31 515
Wijziging van de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet modernisering waterschapsbestel, tot aanbrenging van verbeteringen van wetstechnische en inhoudelijk ondergeschikte aard

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 augustus 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen E tot en met G tot onderdelen F tot en met H, wordt na onderdeel D een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

E

In artikel 41, vierde lid, tweede volzin, wordt «artikel 28, eerste lid» vervangen door: artikel 27, eerste lid.

2. Onder verlettering van de onderdelen H (oud) tot en met L (oud) tot onderdelen J tot en met N, wordt na onderdeel G (oud) een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

I

In artikel 119, eerste lid, wordt «in de desbetreffende kadastrale registratie is vermeld» vervangen door: in de desbetreffende kadastrale registratie zijn vermeld.

3. Onder verlettering van de onderdelen M (oud) tot en met N (oud) tot onderdelen P tot en met Q, wordt na onderdeel L (oud) een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

O

Artikel 122j komt te luiden:

Artikel 122j

Het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar kan geheel of gedeeltelijk door middel van schatting worden vastgesteld indien door de heffingplichtige:

a. de meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel is geschied in overeenstemming met de in artikel 122g bedoelde regels;

b. het aantal vervuilingseenheden niet is berekend met behulp van meting, bemonstering en analyse en bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 122h, eerste lid, 122i, eerste of tweede lid, of 122k, eerste lid of vierde lid, niet mogelijk is;

c. het aantal vervuilingseenheden niet is berekend met behulp van meting, bemonstering, bepaling van de vervuilingswaarde op basis van artikel 122k, vierde lid, wel mogelijk is, maar door de heffingplichtige gedurende het heffingsjaar geen verzoek als bedoeld in dat artikel is gedaan.

2.

Na artikel III wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIa

Artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet komt te luiden:

2. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken.

Toelichting

Deze nota van wijziging strekt tot enkele aanpassingen van het voorliggende voorstel van wet. Deze aanpassingen zijn van technische aard. Bij de voorgestelde wijzigingen onder 1. betreft het respectievelijk een correctie van een onjuiste verwijzing, een taalkundige verbetering en een redactionele aanpassing.

De voorgestelde wijziging onder 2. herstelt een omissie in de derde nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Ontgrondingenwet (Kamerstukken II 2005/06, 30 346, nr. 12). In die nota van wijziging is de redactie van artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet gewijzigd van: «... bescherming van alle bij een ontgronding betrokken belangen...» in: bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding. Deze wijziging maakt duidelijk dat de voorschriften uitsluitend gericht moeten zijn op de ontgronding zelf en het herinrichten van het terrein en de omgeving. De wijziging had ook in artikel V van het wetsvoorstel verwerkt moeten worden, maar dit is abusievelijk niet gebeurd. Artikel V voorzag in het geval dat de Wet op de archeologische monumentenzorg (Stb. 2007, 42) eerder in werking zou treden dan het wetsvoorstel zelf. Omdat de Wet op de archeologische monumentenzorg daadwerkelijk eerder in werking is getreden dan de Wet van 21 juni 2007 tot wijziging van de Ontgrondingenwet (Stb. 2007, 256), is artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet destijds niet op de bedoelde wijze gewijzigd. Met het onderhavige artikel wordt beoogd dit alsnog te bewerkstelligen.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven