31 511 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 30 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2018

Hierbij kom ik tegemoet aan het verzoek van de commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om te reageren op opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 6 (hoger beroepsonderwijs) en artikel 7 (wetenschappelijk onderwijs) (Kamerstuk 31 511, nr. 28).

Onduidelijkheid over invulling algemene doelen en onderwerpen in de beleidsdoorlichting en mogelijke witte vlekken

1. Kunt u verduidelijken wat de relatie van de huidige beleidsdoorlichting artikel 6 en 7 is met de eerdere beleidsdoorlichting uit 2015? Welke aspecten / onderwerpen uit de beleidsdoorlichting van 2015 komen in deze beleidsdoorlichting ook weer aan bod en welke aandachtspunten en aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting uit 2015 komen aan de orde in de onderhavige beleidsdoorlichting over de periode 2015 – 2018?

Antwoord: De vorige beleidsdoorlichting van 2015 ging over de Beleidsdoelstellingen van het kabinet, sommige over de beleidsartikelen van de verschillende onderwijssectoren heen. Deze beleidsdoorlichting gaat alleen over de beleidsartikelen hoger onderwijs, artikel 6 en 7. Deze beleidsdoorlichting heeft daarmee meer financiële omvang en heeft alleen betrekking op hoger onderwijs. De onafhankelijke NRO-commissie zal evenwel kennisnemen van de beleidsdoorlichting uit 2015. Het is daarom goed mogelijk dat bepaalde thema’s weer terugkomen in de voorliggende beleidsdoorlichting.

2. Kan nader worden gespecificeerd waar precies naar gekeken wordt bij de drie doelstellingen: toegankelijkheid, kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid?

Antwoord: Ik wil niet – bij voorbaat – al specifieke thema’s aanwijzen omdat ik juist aan de NRO-commissie vraag om – naast een algemeen beeld – te bekijken waar nog belangrijke kansen (prioriteiten of uitdagingen) liggen om, gegeven de huidige budgettaire kaders, met gericht beleid nog meer maatschappelijke toegevoegde waarde te behalen. De planning is zo opgesteld dat deze prioriteiten of uitdagingen nog kunnen worden meegenomen bij de Strategische Agenda die ik eind 2019 naar uw Kamer zal sturen.

3. Verwacht u dat, gezien de samenstelling naar jaartal van de lijst met afgeronde onderzoeken in de bijlage, er voldoende inzage gegeven kan worden in de jaren 2017 en met name 2018?

Antwoord: In de bijlage van de brief over de beleidsdoorlichting is een eerste lijst van onderzoeken en evaluaties te vinden (Kamerstuk 31 511, nr. 28). Het NRO zal – samen met de commissie – deze lijst verder aanvullen en actualiseren. In de sectorakkoorden voor hbo en wo is ook afgesproken dat het NRO ook al het afgeronde beleidsonderzoek van OCW, inspectie, maar ook andere partijen, gaat bijhouden en presenteren. Het NRO is hier al mee gestart en kan bij de beleidsdoorlichting hiervan gebruik maken. Het NRO gaat zelf geen nieuw empirisch onderzoek uitzetten, maar kan bijvoorbeeld wel bestaande (wetenschappelijke) artikelen bij de doorlichting betrekken. De verwachting is dat er voldoende onderzoeken voor 2017 en 2018 beschikbaar zijn.

4. Zijn er op het moment nog lopende relevante onderzoeken die ten tijde van de start van de beleidsdoorlichting afgerond zijn en dus meegenomen kunnen worden bij de beleidsdoorlichting?

Antwoord: Eind 2018 zal OCW met het NRO nog alle afgeronde onderzoeken van 2018 doornemen en beschikbaar stellen. Voorbeelden van onderzoeken die nog niet in de bijlage van de brief over de beleidsdoorlichting (Kamerstuk 31 511, nr. 28) stonden, zijn:

  • Bekostiging van het Nederlandse hoger onderwijs: kostendeterminanten en varianten, CHEPS, augustus 2018.

  • Financiële positie en ontwikkeling van het agrarische hoger onderwijs, Inspectie van het Onderwijs, nog te publiceren.

  • Tracks in het hoger onderwijs, ReseachNed, nog te publiceren.

Hoewel de periode van de beleidsdoorlichting 2015 tot en met 2018 beslaat, wil ik de NRO-commissie nog vragen om een aantal belangrijke rapporten die in de eerste helft van 2019 gepubliceerd wordt mee te nemen in de analyse. Het gaat dan met name om:

  • Interdepartementaal beleidsonderzoek: Internationaal Onderwijs, eind april 2019.

  • Rapport van de adviescommissie financiering hoger onderwijs, april 2019.

  • Stelselreview Benchmarking higher education system performance, tweede kwartaal 2019.

5. Verwacht u op voorhand dat er inhoudelijke onderwerpen zullen zijn die na de analyse van de beschikbare documenten (lopende en binnenkort af te ronden onderzoeken) als witte vlekken zullen zijn te bestempelen? Welke onderwerpen zijn dit?

Antwoord: Nee, op voorhand verwacht ik geen witte vlekken en voor zover de komende periode blijkt dat deze er wel zijn, worden deze vermeld in de verbeterparagraaf bij de beleidsdoorlichting.

Invulling rol onafhankelijk deskundige en rol NRO onduidelijk

6. Hoe wordt de rol van de onafhankelijke deskundigen precies ingevuld?

Antwoord: Zowel het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) als de door het NRO ingestelde commissie van onafhankelijke deskundigen staan voldoende borg voor de kwaliteit en de onafhankelijkheid van de beleidsdoorlichting. Behalve onafhankelijke experts uit de hoger onderwijssector, nemen er nadrukkelijk ook experts van buiten de ho-sector in de NRO-commissie plaats, zodat ook de «blik van buiten» is geborgd. Er wordt gezocht naar expertise op een aantal verschillende terreinen: beleid en wetgeving hoger onderwijs, evaluatie beleid en wetgeving, financiën onderwijs en data en datawetenschap. Eén van de commissieleden zal gevraagd worden om – na afloop – van de beleidsdoorlichting te reflecteren op het proces van de beleidsdoorlichting met als doel hiervan te leren voor toekomstige beleidsdoorlichtingen.

7. Welke rol speelt het NRO bij de beleidsdoorlichting: stelt zij alleen de onafhankelijke, wetenschappelijke ad hoc commissie in of is zij zelf (als voorzitter?) onderdeel van de commissie?

Antwoord: Het NRO zal de wetenschappelijke kwaliteit van het advies borgen, en de onafhankelijkheid ervan bewaken. Daarnaast zal het NRO de regie op het gehele proces en zorgen voor goede verbindingen met de eigen gegevens (zoals de projectendatabase). Daarnaast zal het NRO zorgen voor de afstemming met de opdrachtgever OCW door te informeren over de voortgang van het proces en de technische kennisuitwisseling te waarborgen. De commissie zal een eigen voorzitter hebben.

Ministerie maakt werk van operatie Inzicht in kwaliteit

8. Gaat de NRO al nieuwe types evaluatie-instrumenten inzetten bij de onderhavige beleidsdoorlichting om tot meer inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Hoger onderwijs te komen?

Antwoord: Nee. De beleidsdoorlichting is een synthese onderzoek van uitgevoerde evaluaties. Wel zal de commissie op zoek moeten gaan naar nieuwe typen beleidsinstrumenten. De doorlichting zal benut worden om te verkennen welke evaluatie-instrumenten ingezet kunnen worden bij toekomstige evaluaties van nieuwe beleidsinstrumenten. Er zal op dit punt ook voldoende expertise binnen de NRO-commissie aanwezig moeten zijn. Hierbij kan mogelijk ook geput worden uit de activiteiten die ontplooid worden in het kader van de Operatie Inzicht in kwaliteit, onder regie van het Ministerie van Financiën.

9. In hoeverre is deze beleidsdoorlichting binnen het Ministerie van OCW bedoeld als voorbeeld voor andere beleidsdoorlichtingen in de toekomst? Hoe worden andere beleidsdirecties meegenomen in de lessen die hieruit naar voren komen?

Antwoord: De beleidsdoorlichting is, mede in het kader van de operatie Inzicht in Kwaliteit, vooral bedoeld om van te leren. Binnen OCW is er overleg over op welke manier de operatie Inzicht in Kwaliteit kan worden gebruikt zodat meer inzicht in doelmatigheid en doeltreffendheid wordt verkregen. De beleidsdoorlichting zal hierbij worden gebruikt als voorbeeld, maar bij ieder beleidsterrein is het belangrijk rekening te houden met de specifieke omstandigheden. De beleidsdoorlichting zal niet als «maatstaf» worden gebruikt, maar we zullen wel onderzoeken op welke manier we de uitkomsten kunnen gebruiken voor evaluaties van andere beleidsterreinen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven