Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juli 2017
Met deze brief doe ik u mijn reactie toekomen op de aangenomen moties, zoals door
u gevraagd in uw brief d.d. 6 juli jl.
– Motie van het lid Wiersma c.s. over een ministeriële regeling met het oog op een
goed vindbare studiebijsluiter (Kamerstuk 31 524, nr. 325)
Ter uitvoering van de motie zal ik zo spoedig mogelijk een ministeriële regeling opstellen
waardoor instellingen een vergelijkbare en goed vindbare studiebijsluiter bij hun
voorlichting gaan hanteren. Ik verwacht de regeling in het voorjaar 2018 te zullen
publiceren in de Staatscourant.
– Motie van het lid Wiersma c.s. over onderzoek naar het lage aantal bbl-plekken (Kamerstuk
31 524, nr. 326)
Het onderzoek naar de daling van het aantal bbl-plekken is reeds (voor een deel) gedaan
in het kader van het eerste deel van het SER-advies «Toekomstgericht beroepsonderwijs».
Conform de motie zal ik een verdiepend vervolgonderzoek laten uitvoeren waarbij specifieke
aandacht zal zijn voor de in de motie genoemde kosten-batenanalyse voor werkgevers en de bekostigingsprikkels van de overheid. De resultaten van het onderzoek
en de kabinetsreactie zullen zo spoedig mogelijk voor het kerstreces 2017 naar de
Kamer worden gestuurd.
– Motie van de leden Kwint en Van den Hul over rechten voor zwangere studenten (Kamerstuk
31 524 nr. 324)
In lijn met de motie is het Ministerie van OCW reeds langere tijd in overleg met de
coalitie studerende moeders (waaronder het steunpunt studerende moeders, proefprocessenfonds
Clara Wichman, FNV vrouw, de Nederlandse Vrouwenraad en Vereniging Vrouw en Recht),
the Public Interest Litigation Project (PILP) en koepelorganisaties (de MBO Raad,
de Vereniging Hogescholen en de VSNU) om te bezien hoe zwangere studentes en jonge
moeders beter kunnen worden ondersteund.
In het najaar vindt er een vervolgoverleg plaats. De verwachting is dat snel daarna
een handreiking kan worden vastgesteld hoe mbo-scholen nog beter rekening kunnen houden
met zwangere studentes en jonge moeders. De Vereniging Hogescholen kiest ervoor om
in zetten op kennisdeling zodat het voor hogescholen duidelijk wordt welke mogelijkheden
er bestaan om ondersteuning te bieden voor deze specifieke doelgroep. De VSNU onderzoekt
welke aanpak wenselijk en noodzakelijk is.
Mede op basis van dat overleg, waar de studentenorganisaties ook voor zullen worden
uitgenodigd, zal een voorstel worden voorbereid waarin ook is opgenomen hoe uitwerking
te geven aan de oproep in de motie. In het najaar zal ik de Tweede Kamer hierover
informeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker