Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 september 2018
De Subsidieregeling praktijkleren vervalt per 1 januari 2019. In mijn brief aan de
Tweede Kamer van 13 juli 20181 heb ik aangegeven er voor te kiezen om de subsidieregeling voort te zetten in 2019.
Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan dit
voornemen.
De subsidieregeling praktijkleren, die op 1 januari 2014 in werking is getreden, heeft
tot doel werkgevers te stimuleren om praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen aan
te bieden. De subsidie is een tegemoetkoming voor de kosten die een werkgever maakt
voor begeleiding. Mede dankzij de regeling kunnen leerlingen, studenten of werknemers
die een (beroeps)opleiding volgen zich beter voorbereiden op de arbeidsmarkt en kunnen
werkgevers beschikken over beter opgeleid personeel.
Zoals in voorjaarsnota2 is vermeld, heeft OCW voor 2019 een forse financiële opgave liggen als gevolg van
de tegenvallende leerlingen- en studentenramingen. Deze tegenvaller van € 212 mln.
is gedekt in de begroting 2019 van OCW. Ik heb geprobeerd de regeling praktijkleren
hierbij zo veel als mogelijk te ontzien. Desondanks is er sprake van een eenmalige
korting van € 19,5 mln. op de regeling praktijkleren, waardoor er voor 2019 totaal
€ 185 mln. beschikbaar is voor de regeling. Als gevolg van de korting worden de budgetten
voor de verschillende onderwijscategorieën in deze subsidieregeling neerwaarts bijgesteld.
Het maximale subsidiebedrag per gerealiseerde praktijk- of werkleerplaats wordt in
2019 verlaagd van € 2.700 naar € 2.500. In het voorjaar van 2019 zal besluitvorming
plaatsvinden over hoe de regeling voor de schooljaren 2019–2020 en verder zal worden
vormgegeven. Ik kies er daarom voor om de subsidieregeling praktijkleren in 2019 met
één jaar te verlengen.
Ik ben van mening dat deze ingreep te verdedigen is. Gezien de stand van de conjunctuur,
de krapte op de arbeidsmarkt en de uitkomsten van de evaluatie door Regioplan3, waaruit blijkt dat de subsidieregeling voor leerbedrijven niet de belangrijkste
reden is om praktijkleerplaatsen aan te bieden, mag verondersteld worden dat werkgevers
ook met een lagere subsidie blijven voorzien in praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen.
Immers, zij profiteren van het aanbieden van praktijkplaatsen en leerwerkplaatsen
doordat studenten tijdens hun studie al direct aan de slag gaan en na het behalen
van hun diploma voor het overgrote deel werkzaam blijven bij hun leerbedrijf.
Als bijlage bij deze brief treft u aan het ontwerp van de subsidieregeling praktijkleren
voor 2019. Hiermee voldoe ik aan artikel 4.10 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven