31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 161 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 december 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 oktober 2012 over het toezichtkader Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven 2013 – 2015 (Kamerstuk 31 524, nr. 155). Bij brief van 4 december 2012 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

Voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković-van Bemmel

INHOUD

   

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

Regeerakkoord

2

Kwaliteitsborging

2

Kwalificatiedossiers

3

Financiële onafhankelijkheid kenniscentra ten opzichte van ROC’s

3

II

Reactie van de minister

3

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en het toezichtkader. Deze leden merken op dat een toezichtkader een uitvoering van wettelijk beleid is. Afspraken over het te voeren toezicht worden tussen minister en Inspectie van het Onderwijs (hierna: Inspectie) gemaakt. Deze zijn zodanig dat de minister verantwoording kan afleggen aan de Kamer en de Inspectie haar werk kan doen en verantwoording kan afleggen aan de minister. De leden zijn verheugd dat het toezichtmodel risicogestuurd is, zodat de inspectieaandacht van de tweede orde alleen is voor kenniscentra die niet goed functioneren. Zo wordt voorkomen dat instellingen die het goed doen onnodig veel administratieve verplichtingen krijgen uit hoofde van het toezicht. De leden hebben enkele vragen over het toezichtkader en de brief van de minister.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het toezichtkader Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Zij waarderen de kenniscentra als een belangrijke schakel tussen beroepsonderwijs en -praktijk. Het is van groot belang dat beroepsopleidingen daadwerkelijk voorbereiden op de kennis, het inzicht en de vaardigheden die vakmensen nodig hebben in hun beroepspraktijk en wat dat betreft, is het goed dat de Inspectie de kwaliteit van de wijze waarop kenniscentra hun wettelijke taken waarmaken, gaat borgen. Deze leden menen dat de doelstelling hierbij niet moet zijn om een staatsdidactiek voor te schrijven, maar om te waarborgen dat de lesstof voldoende wordt afgestemd op de actuele beroepspraktijk. Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat er geen separaat oordeel wordt gegeven over afzonderlijke kwalificatiedossiers of beroepspraktijkvormingsbedrijven? De leden beschouwen de stages als een essentiële component van beroepsopleidingen. Hoe wordt de kwaliteit van deze beroepspraktijkvorming geborgd? Hoe wordt voorkomen dat de aard en omvang van de kwalificatiedossiers gaat loszingen van de eisen van de beroepspraktijk of de mogelijkheden van het beroepsonderwijs, zo vragen zij.

Regeerakkoord

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het regeerakkoord staat dat kenniscentra in aantal verkleind worden en de taken onder de SBB1 vallen. Zij merken op dat dit lijkt op het systeem van voor 2013. De leden vragen of dat zo is. Moet door het regeerakkoord het toezichtkader aangepast worden en zo ja, hoe is de minister voornemens dit te doen, zo vragen de leden.

Kwaliteitsborging

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken onvoldoende rekening hield met kwaliteitsborging. De leden vernemen graag wat er nu is veranderd in het toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken door kenniscentra zodat die borging wel bestaat.

Kwalificatiedossiers

De leden van de VVD-fractie constateren dat de minister benadrukt dat de kwalificatiedossiers niet separaat beoordeeld worden op kwaliteit. Wie beoordeelt de kwaliteit van deze dossiers? Zijn hier genoeg «checks and balances» in de structuur ingebouwd, zo willen de leden weten.

Financiële onafhankelijkheid kenniscentra ten opzichte van ROC’s

De leden van de VVD-fractie merken op dat, in geval van onregelmatigheden, de Inspectie contact kan opnemen met de kenniscentra. Bij het signaleren van financiële risico’s kan de Inspectie aangepast toezicht instellen. De leden vragen of bij het opstellen van dit toezichtkader al rekening is gehouden met de financiële posities van ROC’s2 en de mogelijke

aanscherping van het toezicht aldaar? Is de financiële onafhankelijkheid van de kenniscentra ten opzichte van ROC's in de financiële problemen voldoende geborgd, zo vragen de genoemde leden.

II Reactie van de minister

Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de PvdA-fractie vragen welke overwegingen eraan ten grondslag liggen dat er geen separaat oordeel wordt gegeven over afzonderlijke kwalificatiedossiers of beroepspraktijkvormingsbedrijven.

De kwalificatiedossiers worden niet separaat beoordeeld door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie), maar wel door de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De SBB heeft hiervoor een Toetsingskamer ingericht (voorheen het Coördinatiepunt), die de kwalificatiedossiers toetst. Na deze toetsing worden de kwalificatiedossiers mij ter vaststelling aangeboden. De dossiers worden bij ministeriële regeling vastgesteld en in de Staatscourant gepubliceerd en kunnen daarna door de instellingen in gebruik worden genomen. Alle kwalificatiedossiers worden dus vooraf afzonderlijk getoetst. Het is dan ook voldoende als de inspectie een steekproef neemt uit de kwalificatiedossiers, waarbij ze vooral beoordeelt op welke wijze het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (hierna: kenniscentrum) uitvoering geeft aan zijn wettelijke taak, zoals opgenomen in de WEB.

Eenzelfde systematiek geldt voor de beoordeling van beroepspraktijkvormingsbedrijven (leerbedrijven). De kenniscentra hebben de wettelijke taak om te beoordelen of de leerbedrijven voldoen aan de door hen vastgestelde criteria. De afzonderlijke oordelen over de kwaliteit van de leerbedrijven worden dus door de kenniscentra gegeven. Aan de hand van het Toezichtkader kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 2013–2015 houdt de inspectie toezicht op de wijze waarop deze taak door de kenniscentra wordt uitgevoerd. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de zorg voor voldoende bpv-plaatsen, een regelmatige beoordeling van de kwaliteit van de bpv-plaatsen en naar de wijze waarop de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming wordt geborgd. De inspectie onderzoekt dit steekproefsgewijs.

Daarnaast houdt de inspectie nog toezicht op de bpv-plaatsen als onderdeel van de beroepsopleiding aan de hand van het Toezichtkader bve 2012. Hierbij wordt gekeken naar de voorbereiding van de studenten en van de bedrijven, de plaatsing van de studenten en de begeleiding door het bedrijf en door de opleiding.

De leden van de PvdA-fractie vragen verder hoe de kwaliteit van deze beroepspraktijkvorming geborgd wordt.

Kortheidshalve verwijs ik graag naar mijn eerdere antwoord.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de aard en omvang van de kwalificatiedossiers gaat loszingen van de eisen van de beroepspraktijk of de mogelijkheden van het beroepsonderwijs.

De wettelijke taak voor het ontwikkelen en beheren van kwalificatiedossiers ligt bij de kenniscentra, die daarvoor paritaire commissies hebben ingesteld. Hierin zijn onderwijs en bedrijfsleven vertegenwoordigd, zodat de kwalificatiedossiers met betrokkenheid van het veld worden ontwikkeld. Het is dus de taak van de kenniscentra, om ervoor te zorgen dat de eisen, die het bedrijfsleven aan een bepaald beroep stelt, in het kwalificatiedossier worden opgenomen.

Bij de ontwikkeling van een kwalificatiedossier wordt overigens goed gekeken naar de eisen van de beroepspraktijk of naar de mogelijkheden van het beroepsonderwijs. Zo wordt bij de ontwikkeling van een kwalificatiedossier gebruik gemaakt van beroepscompetentieprofielen (bcp’s). Een beroepscompetentieprofiel beschrijft de taken van een beroep en de kennis en vaardigheden, die nodig zijn om dat beroep uit te oefenen.

Regeerakkoord

De leden van de VVD-fractie vragen of het toezichtkader door het regeerakkoord moet worden aangepast en hoe de minister voornemens is dit te doen.

Het regeerakkoord wordt de komende periode verder uitgewerkt. Of de uitwerking ook consequenties voor het toezichtkader zal hebben, is op dit moment niet te zeggen. Vooralsnog wordt gewerkt met het huidige toezichtkader.

Kwaliteitsborging

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat het toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken onvoldoende rekening hield met kwaliteitsborging. De leden vernemen graag wat er nu is veranderd in het toezicht op de uitvoering van de wettelijke taken door kenniscentra, zodat die borging wel bestaat.

In het toezicht op de kenniscentra, zoals dat voorheen was vorm gegeven, lag het accent op de uitvoering van de wettelijke taken en werd bij de beoordeling geen rekening gehouden met het systeem van kwaliteitsborging. In het nieuwe Toezichtkader kenniscentra 2013 -2015 is de kwaliteitsborging wel als apart beoordelingsaspect genoemd. Hiervoor zijn inhoudelijke indicatoren en portretten opgenomen. Daarmee wordt in het nieuwe toezicht duidelijk onderscheid gemaakt tussen de kwaliteit van de uitvoering (beoordeling van het resultaat) en de kwaliteitsborging van de wettelijke taken. Hierdoor ontstaat een afzonderlijk beeld van de kwaliteitsborging, waarover een separaat oordeel wordt gegeven. In het nieuwe toezichtkader wordt dus expliciet rekening gehouden met de kwaliteitsborging van de wettelijke taken van de kenniscentra.

Kwalificatiedossiers

De leden van de VVD-fractie constateren dat de minister benadrukt dat de kwalificatiedossiers niet separaat op kwaliteit beoordeeld worden. Zij vragen wie de kwaliteit beoordeelt van deze dossiers en of er voldoende «checks en balances» zijn ingebouwd.

De kwalificatiedossiers worden ontwikkeld door de kenniscentra, die daarvoor paritaire commissies hebben ingesteld. Vervolgens worden ze ter boordeling voorgelegd aan de Toetsingskamer van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De Toetsingskamer beoordeelt in mijn opdracht en onafhankelijk van de SBB elk kwalificatiedossier afzonderlijk. Na toetsing door de Toetsingskamer stel ik de kwalificatiedossiers vast, waarna ze (na publicatie in de Staatscourant) door de instellingen in gebruik kunnen worden genomen. De ontwikkeling en vaststelling van de kwalificatiedossiers kennen dus een uitgebreid systeem van «checks en balances». Daarnaast houdt de inspectie toezicht op de wettelijke taak van de kenniscentra, namelijk de inhoudelijke ontwikkeling van kwalificatiedossiers en het proces van totstandkoming en actualisatie van kwalificatiedossiers. Hiervoor zijn criteria opgenomen in het Toezichtkader kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven 2013–2015.

Financiële onafhankelijkheid kenniscentra ten opzichte van ROC’s

De leden van de VVD-fractie vragen of bij het opstellen van dit toezichtkader al rekening is gehouden met de financiële posities van ROC’s en de mogelijke

aanscherping van het toezicht aldaar. Is de financiële onafhankelijkheid van de kenniscentra ten opzichte van ROC's in de financiële problemen voldoende geborgd, zo vragen de genoemde leden.

Er is een separate bekostiging voor kenniscentra en instellingen. Er is geen enkele financiële relatie tussen kenniscentra en onderwijsinstellingen. Financiële problemen bij een instelling hebben dus geen consequenties voor de kenniscentra.


X Noot
1

SBB: Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

X Noot
2

ROC: regionaal opleidingencentrum

Naar boven