nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2009
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij op
17 december jl. (31 514, nr. 29/2008D22662) verzocht de Tweede Kamer
te informeren over de laatste stand van zaken betreffende de arbeidsvoorwaarden
die voortvloeien uit de fusie UWV/CWI. Op 18 december 2008 hebben het
UWV en de bonden, na instemming van de leden, een definitief akkoord bereikt
ten aanzien van de arbeidsvoorwaardelijke bepalingen, de pensioenovergang
en het sociaalplan. Door middel van deze brief informeren wij u over het bereikte
akkoord tussen het UWV en de bonden. De nieuwe CAO is aangegaan voor de periode
van 1 december 2008 tot en met 30 april 2010. De bepalingen van
de CAO CWI en het sociaalplan CWI zijn hiermee komen te vervallen en de bepalingen
van de CAO UWV en het sociaalplan UWV zijn nu van toepassing.
Met de brief van 29 oktober 2008 hebben wij u eerder geïnformeerd
over de afspraken die het UWV en de bonden op dat moment met elkaar hadden
gemaakt (Kamerstukken II, 2008/09, 31 514, nr. 27).
Arbeidsvoorwaarden
In de brief van 29 oktober 2008 hadden wij aangegeven dat de arbeidsvoorwaarden
van CWI en UWV volledig zijn geharmoniseerd naar die van het UWV. In dit kader
zijn enkele royale CWI-arbeidsvoorwaarden versoberd, zoals bijvoorbeeld de
reisen ziektekostenvergoedingen. In het definitieve akkoord is geregeld dat
deze versobering geleidelijk zal verlopen.
Tevens heeft het UWV in het definitieve akkoord de salarisinpassing van
CWI-medewerkers in de salarissystematiek van het UWV verruimd. In het definitieve
akkoord behouden CWI-medewerkers hun bovenschalige salaris bij het UWV indien
zij dat ook bij CWI ontvingen. Dit bovenschalige salaris mag overigens niet
meer bedragen dan het maximum van de naasthogere UWV-schaal.
Pensioenovergang
De condities voor pensioenovergang van CWI-medewerkers van het ABP naar
het UWV-pensioenfonds zijn ten opzichte van de brief van 29 oktober 2008
niet veranderd in het definitieve akkoord van 18 december 2008. Het UWV
kende echter wel een afspraak in de CAO waardoor het medewerkers kon verplichten
om bij krimp gebruik te maken van de richtleeftijd (ongeveer 62,5 jaar) voor
Flexibel Pensioen en Uittreden (FPU). Een groep medewerkers van CWI, geboren
voor 1950, zou door deze verplichting ook op 62,5 jaar moeten uittreden. Dit
bleek in de onderhandelingen met de vakbonden een van de belangrijkste struikelblokken
te zijn. Tot ons genoegen is deze verplichting nu komen te vervallen. Binnen
het UWV mogen medewerkers dus doorwerken tot 65 jaar. In het geval een betrokken
medewerker echter boventallig wordt verklaard, dan blijft de afspraak wel
gelden.
In het debat met uw Kamer is de vraag aan de orde gekomen of de pensioenen
van alle UWV-medewerkers niet bij het ABP kunnen worden ondergebracht. Deze
optie zal duurder uitpakken gegeven het feit dat het UWV ruim 16 000
medewerkers heeft. Het UWV raamt de kosten van een soortgelijke overgang van
het UWV naar het ABP op minimaal € 116 miljoen.
In de brief van 29 oktober 2008 werden de kosten voor pensioenovergang
op ongeveer € 58,7 miljoen geraamd. Deze vallen iets lager uit en
zijn nu op ongeveer € 51,6 miljoen geraamd. In deze kosten is ondermeer
de afkoop van FPU-uitkeringen vanuit het VUT-fonds ABP begrepen. Bij overgang
naar het UWV-pensioenfonds hoeven er geen jaarlijkse FPU-premies meer aan
het ABP te worden bepaald. Deze verminderde premielasten zijn in het huidige
bedrag van € 51,6 miljoen verwerkt.
Sociaalplan
Op het gebied van de ontslagvergoeding kende de CWI een bovenwettelijk
regime, dat een aanvullende werkloosheidsuitkering gedurende een reeks van
jaren bood. Het UWV heeft met de vakbonden afgesproken dat deze regeling alleen
wordt gehandhaafd voor medewerkers die op 31 december 2008 50 jaar of
ouder zijn, maar op het moment van ingang van boventalligheid niet ouder zijn
dan 55 jaar. De regeling geldt alleen voor medewerkers die deze rechten al
hadden en zal volledig stoppen na 2013. Voor alle overige medewerkers geldt
nu het sociaalplan van het UWV, waarin een aanvulling op de werkloosheidsuitkering
is opgenomen. Uiteraard is het streven om het beroep op het sociaalplan zoveel
mogelijk te voorkomen en zet het UWV alles op alles om medewerkers van werk
naar werk te begeleiden.
Tot slot zal duidelijk zijn dat als gevolg van de huidige veranderingen
in de economie en arbeidsmarkt het werkaanbod bij het UWV op dit moment aan
het oplopen is. Van de zijde van de Kamer is gevraagd welke consequenties
dit heeft voor het UWV en welke middelen daarvoor beschikbaar zijn. Met het
UWV is besproken welke extra middelen nodig zijn. Deze zullen bij Voorjaarsnota
worden geregeld.
Ook de komende maanden zullen wij de feitelijke en verwachte gevolgen
van de huidige crisis voor de bedrijfsvoering van het UWV nauwlettend in de
gaten blijven houden.
Wij hopen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma