31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 334 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 augustus 2017

Hierbij bied ik u aan de eerste meting in het kader van het meerjarige evaluatieprogramma betreffende de inwerkingtreding van de wet Doelmatige Leerwegen mbo1. De rapportage vloeit voort uit de aanvaarding van het amendement van het lid Van Meenen (Kamerstuk 33 187, nr. 28).

De wet Doelmatige Leerwegen, die voortkomt uit het Actieplan mbo Focus op vakmanschap, is op 1 augustus 2014 inwerking getreden.2 Het doel van deze wet is dat instellingen en studenten beter gaan presteren waardoor uitval wordt tegengegaan en het beroepsonderwijs als geheel aantrekkelijker wordt.

In de hierboven genoemde wet is een aantal maatregelen uitgewerkt. Het betreft het verkorten en intensiveren van de beroepsopleidingen, het beëindigen van de drempelloze toelating tot mbo 2-opleidingen, het apart positioneren van de entreeopleiding en de modernisering van de bekostiging. In het voorliggende rapport wordt een impressie gegeven van de eerste ervaringen met de invoering van de wet in het studiejaar 2015–2016. De nadruk ligt op de implementatie van de verschillende maatregelen door instellingen bij de opleidingen en de te verwachten effecten. De komende jaren zal over de daadwerkelijke effecten meer gezegd kunnen worden.

De belangrijkste bevindingen tot nu toe zijn:

  • Het merendeel van de mbo-instellingen heeft de invoering van de maatregelen goed voorbereid en ondervindt weinig problemen in de uitvoering.

  • Wat betreft de intensivering van het onderwijs is bij twee derde van de opleidingen het aantal begeleide onderwijsuren gestegen. Als het intensiveren gecombineerd wordt met andere innovaties in het onderwijs kan dat de kwaliteit van het onderwijs versterken.

  • Er is voor de invoering van de entreeopleiding veel draagvlak onder bestuurders, onderwijsmanagers en docenten. Er worden ten aanzien van deze maatregel positieve effecten gesignaleerd, zoals een betere doorstroom naar mbo-2 en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.

  • Als gevolg van het beëindigen van de drempelloze instroom in mbo-2 opleidingen is bij de helft van de instellingen de intakeprocedure aangepast en ervaren docenten meer transparantie en duidelijkheid rondom de intake.

  • Het merendeel van de instellingen heeft als gevolg van de aanpassing van de bekostigingssystematiek geen knelpunten ondervonden. Wel ervaren instellingen dat er veel maatregelen tegelijk moesten worden ingevoerd. Een positief effect van de nieuwe bekostiging is dat er meer aandacht is gekomen voor het plaatsen van studenten op het juiste niveau, in de juiste leerweg en dat hierdoor de doorstroom binnen de beroepskolom, en dus ook naar het hbo, verbeterd wordt. Tegelijkertijd zijn er ook instellingen die zeggen dat er meer sprake is van «rendementsdenken», maar daarvan zijn verder geen effecten aangetoond. Ik merk hierbij op dat in het Actieplan gelijke kansen in het onderwijs extra middelen zijn vrijgemaakt om mbo-scholen met relatief veel studenten, die langer over hun mbo-opleiding doen, te ondersteunen (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 16). Verder geven instellingen aan geen effecten van de nieuwe bekostiging te zien op het stapelen van opleidingen, switchen of uitval.

De eindrapportage van de evaluatie van de wet Doelmatige Leerwegen is voorzien in 2021.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Wet van 26 juni 2013 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Stb. 2013, nr. 288)

Naar boven