31 521 Taxibeleid

Nr. 84 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2015

In het VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi op 4 december 2014 (Handelingen II 2014/15, nr. 23, VAO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de rechterlijke uitspraak inzake Uber.

Die toezegging doe ik hierbij gestand.

De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) heeft Uber op 11 november 2014 een last onder dwangsom (LOD) opgelegd wegens overtreding van de WP2000. Naar aanleiding hiervan heeft Uber:

  • 1. de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van het CBB heeft maandag 8 december 2014 uitspraak gedaan.

  • 2. bezwaar aangetekend bij de ILT tegen de LOD.

Uitspraak voorzieningenrechter

In zijn uitspraak vindt de voorzieningenrechter dat ILT terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat Uber de Wet personenvervoer 2000 heeft overtreden. De rechter oordeelt verder dat er geen reden is de aan Uber opgelegde LOD te schorsen. Dat betekent dat Uber bij elke nieuwe door de ILT geconstateerde overtreding een dwangsom verbeurt van € 10.000,–, tot een maximum van € 100.000,–.

Overwegingen van de rechter zijn onder andere:

  • De rechter vindt dat Uber zich ten onrechte op het standpunt stelt dat UberPOP een vorm van meerijden of carpooling is en daarom niet onder de werking van de Taxiwet valt. De rechter oordeelt dat wel degelijk sprake is van taxivervoer: de betrokken chauffeurs hebben voor hen onbekende personen vervoerd, tegen een door Uber vastgesteld tarief. Er is sprake van een economische activiteit, het personenvervoer heeft plaatsgevonden in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

  • De rechter onderschrijft het standpunt van ILT dat Uber als bedrijf medepleger is van de overtredingen door UberPOP-chauffeurs, omdat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking bij het aanbieden en verrichten van taxivervoer. Uber speelt daarin een belangrijke rol. Zo selecteert Uber de chauffeurs en zorgt voor toegang tot de app, voor zowel chauffeurs als passagiers. Bovendien wordt voor ritten een tarief gevraagd dat via een door Uber ingeschakelde betalingsdienst moet worden voldaan. Uber ontvangt hiervan twintig procent.

  • De voorzieningenrechter stelt dat UberPOP chauffeurs niet beschikken over de wettelijk verplichte taxivergunning en ook niet voldoen aan diverse wettelijke eisen die gelden voor chauffeurs met een taxivergunning

Bezwaar Uber tegen LOD

Het bezwaar van Uber tegen de door ILT opgelegde LOD is in behandeling bij ILT. Mogelijk is de beslissing die naar aanleiding van het bezwaar wordt genomen door ILT voor Uber aanleiding daartegen beroep aan te tekenen bij het CBB.

Tot slot

De uitspraak van de voorzieningenrechter en het handhavend optreden door ILT betekenen niet dat ik alle initiatieven van Uber afwijs. Het is goed dat er innovatieve ontwikkelingen zijn die aansluiten bij de vraag in de markt, mits de kwaliteit en veiligheid voldoende zijn geborgd. Met UberPop heeft Uber echter een initiatief gelanceerd dat niet past binnen de huidige regelgeving.

In de komende maanden wordt de Taxiwet geëvalueerd, daarin komen vanzelfsprekend ook deze actuele ontwikkelingen aan de orde. In de evaluatie brengen we in kaart of er regels zijn die belemmerend werken voor de ontwikkeling van innovaties in de markt die wenselijk zouden kunnen zijn voor de consument.

Ik blijf dan ook in gesprek met Uber om elk initiatief op zijn merites te beoordelen. Mijn beleidsstandpunt over de tussentijdse evaluatie kunt u aan het einde van het eerste kwartaal van 2015 verwachten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld

Naar boven