nr. 2
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Den Haag, 12 februari 2009
De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
bieden u bij deze de onderzoeksrapporten inzake het parlementair onderzoek «invoering
competentiegerichte kwalificatiedossiers in het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo)» aan, die zij op 11 februari 2009 in ontvangst hebben genomen.
De doelstelling van dit, door de Kamer uitgezette onderzoek was het inwinnen
van informatie waarmee de Kamer de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers
in het mbo kan beoordelen en in het verdere traject tot weloverwogen beslissingen
kan komen, onder meer over de wetgeving die het sluitstuk vormt van de invoering
van het competentiegericht onderwijs.
De probleemstelling bij het onderzoek luidde als volgt: In hoeverre voldoet
de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers in het mbo aan de eisen die
de Commissie Parlementair Onderzoek Onderwijsvernieuwingen stelt in haar eindrapport «Tijd
voor Onderwijs»? Ofwel, in hoeverre is de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers
in het mbo «Dijsselbloem-proof»?
Deze probleemstelling viel vervolgens uiteen in vier deelvragen, die in
elk van de deelonderzoeken diende te worden beantwoord.
A. In hoeverre zijn de verschillende fasen in het beleidsproces (voorbereiding,
opstelling, besluitvorming, uitvoering en evaluatie) goed doorlopen ten aanzien
van de ontwikkeling en invoering van de kwalificatiedossiers in het mbo (reconstructie
van het proces);1
B. In hoeverre voldoet de inhoud van de kwalificatiedossiers aan de verwachtingen
en in hoeverre zijn de kwalificatiedossiers af te stemmen op het Europees
Kwalificatiekader (internationaal vergelijkend onderzoek);1
C. Voldoet de invoering van de nieuwe kwalificatiedossiers in het mbo
aan de randvoorwaarden geld, tijd en expertise (onderzoek naar randvoorwaarden);1
D. In hoeverre worden de nieuwe kwalificatiedossiers in het mbo breed gedragen door betrokkenen (werkgevers, besturen, schoolleiding, docenten
en leerlingen) (onderzoek naar draagvlak).1
Deelonderzoek (A) is uitgevoerd door het Bureau Overheidsuitgaven en Onderzoek
(BOR) van de Tweede Kamer. Deelonderzoek (B) is uitgevoerd door bureau Kenniscentrum
Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt (KBA). Deelonderzoek (C) is uitgevoerd door
het Instituut voor Onderzoek van Overheidsuitgaven (IOO). Deelonderzoek (D)
is uitgevoerd door bureau Regioplan.
De rapporten zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Van Bochove