nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2009
Hierbij ontvangt u de kabinetsreactie op de door de eerder door de Raad
voor Werk en Inkomen (RWI) aan u aangeboden Handreiking Cliëntenparticipatie
Werkpleinen.1
Bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel wijziging Wet
SUWI (Kamerstukken II, 31 514) in de Tweede Kamer en de daaropvolgende
stemming d.d. 4 november 2008 is de motie Vermeij en Van Gent (31 514,
nr. 28) aangenomen.
Met deze motie verzoekt de Tweede Kamer de RWI te vragen, in samenwerking
met LCR en UWV, een handreiking uit te werken voor de vormgeving van de cliëntenparticipatie
op het niveau van de werkpleinen.
Op 18 juni jl. heeft de RWI de Handreiking Cliëntenparticipatie
Werkpleinen openbaar gemaakt.
Wij zijn van mening dat het goed is dat er een handreiking ligt. De wetswijziging
heeft een aantal veranderingen in de uitvoeringsstructuur tot gevolg gehad
waardoor de ketensamenwerking zich beweegt in de richting van geïntegreerde
dienstverlening vanuit de werkpleinen. De cliëntenparticipatie dient
mee te bewegen en met de uitvoering van de motie Vermeij en Van Gent is daar
een aanzet toe gegeven.
Bij openbaarmaking van de handreiking is echter gebleken dat de betrokken
partijen – het UWV, de VNG en de LCR – geen overeenstemming hebben
bereikt over de nadere invulling van de cliëntenparticipatie. Iedere
organisatie zet zich vanuit een andere achtergrond in voor de cliëntenparticipatie
en kan zodoende andere accenten leggen. Het belang van een goede cliëntenparticipatie,
om de dienstverlening op de werkpleinen te verbeteren, wordt echter door alle
betrokken partijen onderschreven.
Wij vinden het van groot belang dat de cliëntenparticipatie op de
werkpleinen wordt vormgegeven op een manier waar alle partijen zich in kunnen vinden. Daarbij willen we echter niet in de verantwoordelijkheid
van de betrokken partijen treden door voor te schrijven hoe zij de cliëntenparticipatie
dienen in te vullen. Dat bepalen het UWV, de gemeenten en LCR zélf.
Wel is in de afgelopen periode duidelijk geworden dat er veel punten zijn
waarover de partijen het eens zijn. Deze overeenstemming biedt naar onze mening
voldoende aanknopingspunten om de cliëntenparticipatie op het niveau
van de werkpleinen vorm te geven. Het is aan het UWV, de gemeenten en de LCR
om de punten waarover overeenstemming bestaat concreet te benoemen en op basis
daarvan gezamenlijk aan de slag te gaan met het opzetten van de cliëntenparticipatie
op het niveau van de werkpleinen. De Handreiking van de RWI kan daarbij nuttige
suggesties en bouwstenen leveren.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma