31 514
Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2009

Bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel wijziging Wet SUWI (Kamerstukken II, 31 514) in de Tweede Kamer en de daaropvolgende stemming d.d. 4 november 2008 is de motie Vermeij c.s. (31 514, nr. 24) aangenomen, waarin de regering wordt verzocht actief te bevorderen dat de beleidsplannen voor het regionale arbeidsmarktbeleid worden opgesteld in samenspraak met sociale partners en onderwijsinstellingen in de regio. Met deze brief informeer ik u over de wijze waarop dat gebeurt.

Context

De afgelopen periode is de arbeidsmarkt in zwaar weer gekomen door de economische crisis. Er is minder werk, waardoor mensen worden geconfronteerd met deeltijd WW en ontslagen. De belangrijkste uitdaging – ook in deze tijd – is en blijft om vraag naar werk zo snel mogelijk te koppelen aan werknemers die beschikbaar zijn. In sommige gevallen is het eenvoudig doorspelen van informatie door UWV en gemeenten naar werkgevers en werkzoekenden afdoende. In andere gevallen sluiten de competenties die bedrijven nodig hebben niet aan op de beschikbare arbeidskrachten. Belangrijk is ook om de komende periode iedereen binnen boord te houden, ook mensen met een zwakkere arbeidspositie.

Het koppelen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt moet met alle relevante partijen in het netwerk van werk, inkomen en scholing vorm krijgen. Dit geldt zowel voor het landelijke, lokale als regionale niveau.

Hoe de regionale samenwerking vorm krijgt, is afhankelijk van de sociaaleconomische en sectorale situatie in de regio. Kern is dat er samengewerkt wordt tussen alle partijen die zich bezighouden met vraag en aanbod van werk: overheid, sociale partners en het onderwijs. Gezamenlijk dienen zij actie te ondernemen om de arbeidsparticipatie in de regio en in de sector te handhaven en waar mogelijk te verhogen. Verknoping van het sectorale en regionale niveau is daarbij essentieel.

Ontwikkelingen

De afgelopen twee jaar hebben de ketenpartners UWV, VNG en Divosa ingezet op het bevorderen van de totstandkoming van regionaal arbeidsmarktbeleid. Daarbij is gekozen voor een aanpak waarbij alle relevante partijen – gemeenten, UWV, sociale partners en onderwijsinstellingen – al in een vroeg stadium betrokken worden bij de beleidsvorming. Dit proces is mede gefaciliteerd door de organisatie van een aantal regiowerktoppen. Daarnaast is voor 2009 aan het Algemeen Ketenoverleg geld beschikbaar gesteld om het proces van totstandkoming van de regionale plannen te faciliteren. Hiertoe kunnen de regio’s sinds maart 2009 gebruik maken van de masterclass regionaal arbeidsmarktbeleid, waarin partijen in de regio door een externe procesbegeleider worden aangezet tot het formuleren van gezamenlijke speerpunten, aanpakken en concrete activiteiten.

Op landelijk niveau is geïnvesteerd in de samenwerking tussen sociale partners, VNG, UWV en de onderwijsinstellingen. Door betere samenwerking en aansluiting van het sectorale en regionale niveau kunnen de effecten van de economische crisis op de arbeidsmarkt effectiever worden tegengegaan. De sectorale aanpak van de sociale partners wordt in verbinding gebracht met de regionale aanpak van gemeenten en UWV (bijvoorbeeld een regionale vertaling van plannen van sectoren). Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de 30 werkplein plusvestigingen. De wethouders van de 30 arbeidsmarktregio’s hebben commitment getoond om een actieve rol te spelen in het bij elkaar brengen van het regionale en het sectorale arbeidsmarktbeleid.

Het kabinet heeft de regionale samenwerking een extra impuls gegeven met de oprichting van de regionale mobiliteitscentra. Zij zijn gepositioneerd op de 30 werkplein plusvestigingen (en nog 3 extra specifiek voor een aantal bedrijven). Die centra moeten zorgen dat het regionale netwerk van werk, scholing en inkomen bijeen wordt gebracht. De mobiliteitscentra zijn primair gericht op het bijeenbrengen van het regionale netwerk van werk, scholing en inkomen, opdat vraag en aanbod van arbeid sneller op elkaar afgestemd kunnen worden. Voor sectoren en branches zijn er zo duidelijke aanspreekpunten in de regio. Om te voorkomen dat werknemers werkloos raken, kunnen bedrijven het UWV vragen re-integratie ter voorkoming van ontslag en niet na ontslag in te zetten. Ook kunnen bedrijven een grotere rol krijgen bij het begeleiden van ex-werknemers.

Juist in crisistijd is de samenwerking tussen partijen meer dan nodig. De mobiliteitscentra zijn steeds meer de knooppunten waar de informatie over de kansen en bedreigingen op de regionale arbeidsmarkt samenkomt. Om de informatie over de regionale en de sectorale arbeidsmarkt te optimaliseren, ontwikkelt het UWV in samenwerking met het ministerie van SZW een basisset voor arbeidsmarktinformatie, uitgesplitst naar regio en sector. Sinds mei 2009 brengt het UWV arbeidsmarktinformatie uit aan alle 30 regio’s. Deze informatie wordt nog uitgebreid met informatie vanuit onder andere het onderwijs. Deze informatie biedt houvast voor het regionale en sectorale arbeidsmarktbeleid.

Momenteel wordt ten aanzien van de jeugdwerkloosheid de regionale aanpak nader ingevuld. Het kabinet stelt in 2009 in totaal 60 miljoen euro ter beschikking aan de regio en sluit met diezelfde 30 regio’s convenanten, waarin concrete maatregelen staan om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Ook hierbij is het de uitdaging om een goede verbinding te leggen tussen de regionale infrastructuur en sectoren. Met werkgevers in diverse sectoren worden mogelijkheden verkend om in het kader van het bestrijden en voorkomen van jeugdwerkloosheid gezamenlijk met alle partijen te komen tot sectorarrangementen. Voor de laatste ontwikkelingen verwijs ik u naar de separate brief omtrent de uitvoering van het Actieplan Jeugdwerkloosheid.

Ten slotte stimuleert en faciliteert het kabinet regionale samenwerking tussen gemeenten, UWV, opleidingsinstellingen en werkgevers en werknemers ten behoeve van de (op)scholing van werkenden en werkzoekenden. Met de samenwerkingsverbanden die zijn ontstaan heeft het kabinet (naast de afspraken in het kader van de jeugdwerkloosheid) afspraken gemaakt om in totaal 90 000 leerwerktrajecten tot 2011 te realiseren. Daarbinnen zijn jongeren zonder startkwalificaties een groep waarvoor specifiek leerwerktrajecten worden georganiseerd. Ook is gekozen voor een structurele vormgeving van leerwerkloketten, gekoppeld aan de 30 werkplein plusvestigingen.

Conclusie en voortgang

Bovenstaande ontwikkelingen en instrumenten bieden houvast om de regionale samenwerking goed tot stand te brengen. Wij zijn er echter nog niet. In sommige regio’s is de samenwerking goed, maar er zijn ook regio’s waar de sectorale en de regionale samenwerking minder soepel verloopt. Daarnaast sluit de regionale structuur nog niet altijd aan op de landelijke structuur van de sociale partners. Wij zullen hier de komende periode voortdurend aandacht aan blijven besteden en faciliteren waar dat nodig is.

Hierin kan het door ons ingestelde ondersteuningsteam aanpak arbeidsmarkt ook een bijdrage leveren. Het team kan knelpunten in de regio bij de uitvoering van de crisismaatregelen op het terrein van de arbeidsmarkt signaleren en helpen oplossen. Het team richt zich op het desgevraagd bieden van ondersteuning aan sectoren, bedrijven en publieke organisaties bij het oplossen van knelpunten in de samenwerking bij de uitvoering van de arbeidsmarktmaatregelen. De teamleden fungeren daarbij als individuele «mediators» met als doel een soepele aansluiting van bedrijven bij de uitvoerings- en scholingsinstellingen, zoals ook mobiliteitscentra, jongerenloketten en werkpleinen. Zij kijken daarbij ook naar goede voorbeelden in het land.

In de monitor Arbeidsmarktmaatregelen, die in november weer verschijnt, wordt u nader geïnformeerd over de arbeidsmarktmaatregelen, inclusief de verbinding tussen het sectorale en regionale.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma

Naar boven