31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie

Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2012

Met deze brief informeer ik uw Kamer – op haar verzoek1 – over de resultaten van de experimenten vmbo mbo-2 (vm2) tot nu toe en mijn plan voor het vervolg.

Met mijn voorstel om nieuwe experimenten doorlopende leerlijnen te starten, geef ik uitwerking aan de afspraak in het Regeerakkoord om «het experiment vm2 structureel voort te zetten en uit te breiden met onder andere Vakcolleges».

De eindevaluatie van de experimenten zal aan het eind van het schooljaar 2012–2013 aan uw Kamer worden gezonden2. De eindevaluatie zal worden betrokken bij de besluitvorming over de vraag of vm2 structureel in wetgeving moet worden opgenomen.

De experimenten vm2

Met de «Tijdelijke regeling subsidiëring experimenten leergang vmbo mbo-2 2008–2013» heb ik scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs de mogelijkheid gegeven om te experimenteren met geïntegreerde leerroutes vanaf leerjaar-3 van de basisberoepsgerichte leerweg (bl) van het vmbo tot en met het diploma van een mbo 2-opleiding. De opleiding vindt plaats op één locatie, onder leiding van één team van docenten en wordt gegeven vanuit één pedagogisch-didactisch concept. Doel van het experiment is te bepalen of toepassing van het vm2-concept bijdraagt aan het verminderen van het voortijdig schoolverlaten (vsv) van leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo bij de overstap naar het mbo.

Inmiddels zijn de leerlingen van het eerste cohort uit 2008–2009 aangekomen in het tweede leerjaar van het mbo. Een deel van de leerlingen uit dit cohort heeft in een verkort traject al een startkwalificatie behaald. Leerlingen uit het cohort 2009–2010 zijn in het eerste leerjaar mbo aangekomen en hebben daarmee ook de «kwetsbare periode» van de lange zomervakantie overbrugd. Vanuit dit perspectief kan ik nu voldoen aan de vraag van de Kamer om meer informatie over vm2 in aanloop naar de eindevaluatie.

De resultaten

Sinds de start van in 2008 worden de experimenten vm2 door het Expertisecentrum beroepsonderwijs (Ecbo) gevolgd met een tweejaarlijkse monitor. De monitor is zowel kwantitatief als kwalitatief van aard. Op basis van cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), vragenlijsten en interviews met deelnemende scholen en instellingen, wordt gekeken of het doel van vm2 wordt gerealiseerd. Onlangs zijn er weer tussentijdse bevindingen aan mij gerapporteerd.

De tussentijdse bevindingen laten zien dat het eerste cohort met de toepassing van vm2 een (significant) lager percentage vsv (13,2%) heeft dan bij het vergelijkingscohort met de «gewone» leerroute vanuit de basisberoepsgerichte leerweg vmbo naar een mbo 2-opleiding het geval is (16,5%). Het aantal leerlingen dat nu via een (verkort) vm2-traject een startkwalificatie heeft, ligt met 16,7% (significant) hoger dan zonder vm2 het geval is (4,3%). De resultaten van het tweede cohort wijzen in dezelfde richting. De aangetoonde verbanden zijn significant. Omdat de analyses gebaseerd zijn op lage deelnemersaantallen wil ik hier nog geen definitieve conclusies aan verbinden. Van de 1 044 leerlingen die in 2008 met het traject zijn gestart, hebben 176 inmiddels een startkwalificatie behaald, 138 hebben het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten (vsv) en 76 zitten in het laatste leerjaar vm2. Relatief veel leerlingen (656) zijn van onderwijsroute gewisseld. Dit «switchgedrag» is in 40% van de gevallen te herleiden tot experimenten die niet van de grond zijn gekomen of die zijn gestopt. Leerlingen die zelf een keuze hebben gemaakt voor een andere leerroute deden dat, omdat de nu door hen gewenste route niet binnen vm2 werd aangeboden. Soms waren ze ook juist aan een «nieuwe» leeromgeving toe.

De goede resultaten zijn niet «vanzelf» gehaald. Gebleken is dat er voldoende inspanning geleverd moet worden door de deelnemende scholen en instellingen om het concept goed in te voeren. Scholen die zich deels of geheel aan het concept van één team, één dak en één locatie hebben gehouden, hebben betere resultaten geboekt dan de scholen die het concept meer «los-vast» hebben ingevoerd.

Redenen voor deelnemende scholen en instellingen om te stoppen met het experiment waren dat de samenwerking tussen het vmbo en het mbo niet goed van de grond kwam (soms ook omdat de intrinsieke motivatie daarvoor ontbrak), dat het opleidingsaanbod te beperkt bleek, dat er geen mogelijkheid voor het aanbieden van een beroepsbegeleidende leerwegroute (bbl) was binnen de experimentele condities of dat er te weinig leerlingen waren om het experiment voor te continueren. Door een dalende instroom in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo (door demografische krimp en toegenomen opstroom) waren deelnemende scholen en instellingen soms genoodzaakt om andere organisatorische keuzes te maken die ten koste gingen van hun maatwerkproject vm2.

Leeropbrengsten vm2

Het experiment levert inzichten op, waarmee bij het vervolg rekening moet worden gehouden. Belangrijk is dat de aanvangscondities juist zijn. Er moet een gedeeld gevoel van noodzaak tot samenwerking zijn en er moet een breed draagvlak zijn op alle niveaus van de organisatie. De vm2-experimenten hebben laten zien dat het van groot belang is dat de soms grote cultuurverschillen tussen de vmbo-school en haar personeel en de mbo-instelling en haar personeel worden overwonnen. Belangrijke toevoegingen voor het welslagen van het experiment zijn: goede afspraken over de bekostiging, een goede loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) en het beschikken over een «zorglijn». Het «ene» dak blijkt niet altijd haalbaar of wenselijk te zijn en na voortschrijdend inzicht weinig doelmatig. Het mbo beschikt vaak over veel betere praktijkvoorzieningen dan het vmbo.

Conclusie

Uit de resultaten tot nu toe blijkt dat vm2 succesvol kan zijn om schooluitval tegen te gaan en om het aantal leerlingen dat een startkwalificatie behaalt, te vergroten. Op basis van het huidige beeld over vm2 ben ik van mening dat goede experimenten voor een doorlopende leerlijn een doorstart verdienen en dat nieuwe plannen, waaruit duidelijk goede samenwerking blijkt, moeten kunnen rekenen op een nadere uitwerkingsmogelijkheid met goede ondersteuning.

Inmiddels is bij uw Kamer het concept van het Experimenteerbesluit vm2 voorgehangen3. Op grond van dit besluit wordt het onder meer mogelijk om met ingang van 1 augustus 2012 te starten met een derde borgingscohort voor de vm2-experimenten. Ik wil hiermee bereiken dat er geen gat valt tussen het experiment vm2 en mijn plannen voor het vervolg.

Het vervolg

In het vervolg op de vm2-experimenten vind ik het nodig om met nieuwe experimenten verder te onderzoeken of een betere doorlopende leerlijn kan bijdragen aan een verbetering van de doorstroom van leerlingen van het vmbo naar het mbo en of daarmee de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs, vooral in de tekortsectoren, kan worden vergroot. Dan kunnen meer leerlingen uitstromen met een beroepskwalificerend diploma.

Bij de uitwerking van nieuwe experimenten doorlopende leerlijnen betrek ik de leeropbrengsten uit vm2. Zo wil ik de voorwaarden voor deelname aanscherpen ten opzichte van vm2. Daarbij stel ik in ieder geval strengere eisen aan de samenwerking tussen het vmbo en het mbo en aan een gezamenlijk plan waarin de vorm en inhoud van de doorlopende leerlijn wordt beschreven. In deze experimenten wordt daarom gewerkt aan geïntegreerde leerwegen en een doelmatigere organisatie van het onderwijsproces. In sommige gevallen is er de mogelijkheid om de opleidingsduur te verkorten.

Concreet denk ik aan 2 typen experimenten:

  • 1) In de eerste plaats een «aangepaste» versie van vm2: de vakmanschaproute. De leerling volgt hier vanaf het derde leerjaar van het vmbo in de basisberoepsgerichte leerweg of de kaderberoepsgerichte leerweg, een geïntegreerde leerroute die opleidt tot een diploma op niveau-2 van het mbo. Dit kan zowel via de beroepsopleidende leerweg (bol) als via de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Met deze uitbreiding van de experimentele condities bied ik ruimte aan de ontwikkeling van Vakcolleges. De vakmanschaproute heeft ondermeer tot doel het voortijdig schoolverlaten verder terug te dringen.

  • 2) In de tweede plaats de technologieroute: de leerling volgt vanaf het derde leerjaar van het vmbo in de gemengde leerweg (gl) of de theoretische leerweg (tl) een geïntegreerde leerroute die opleidt tot een diploma techniek mbo niveau-4. De technologieroute heeft ondermeer tot doel een versnelde aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt in de technieksector te realiseren.

Uw Kamer wordt over de precieze invulling van mijn plannen voor deze nieuwe experimenten nog nader geïnformeerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Handelingen 2011–2012, nr. 76, item 4, kamerstuk 33 116.

X Noot
2

Mijn brief van 6 september 2011 met Kamerstuk 31 524, nr. 117.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2011–2012, 30 079, nr. 34.

Naar boven