31 521 Taxibeleid

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2012

Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeer ik u met deze brief over het leerlingenvervoer voor hoogbegaafde leerlingen in het primair onderwijs. Helaas is gebleken dat in het schriftelijk overleg van 5 maart jl. (kamerstuk 31 521, nr. 64) twee vragen van de leden van de fractie van GroenLinks abusievelijk niet zijn beantwoord. Ik maak van de gelegenheid graag gebruik om deze omissie te herstellen.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de positie van hoogbegaafde leerlingen in het onderwijsbeleid. Daarna volgt een korte beschrijving van de regeling rond het leerlingenvervoer. Ten slotte wordt de relatie tussen hoogbegaafde leerlingen en leerlingenvervoer geschetst.

Hoogbegaafde leerlingen in het onderwijsbeleid

In de actieplannen «Basis voor presteren» en «Beter presteren» is uiteengezet dat excellente leerlingen een belangrijke plaats innemen in het onderwijsbeleid. Dit past in mijn streven naar een meer ambitieuze leercultuur in alle onderwijssectoren, dus ook in het primair onderwijs. Bij excellente leerlingen gaat het mij om de 20% (in potentie) best presterende leerlingen. De reden dat ik mij niet alleen op de hoogbegaafde leerlingen richt, maar op de bredere groep excellente leerlingen, is dat uit onderzoek blijkt dat onze best presterende leerlingen minder goed presteren in vergelijking met de best presterende leerlingen in het buitenland (TIMSS en PIRLS). Om al het talent te benutten, is het daarom van belang om onderpresteren van alle excellente leerlingen tegen te gaan.

In het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012–2015 heb ik met de sector de ambitie vastgelegd dat alle basisscholen een uitdagend aanbod bieden voor de cognitief meest talentvolle leerlingen en voor hoogbegaafde leerlingen. Volgens een rapport van de Inspectie van het Onderwijs had in 2010 70% van de basisscholen zo’n aanbod. Het streefdoel voor 2015 is dat 90% van de basisscholen een dergelijk aanbod heeft. Daarnaast is de ambitie om de eindresultaten van excellente leerlingen verder te verbeteren.

Voor de realisatie van deze ambitie ontvangen schoolbesturen via de prestatiebox aanvullende financiële ruimte om de geformuleerde ambities te realiseren. Voor excellentie is een bedrag in de prestatiebox opgenomen oplopend tot € 30 miljoen (voor PO en VO) per jaar. Scholen worden via het programma School aan Zet gestimuleerd om de landelijke ambities en prioriteiten naar doelen te vertalen die passen bij de wensen en mogelijkheden van de eigen organisatie. Bij het thema excellentie is er specifieke aandacht voor vroegtijdige signalering van excellente leerlingen, wetenschappelijke onderbouwing van (nieuwe) praktijken om excellente leerlingen tot grotere prestaties te brengen en professionalisering van leerkrachten op het gebied van excellentie.

Niet alle scholen zullen eenzelfde programma voor hun excellente leerlingen aanbieden. Er zijn verschillende opties denkbaar; scholen geven hun eigen invulling aan het aanbod dat zij verzorgen. Er zijn overigens geen scholen die alleen voor hoogbegaafden openstaan.

Regeling leerlingenvervoer

In de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd onder welke voorwaarden een gemeente aan ouders van een leerling een vergoeding moet verstrekken voor de kosten van vervoer voor schoolbezoek. Ouders kunnen een vergoeding aanvraag voor de kosten van het vervoer van de woning van de leerling naar de «dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke basisschool of speciale school voor basisonderwijs». Een gemeentelijke regeling mag verder geen onderscheid maken tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Eveneens moet een gemeentelijke regeling de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze van een school eerbiedigen.

Leerlingenvervoer voor hoogbegaafden

Het uitgangspunt van mijn excellentiebeleid is dat elke basisschool een aanbod voor excellente leerlingen heeft; dus ook een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor zijn er in principe geen extra regels nodig voor deze leerlingen als het gaat om leerlingenvervoer.

Er zijn twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer.

Een eerste situatie waarin voor een hoogbegaafde leerling een aanvraag voor leerlingenvervoer kan worden ingediend, is als die leerling ten gevolge van een handicap niet zelfstandig kan reizen en als die leerling is aangewezen op een school op afstand.

Een andere situatie die zich voor kan doen is dat de dichtstbijzijnde basisschool (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden. In die situatie kan een leerling ook een aanvraag bij de gemeenten indienen voor tegemoetkoming in de vervoerskosten.

Het is aan de gemeente – als verantwoordelijke voor het leerlingenvervoer – om uitvoering aan de regeling te geven, inclusief de vaststelling dat een verder gelegen school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is met een passend aanbod. De gemeente draagt hiervan ook de financiële consequenties.

Gezien het bovenstaande, zie ik geen aanleiding om de wettelijke regeling omtrent het leerlingenvervoer verder uit te breiden. Een betere werkwijze is de ingezette beweging om het aantal scholen uit te breiden dat een aanbod heeft voor excellente/hoogbegaafde leerlingen waardoor zij ondersteund worden in hun ontwikkeling. Via de hiervoor genoemde prestatiebox en het programma School aan Zet krijgen scholen ondersteuning om een dergelijk aanbod te kunnen verzorgen. Hierdoor worden deze leerlingen geen uitzondering, maar wordt het

juist uitgangspunt dat basisscholen in staat zijn om hoogbegaafde leerlingen te kunnen opvangen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven