig met de ontwikkeling van een praktisch vak of beroepsgericht programma. Eén van deze initiatieven is de ontwikkeling van de Vakhavo binnen het Experiment regelluwe scholen po-vo, dat tot en met 2021 loopt.10 We zien de meerwaarde hiervan en volgen deze ontwikkelingen dan ook met belangstelling. Met het oog op aansluiting is het van belang dat ervaringen worden gewisseld tussen de ontwikkeling van de praktijkgerichte component in de nieuwe leerweg en dergelijke havo-initiatieven, zonder elkaar te vertragen.

Beleidsreactie en vervolgstappen

Het advies biedt daarmee zowel op inhoud als draagvlak goede handvaten voor het vervolg.Het advies geeft duidelijke handvatten voor het vervolg. Het bevestigt dat het samenvoegen van de leerwegen noodzakelijk is en dat de praktijkgerichte component een vaste plek moet krijgen in het curriculum van de nieuwe leerweg. Ook de verbinding met het aanleren van vaardigheden binnen praktijkgerichte en beroepsgerichte contexten onderschrijven we. Hier zit de kans om het gehele vmbo beter te laten aansluiten op het vervolg. Bij de vormgeving is het dan ook essentieel dat het vervolgonderwijs meedenkt en een bijdrage levert.

Kader praktijkgerichte component

Over de invulling van de praktijkgerichte component praten we dan ook met de MBO Raad, havo-platform, maar ook met besturen, schoolleiders, decanen, leraren en jongeren. De komende maanden wordt een kader uitgewerkt waaraan de praktijkgerichte component dient te voldoen. Dit doen we met de hiervoor genoemde partijen, het vervolgonderwijs en arbeidsmarktpartijen. Wanneer dit kader gereed is, worden vakken waarvan schoolleiders en leraren aangeven dat ze passen bij de doelstellingen van de praktijkgerichte component hieraan getoetst. Afhankelijk van het aantal vakken dat wordt aangedragen, kan de toetsing dit najaar plaatsvinden. De toetsing gebeurt door een commissie die tevens adviseert bij de ontwikkeling van de nieuwe leerweg. Vakken die in ieder geval getoetst worden zijn Informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg (ITgt), het concept examenprogramma Technologie & toepassing (T&T) en beroepsgerichte examenprogramma’s zoals Dienstverlening & producten (D&P). Na toetsing zal duidelijk zijn of een vak al dan niet voldoet of na doorontwikkeling kan volstaan. Indien het advies doorontwikkelen tot een praktijkgericht vak wordt gegeven, kunnen we het besluit nemen om een of meerdere vakvernieuwingstraject(en) te starten. Met praktijkvakken die in concept gereed zijn, starten in het eerstvolgende schooljaar pilots. De pilot T&T zal hierdoor waarschijnlijk in de loop van 2020 opgaan in het traject van de nieuwe leerweg.

Pilot Technologie & toepassing (T&T)

In 2015–2016 is gestart met de pilot T&T, een nieuw praktijkgericht schoolexamenvak voor de GTL. Vanaf de start van de pilot T&T is ingezet op de ontwikkeling van een vak met het voornemen het vak op termijn breed beschikbaar te stellen. Hiermee is de pilot interessant voor de nieuwe leerweg.

Per schooljaar 2019–2020 is de huidige pilotgroep van 24 scholen uitgebreid met twaalf nieuwe scholen naar 36 scholen. De reden tot uitbreiding is het vergroten van diversiteit onder deelnemende scholen. Met het oog hierop is bij de uitbreiding gekeken naar: spreiding van scholen over het land; type school; onderwijsconcept; en krimpsituatie.11 Op deze manier zorgen we ervoor dat bij de invoering van T&T scholen vanuit verschillende visies, invalshoeken en onderwijsconcepten in staat zijn om dit examenprogramma aan te bieden.

We zijn ons ervan bewust dat de interesse voor de ontwikkeling van dit vak groot is. Niet alleen zijn er meer aanmeldingen voor de pilot ontvangen dan beschikbare plekken, we hebben ook berichten ontvangen van diverse scholen die hebben aangegeven graag op een later moment met T&T te willen starten. Voor de scholen die niet kunnen deelnemen aan de pilot en het vak extra-curriculair aan (willen) bieden, organiseren we in 2019–2020 bijeenkomsten om hen mee te nemen in de ontwikkelingen. Tevens wordt een uitbreidingsmogelijkheid van de pilot voor 2020–2021 bezien bij het opgaan van T&T in de nieuwe leerweg.

Toezegging gesprek over tussenjaar vmbo-mbo

Tijdens het debat met uw Kamer over mbo-vmbo op 12 september 2018 heeft u aandacht gevraagd voor de mogelijkheid van een tussenjaar voor jongeren die hun vmbo-diploma hebben behaald maar nog geen keuze hebben gemaakt voor een vervolgopleiding. Zoals tijdens het debat aangegeven, zijn wij geen voorstander van een onderbreking van de onderwijsroute van jongeren. In gesprek met de initiatiefnemers is gebleken dat het tussenjaar dat zij voor ogen hebben een oriënterend jaar is waarin jongeren na het behalen van een gl-of tl-diploma wel de overstap maken naar het mbo en daar meer tijd krijgen om een mbo-opleiding te kiezen. Daarmee is het geen tussenjaar zonder opleiding zoals jongeren die gaan reizen of werken na het behalen van een diploma. Het onderwijs kent een grote autonomie, ook in de ruimte hoe kwalificatiedossiers worden vertaald naar onderwijs. De initiatiefnemers en enkele instellingen zijn met elkaar in gesprek om die ruimte meer te benutten. Wij hebben afgesproken dat zij ons hierover op de hoogte houden.

Tot slot

De versterking van het beroepsonderwijs is een gedeelde opgave waarbij we nauw optrekken met de MBO Raad en VO-raad, gesteund door Connect Groen, SPV en het Platform-TL. Met deze partijen ondersteunen we op een stimulerende en faciliterende manier vmbo-scholen en mbo-instellingen in de regio bij het realiseren van de ambities van sterk beroepsonderwijs.

Door samenwerking te bevorderen, doorlopende leerroutes vmbo en mbo structureel mogelijk te maken en de gemengde en theoretische leerwegen in het vmbo samen te voegen, kunnen we vanuit onze rol hieraan ons steentje bijdragen. Jongeren, scholen, instellingen en bedrijfsleven blijven we de komende tijd nauw betrekken bij deze sectoroverstijgende vernieuwingstrajecten.

De autonomie van scholen en instellingen is een belangrijke pijler van ons stelsel. Deze autonomie brengt echter ook een belangrijke verantwoordelijkheid met zich mee: de maatschappelijke en gezamenlijke opgave om het beroepsonderwijs te versterken. Dit vraagt om bereidheid om in sommige gevallen over de eigen schaduw heen te stappen. De kracht van de onderwijsketen wordt immers bepaald door de mate waarin we met elkaar het onderwijs weten te verbeteren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken 31 289 en 31 497, nr. 389.

X Noot
2

Brief van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 22 mei 2019.

X Noot
3

Toezegging aan het lid Westerveld (GroenLinks) in Algemeen overleg mbo en vmbo 12 september 2018. (Kamerstukken 31 524 en 30 079, nr. 386)

X Noot
4

ResearchNed, de vernieuwing vmbo: hoe geven scholen vorm aan de nieuwe profielen, keuzevakken en lob?

X Noot
5

Regionale plannen goedgekeurd voor sterk technisch vmbo, 1 juli 2019 (ref: 8904015).

X Noot
6

Naar verwachting komt dit najaar op de site een digitale landkaart van de regionale samenwerking vmbo-mbo te staan. Hiermee kunnen we de komende jaren de versterking van de regionale samenwerking volgen en waar nodig verder stimuleren.

X Noot
7

SEO, Doorlopende leerlijnen vmbo-mbo anno 2018; Vierde monitor vakmanschap-, technologie- en beroepsroutes (17 mei 2019). https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/05/17/doorlopende-leerlijnen-vmbo-mbo-2018

X Noot
9

Niet alleen vbo-scholen, ook categorale mavo’s en scholengemeenschappen zullen de praktijkgerichte component moeten kunnen aanbieden.

X Noot
10

Binnen het experiment regelluw biedt het Calvijn College te Goes een Vakhavo.

Naar boven