31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 435 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 1 juli 2019

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 25 maart 2019 inzake het rapport «Vastgoed mbo; Signalen voor de betaalbaarheid» (Kamerstuk 31 524, nr. 406).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 juni 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, La Rocca

1

Bent u bezig met een pilot over studeren op afstand, zoals e-colleges?

In het kader van het leven lang ontwikkelen beleid wordt gewerkt aan de flexibilisering van het (beroeps)onderwijs, zodat het onderwijsaanbod beter aansluit op de behoeften en wensen van volwassenen. Het gaat bij flexibel onderwijs om onderwijsprogramma’s die aansluiten bij datgene wat werkenden en werkzoekenden qua kennis en vaardigheden al in huis hebben. Wat betreft de vormgeving van het onderwijs (het «hoe») kan het onderwijs plaatsvinden in verschillende leeromgevingen: contactonderwijs, lerend werken en online onderwijs zoals e-colleges.

2

Hoe gaat u de kosten voor onderwijshuisvesting in studentenkrimpgebieden dekken gezien de langetermijnlogica?

Er zijn op dit moment nog geen voornemens om de huidige bekostigingssystematiek in het mbo aan te passen. Recentelijk heb ik wel in het overleg over de Staat van het Onderwijs aangekondigd om met de MBO Raad in gesprek te gaan over de verkenning naar een meer toekomstbestendige mbo-bekostiging. Het onderdeel huisvestingkosten in relatie tot daling van de studentenaantallen wordt meegenomen in deze verkenning. Daarbij zal onder andere gebruik worden gemaakt van de huidige inzichten in de ontwikkeling van de financiële positie van instellingen (het monitoren van de effecten van de daling van de studentenaantallen) en het onderzoek dat de inspectie uitvoert naar de financiële positie van kleine mbo-instellingen. De afronding van dit onderzoek van de inspectie is vertraagd, maar voor het einde van dit jaar zal uw Kamer worden geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek.

3

Hoeveel procent van de onderwijshuisvesting wordt nu gebruikt door studenten?

Dit percentage is niet bekend bij de mbo-sector. Vaak zijn onderwijsondersteunende diensten gehuisvest in delen van gebouwen waar ook onderwijs aan studenten wordt verzorgd. Slechts een enkele mbo-instelling heeft aparte huisvesting waar onderwijsondersteunende diensten zijn gehuisvest.

4

Hoeveel procent van de onderwijshuisvesting verwacht u daadwerkelijk in gebruik te hebben in 2025?

Het is niet mogelijk om hier een voorspelling van te geven, onder meer omdat de onderwijshuisvesting in het mbo in eigendom is van de instellingen (dit in tegenstelling tot het po en vo, waar gemeenten zorgdragen voor onderwijshuisvesting). Daarbij is een dergelijk cijfer afhankelijk van de keuzes die deze mbo-instellingen de komende jaren gaan maken: stoten zij huisvesting af, zetten ze in op nieuwbouw ter vervanging van huidige gebouwen of maken zij andere keuzes zoals meer samenwerking. Tenslotte heeft de mbo-sector de komende jaren ook nog een uitdaging om de mbo-huisvesting meer energieneutraal te maken in het kader van het Klimaatakkoord.

5

Hoeveel onderwijsinstellingen zien hun continuïteit in gevaar komen als gevolg van verkeerde vastgoedbeslissingen?

De onderwijsinspectie houdt toezicht op de financiële continuïteit van onderwijsinstellingen. Indien tijdens hun jaarlijkse risicoanalyse van een onderwijsinstelling of tijdens een andersoortig inspectieonderzoek blijkt dat deze continuïteit in gevaar is, wat mede kan gebeuren door verkeerde vastgoedbeslissingen, dan kan een onderwijsinstelling onder aangepast toezicht worden geplaatst. Op dit moment staat één mbo-instelling onder aangepast financieel toezicht, wat overigens niet komt door verkeerde vastgoedbeslissingen.

6

Hoeveel onderwijsinstellingen hebben begrote negatieve resultaten? Hoe gaat de Minister hiermee om?

Volgens de mbo-benchmark heeft ruim een derde van de mbo-instellingen in 2017 een negatief resultaat behaald. Hierbij is het goed om op te merken dat dit niet problematisch is zolang er sprake is van een incidenteel negatief resultaat en de instelling over voldoende reserves beschikt om dit negatieve resultaat op te vangen. Ook heb ik uw Kamer recentelijk een brief over de signaleringswaarden voor de reserves van onderwijsinstellingen gestuurd. Hierin heb ik aangegeven dat mbo-instellingen realistisch dienen te begroten en hun reserves inzetten voor investeringen in het onderwijs. Daarom mogen en moeten instellingen met te grote reserves zelfs negatief begroten. Die begrotingen moeten ook echt worden gerealiseerd. Dat moet op termijn ook zichtbaar zijn in de meerjarige continuïteitparagrafen van de jaarverslagen in de mbo-sector.

7

Wat is de verwachting voor de komende tien jaar voor de ontwikkeling van de huisvestingslasten als percentage van de totale baten, per mbo-instelling, in cijfers?

Deze vraag kan op dit moment niet worden beantwoord (zie ook het antwoord op vraag 4). De huidige huisvestingsratio in het mbo is de afgelopen jaren redelijk stabiel en laat geen grote schommelingen zien. Goed om op te merken is dat een belangrijke ontwikkeling in het mbo die is van het verschuiven van onderwijs naar locaties van bedrijven en andere werkgevers. Dit in samenhang met digitalisering van het onderwijsproces. Het is goed mogelijk dat deze ontwikkelingen de komende tien jaar zal resulteren in een afnemende behoefte aan huisvesting bij mbo-instellingen.

8

Wat is de stand van zaken rond de uitvoering van de gewijzigde motie-Rog c.s. over de omgekeerde doelmatigheidstoets1?

De gewijzigde motie Rog c.s. vroeg om te onderzoeken op welke wijze een omgekeerde doelmatigheidstoets kan worden ingericht waarbij scholen samen de verantwoordelijkheid krijgen een minimaal dekkend aanbod in de regio in stand te houden. Dit mede vanuit de zorgen over het aanbod van technisch vmbo richting de toekomst. Voor het voortgezet onderwijs is dit meegenomen in de opdracht van de commissie-Dijkgraaf. Deze commissie heeft geadviseerd om te komen tot een krimptoets, waarbij de Minister van regio’s kan vragen inzage te geven in de wijze waarop zij zorg willen dragen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod.2 Op dit moment worden de adviezen van de commissie-Dijkgraaf uitgewerkt. Voor het mbo is al een breed instrumentarium beschikbaar, met enerzijds wetgeving over het onderwijsaanbod en de verplichting voor mbo-scholen om een breed en divers onderwijsaanbod te verzorgen (de breedte-eis). Anderzijds kennen we voor het mbo wetgeving voor wat betreft kleine en unieke opleidingen. Indien een waardevolle kleine en unieke opleiding dreigt te verdwijnen kan besloten worden om een alleenrecht te verstrekken, eventueel in samenhang met een herziening van de prijsfactor van deze opleiding.

9

Welke acties onderneemt u momenteel om het groen onderwijs te helpen toekomstbestendig te worden?

Met de overgang van het groen onderwijs van LNV naar OCW is werk gemaakt van harmonisatie van de bekostiging. Dit heeft geleid tot een meer toekomstbestendige bekostiging, specifiek ook voor de aoc’s. Voor 2018 hebben deze instellingen daarnaast eenmalig 11 miljoen euro ontvangen in het kader van het Bestuursakkoord MBO, waarin tegelijkertijd is afgesproken dat zij in hun kwaliteitsagenda’s nadrukkelijk ook aandacht besteden aan de toekomstbestendigheid van het groene onderwijs. De kwaliteitsagenda’s hebben we ontvangen en beoordeeld. Geconcludeerd kan worden dat alle aoc’s zich oriënteren op samenwerking in de regio, soms met andere aoc’s en vaak ook met andere mbo- en vo-instellingen. Sommige instellingen zetten hierbij al concrete stappen, zoals AOC Nordwin en AOC Aeres die onderzoeken of een fusie mogelijk is. Deze plannen geven daarmee voor nu vertrouwen in de toekomstbestendigheid van het groen onderwijs. Wel zal, zoals is aangekondigd in mijn brief van 13 september 2018, richting de toekomst verkend worden welke aanpassingen van wet- en regelgeving bij kunnen dragen aan de verdere versterking van het groen onderwijs. Ik zal hier komende zomer op terugkomen, zoals ik uw Kamer eerder ook heb toegezegd.

10

Wordt in het mbo, net zoals in het hoger onderwijs, gewerkt met een vaste voet in de bekostiging? Zo ja, wat is de omvang hiervan? Zo neen, overweegt u een vaste voet in te voeren als antwoord op de krimpproblematiek in het mbo?

In het mbo wordt in de huidige bekostiging niet gewerkt met een vaste voet.

Zie verder mijn antwoord op vraag 2.

11

Welke instellingen zijn nog niet helemaal uit de gevarenzone of kampen nog met erfenissen uit het verleden?

Op dit moment staat er nog maar één mbo-instelling onder aangepast financieel toezicht van de inspectie, dit is AOC Nordwin.

12

Welke instelling staat onder aangepast toezicht?

Zie het antwoord bij vraag 11.

13

Wat is de reden dat roc3 Scalda niet is ingetekend op het kaartje bovenaan pagina 10? Is het niet meegenomen in dit onderzoek? Zo ja, wat is de reden hiervan?

ROC Scalda is net als de overige mbo-instellingen opgenomen in het onderzoek. Weliswaar ontbreekt de instelling op de kaart, zoals terecht opmerkt wordt, maar Scalda is dus wel onderdeel van het onderzoek.

14

Waar kan meer informatie gevonden worden over het Informatiecentrum Vastgoed MBO (IVM)? Met welke vragen kunnen instellingen hier terecht? Welke instellingen hebben hoe vaak al informatie opgevraagd? Wordt het IVM vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigd?

Het Informatiecentrum Vastgoed MBO (IVM) is een besloten extranet-omgeving van de MBO Raad. Het IVM biedt juist een platform voor mbo-scholen om kennis en plannen met elkaar te kunnen delen. Het is geen expertisepunt of adviesbureau. Het doel van het IVM is om voor bestuurders, huisvestingsmanagers, financieel managers en andere beslissers rondom vastgoed in het mbo, bestaande informatie te bundelen en onderling beschikbaar te stellen. Door het ontsluiten van deze sectorspecifieke kennis en informatie wil het IVM bijdragen aan betere huisvesting voor studenten en medewerkers én het verkleinen van risico’s bij het vastgoedbeslissingen in het mbo. Het IVM faciliteert collegiale kennisdeling in de mbo-sector. Het IVM wordt niet bekostigd vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar vanuit de MBO Raad.

15

Welke wettelijke belemmeringen zijn er voor mbo- en hogerberoepsonderwijsinstellingen om samen te werken of te fuseren?

Instellingen in het mbo en ho kunnen samenwerken en worden hiertoe ook aangemoedigd. Binnen het mbo gebeurt dit onder andere via het Regionaal investeringsfonds MBO, waarmee publiek private samenwerking aangejaagd wordt. Ook is recent in het mbo het samenwerkingscollege in de wet opgenomen, waarmee het voor instellingen eenvoudiger wordt om samen onderwijs te verzorgen. Wat betreft de samenwerking tussen mbo en hbo biedt de Associate Degree de mogelijkheid om gezamenlijk onderwijs te verzorgen. Voor fusies in het mbo geldt de fusietoets, hierbij wordt de wenselijkheid van de fusie bezien in een breed, integraal (toetsings)kader. De Commissie Macrodoelmatigheid MBO adviseert de Minister op basis van dit toetsingskader over de voorgenomen fusie. Daarbij heeft zij onder andere oog voor de keuzevrijheid van studenten, de toekomstbestendigheid van het onderwijsaanbod en de betrokkenheid van in- en externe stakeholders. Voor het ho worden fusies beoordeeld door de Commissie doelmatigheid hoger onderwijs.


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nr. 405

X Noot
2

Kamerstuk 31 289, nr. 393

X Noot
3

roc: regionaal opleidingscentrum

Naar boven