Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2013
Op uw verzoek ontvangt u hierbij mijn reactie op de ECBO-publicatie van drieluik «Kansrijk
toelatingsbeleid», die door het ECBO bij brief d.d. 4 april jl. aan u is aangeboden.
In hoofdlijn herhaal ik mijn antwoorden op de vragen van lid Jadnanansing (PvdA) in
mijn brief van 2 april jl. (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1786).
Dit onderzoek is waardevol voor instellingen omdat het de diversiteit en de implicaties
van toelatingsbeleid in beeld brengt. Daarmee biedt het de bve- instellingen een kader
dat zij kunnen gebruiken om hun beleid kritisch te bezien en om ideeën op te doen.
De zorg over selectie aan de poort, die uit de publicatie kan worden geconcludeerd
en wat heeft geleid tot een publicatie in Trouw op 13 maart jl. («Selectie in het
mbo schiet haar doel voorbij»), deel ik niet. Instellingen hebben er belang bij studenten
binnen te halen. Dat zij daarbij streven naar een optimale studiekeuze en een adequate
plaatsing van studenten juich ik toe. Dat mag echter niet ertoe leiden dat degenen
die zijn aangewezen op het beroepsonderwijs buiten de deur worden gehouden. Ik zal
de Inspectie van het Onderwijs vragen de vinger aan de pols houden. Overigens wil
ik benadrukken dat de student een eigen verantwoordelijkheid heeft als het gaat om
het maken van een studiekeuze.
Het wettelijk kader met betrekking tot toelating is helder: bve-instellingen moeten
volgens artikel 1.3.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bij de uitvoering van
hun taak zorgen voor:
-
a. de toegankelijkheid van het onderwijs, in het bijzonder voor kansarme groepen;
-
b. het kunnen aanbieden van doelmatige leerwegen, in het bijzonder door het zorg dragen
voor een zorgvuldige afstemming tussen opleidingen voor educatie en beroepsopleidingen
en
-
c. mogelijkheden voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding.
Die zorgplicht hebben alle bve-instellingen en gezamenlijk moeten zij ervoor zorgen
dat alle jongeren met een vmbo-diploma die zich bij een bve-instelling melden, in
een passende opleiding terechtkomen. Mocht blijken dat er in toenemende mate toelatingsproblematiek
ontstaat, dan zal moeten worden overwogen of voor de bve-instellingen een stringentere
verplichting voor de toelating moet komen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker