31 516 Beleidsdoorlichting Defensie

Nr. 43 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 september 2024

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, het rapport aan naar aanleiding van de beleidsdoorlichting over «De Nederlandse deelname aan de Fleet Operational Standards and Training (FOST)». De huidige mondiale veiligheidssituatie laat eens te meer zien hoe belangrijk de Nederlandse inzet is voor veiligheid op en vanuit zee. De Koninklijke Marine zet zich met vloot en mariniers wereldwijd in, zoals de inzet van de Hr. Ms. Karel Doorman en Zr. Ms. Tromp ter beveiliging van de vrije doorvaart in de Rode Zee. Europese en internationale samenwerking is van groot belang om de Nederlandse Marine flexibel en wendbaar te kunnen inzetten. FOST levert een belangrijke bijdrage om onze mensen voor te bereiden op het belangrijke werk dat zij doen.

Over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting, gebaseerd op de Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE, 2022) is uw Kamer geïnformeerd in de brief van 4 september 2023 (Kamerstuk 31 516, nr. 39). De Vaste Commissie van Defensie heeft in antwoord op die brief een aantal vragen ter nadere toelichting gesteld (brief nr. 2023Z15676/2023D39514 van 28 september 2023). Die vragen zijn daarop door mij beantwoord (brief nr. BS2023029545 van 26 oktober 2023).

De beleidsdoorlichting is begeleid door een onafhankelijke deskundige om de kwaliteit en onafhankelijkheid van het onderzoek te waarborgen. De centrale onderzoeksvraag van deze beleidsdoorlichting luidt:

In hoeverre is de Nederlandse deelname aan FOST als onderdeel van de gereedstelling doeltreffend en doelmatig, en welke factoren zijn hierop van invloed?

Ik heb kennis genomen van de beantwoording van de onderzoeksvragen en de in het rapport geïdentificeerde «best practices» en leerpunten. De best practices en leerpunten worden gedeeld binnen het CZSK zodat waar mogelijk ook de Mijnendienst en Onderzeedienst daarmee hun voordeel kunnen doen bij de gereedstelling van hun eenheden.

Bevindingen beleidsdoorlichting

FOST is een binnen de Britse Royal Navy (RN) geoormerkte organisatie voor het gereedstellen van schepen. FOST verzorgt trainingsprogramma’s voor marines van partnerlanden, zoals bijvoorbeeld voor België, Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Portugal en de Verenigde Staten. Uit het onderzoek is gebleken dat het opwerken van GBW eenheden bij FOST doeltreffend en doelmatig is. Er is gebleken dat nagenoeg alle GBW-eenheden die aan FOST hebben deelgenomen, het beoogde niveau van geoefendheid hebben bereikt en vervolgens door commandant Sea Training Command (C-STC) zijn aangemerkt als operationeel gereed. Nederlandse schepen scoren bovengemiddeld in vergelijking met de resultaten van andere marines. Dat valt deels te verklaren uit het voorbereidingstraject van het CZSK, waarbij op systematische wijze aandacht wordt besteed aan de personele- en materiële gereedheid alsook aan de geoefendheid, alvorens de eenheden naar FOST te sturen voor afronding van het gereedstellingstraject. Factoren die van invloed zijn op de doeltreffendheid van de training zijn ten eerste dat de training met behulp van de inbreng van de commandant wordt toegesneden op de behoefte van de bemanning (maatwerk in plaats van generiek). Een tweede factor is dat FOST de vereiste enablers samenbrengt waardoor het trainingsprogramma een hoog realiteitsgehalte krijgt. Ten derde beschikt FOST over zeer ervaren instructeurs met diepe achtergrondkennis van de te trainen onderwerpen. Dat komt de kwaliteit van de training ten goede. En ten vierde biedt de programmering de flexibiliteit om extra aandacht te besteden aan oefenstof waarvoor dat na behandeling volgens het oefenprogramma toch nog nodig blijkt.

Het rapport geeft aan dat een belangrijk voordeel van trainen bij FOST is dat het een gespecialiseerde trainingsorganisatie is. Het CZSK maakt al gebruik van FOST sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. FOST brengt schaarse middelen bijeen om uitvoering te kunnen geven aan de training van de eenheden op zee en verzorgt daarnaast de benodigde coördinatie met de civiele zee- en luchtvaart in en boven het oefengebied om de training veilig te laten verlopen. Het CZSK heeft in de huidige omvang niet de benodigde hoeveelheid eenheden en enablers om het laatste deel van het gereedstellingstraject, onder vergelijkbare omstandigheden als bij FOST, in eigen beheer uit te voeren. Daarvoor komt het de benodigde trainingsmiddelen te kort.

De bij FOST afgenomen training voor Nederlandse GBW-eenheden wordt volgens de gemaakte onderlinge afspraken financieel gecompenseerd door ondersteuning van FOST met de inzet van Nederlandse onderzeeboten en maritieme helikopters. Uit de onderzochte gegevens blijkt dat de additionele kosten die het CZSK daarvoor maakt, geringer zijn dan indien de training conform de door FOST in rekening gebrachte tarieven zou worden betaald. Bovendien levert de ondersteuning door Nederlandse onderzeeboten en maritieme helikopters ook trainingsrendement op voor de bemanningen.

Opvolging van de bevindingen

Het rapport bevat twee voorbeelden van best practices en noemt drie leerpunten. Het eerste voorbeeld van best practice betreft de systematische wijze waarop aandacht wordt geschonken aan het opbouwen van de personele gereedheid (PG), materiële gereedheid (MG) en geoefendheid (GO). Dit zijn de drie elementen die gezamenlijk bijdragen aan de operationele gereedheid (OG) van de eenheden van het CZSK.

Het tweede voorbeeld van best practice betreft uitvoering van een deel van de training door een internationale, strategische partner die beschikt over de kennis en middelen om daaraan op zeer professionele wijze invulling aan te geven. Deze aanpak past in het beleid om samen te werken met partners en bondgenoten, want samenwerking levert voordelen op. Net zoals andere vormen van samenwerking zorgt FOST voor verbetering van standaardisatie en interoperabiliteit. Dit versterkt de gezamenlijke slagkracht.

De onderkende leerpunten hebben betrekking op het behalen en behouden van de OG. Deze punten zullen worden meegenomen om de OG van de GBW-eenheden verder te verbeteren.

  • 1. Instandhouding personele samenstelling na FOST.

    Binnen het personeelssysteem van Defensie wordt een plaatsingsduur van drie jaar gehanteerd. CZSK streeft ernaar om na afronding van een FOST de personele wisselingen binnen de bemanning te minimaliseren om de PG, en daarmee de OG, zo lang mogelijk op niveau te houden. Een voorbeeld hiervan is het aanbieden van een langere plaatsingsduur of het tussentijds verlengen van de plaatsingsduur van sleutelfunctionarissen. Dat is niet altijd mogelijk wegens carrièrepaden en persoonlijke omstandigheden Ook wordt in overweging meegenomen dat het wisselen van sleutelfunctionarissen niet «en bloc» gebeurt waardoor kennis en ervaring in een keer verdwijnt, maar gefaseerd wordt uitgevoerd. Nieuwe bemanningsleden kunnen zo ingewerkt en opgenomen worden in de gereed gestelde eenheid zonder dat de operationele effectiviteit van de eenheid veel afneemt.

  • 2. Invoering simulatie ter ondersteuning van de training.

  • 3. Bijeenbrengen van voldoende eenheden en enablers om het trainingsrendement hoog te houden. De zogenaamde enablers zijn bijvoorbeeld onderzeeboten, logistieke schepen en boordhelikopters. CZSK streeft er bijvoorbeeld naar om een GBW-eenheid in het opwerktraject te voorzien van een organieke boordhelikopter. De integratie van helikopteroperaties in het optreden van het schip is van groot belang voor een daadwerkelijke inzet. Omdat de beschikbaarheid van eigen enablers niet altijd gegarandeerd is, levert het oefenen bij FOST meerwaarde omdat daar gebruik kan worden gemaakt van boordhelikopters, logistieke schepen en onderzeeboten van deelnemende partnerlanden. De uitwisseling van enablers tussen de diverse internationale partnereenheden levert niet alleen meerwaarde voor het trainingsrendement, maar ook voor de internationale samenwerking en interoperabiliteit.

De beleidsdoorlichting kent geen extra financiële verplichtingen voor Defensie. Het verwerken van de leerpunten en best practices kan binnen de huidige organisatie en financiële kaders. Eventuele aanpassingen die in de toekomst nodig blijken, volgen het reguliere besluitvormingsproces.

De Minister van Defensie, R.P. Brekelmans

Naar boven