nr. 9
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG
Ontvangen 9 december 2008
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader verslag van de
vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat met betrekking tot het onderhavige
wetsvoorstel. Het doet mij genoegen te constateren dat de leden van de fracties
van de PvdA met instemming kennis hebben genomen van de nota naar aanleiding
van het verslag over de wet Wijziging van de Waterschapswet, de Wet verontreiniging
oppervlaktewateren en de Wet modernisering waterschapsbestel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de nota naar aanleiding
van het verslag en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen. De leden
van de VVD-fractie danken de regering voor de beantwoording van de in het
verslag gestelde vragen en hebben nog enkele vragen ten aanzien van de verontreinigingsheffing
en de kostentoedeling.
Op de vragen zal ik in deze nota naar aanleiding van het nader verslag
ingaan. Daarbij wordt de volgorde van het verslag aangehouden.
Artikel II, onderdeel C
De leden van de VVD-fractie lezen in de nota naar aanleiding van het verslag
dat de verontreinigingsheffing geen bestemmingskarakter heeft en vragen zich
af wat dan de motivering is om ter zake van lozingen van reeds gezuiverd water
te heffen. Verder vragen zij zich af of de voorgestelde tariefsverhoging voor
alle heffingplichtigen dezelfde effecten heeft en, zo neen, of dit gevolgen
heeft voor de totale opbrengst van de heffing.
De verontreinigingsheffing wordt geheven voor het lozen van verontreinigende
stoffen. De heffing heeft weliswaar primair een regulerend karakter, maar
de opbrengst wordt wel degelijk mede aangewend om de nadelige gevolgen van
het lozen van verontreinigende stoffen te voorkomen en te beperken. Voor lozingen
van gezuiverd water geldt hetzelfde als voor andere lozingen: de hoogte van
de aanslag is afhankelijk van de aard en de hoeveelheid van de geloosde stoffen.
Geen enkel zuiveringsproces werkt volledig. Ook bij lozing van gezuiverd water
zal er altijd een resthoeveelheid verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater
terechtkomen. Wanneer de heffingplichtige het afvalwater zodanig weet te zuiveren
dat de hoeveelheid reststoffen gering of verwaarloosbaar is, zal de aanslag
laag zijn of achterwege blijven.
De tariefsverhoging geldt voor zowel de lozing van zuurstofbindende stoffen
als voor de zogeheten zwarte- en grijze-lijststoffen. Voor de zuurstofbindende
stoffen is de maatstaf aangepast waardoor bij de meetbedrijven de tariefsverhoging
voor een groot deel gecompenseerd wordt. Omdat voor de zwarte- en grijze-lijststoffen
heffingsmaatstaf niet is aangepast, bedraagt de verhoging hier ca 12%.
Van de bedrijven die op rijkswater lozen, betaalt het overgrote deel alleen
voor de lozing van zuurstofbindende stoffen. Voor de bedrijven die betalen
voor het lozen van zowel zuurstofbindende stoffen als zwarte- en grijze-lijststoffen,
bedraagt de lastendrukverzwaring per saldo minder dan 3%. Daarbij moet
worden opgemerkt dat het tarief van de rijksheffing sinds 2001 niet meer is
verhoogd.
Op de totale opbrengst van de rijksheffing heeft het niet aanpassen van
de maatstaf voor zwarte- en grijze-lijststoffen geen effect, omdat hiermee
bij het berekenen van de tariefsverhoging al rekening is gehouden.
Artikel III, onderdeel B
Door de leden van het CDA en de VVD wordt een aantal vragen gesteld die
allemaal voortkomen uit op het optreden van lastenverschuivingen die het gevolg
zijn van de huidige Waterschapswet en die met name nadelig lijken uit te vallen
voor de agrarische ondernemers.
De precieze consequenties van de optredende lastenverschuivingen en de
nieuwe tarieven zijn thans nog steeds niet duidelijk. De wet geeft enige bestuurlijke
vrijheid aan de waterschappen bij het vaststellen van de tarieven. Veel waterschappen
hebben de nieuwe tarieven nog niet formeel vastgesteld en er vindt nog bestuurlijke
discussie over plaats. Ook moet een aantal provincies de nieuwe kostentoedelingsverordeningen
van de waterschappen nog goedkeuren.
Door de Unie van Waterschappen zal, als de nieuwe tarieven definitief
zijn, een evaluatie worden uitgevoerd van de nieuwe situatie. Daarbij zullen
de oorspronkelijke verwachtingen worden afgezet tegen de daadwerkelijke uitkomsten
en zal naar de oorzaken van verschillen worden gekeken. Ook zal aandacht besteed
worden aan de aspecten die door de CDA- en VVD-fractie naar voren zijn gebracht.
De resultaten van deze evaluatie worden voorjaar 2009 verwacht. Op basis van
de uitkomsten van deze evaluatie zal ik bezien of en, zo ja, welke vervolgstappen
er genomen moeten worden.
Overigens wil ik er nogmaals op wijzen dat er geen verband is tussen de
optredende lastenverschuivingen en het nu voorliggende wetsvoorstel. De lastenverschuivingen
komen voort uit de op 1 januari jl. van kracht geworden Wet modernisering
waterschapsbestel.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa