31 511 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 29 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2018

Hierbij zend ik uw Kamer het antwoord op de vragen van de vaste commissie OCW inzake opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (artikel 4 Rijksbegroting). De vragen werden mij toegezonden per brief van 4 oktober 2018.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Onduidelijkheid welke onderwerpen aan de orde komen in de beleidsdoorlichting

1. Kunt u aangeven welke nieuwe beleidsmaatregelen die sinds 2014 in de begroting zijn opgenomen specifieke aandacht krijgen in deze beleidsdoorlichting en welke niet? Graag voor beroepsonderwijs en volwassenonderwijs apart vermelden.

In principe gaat het bij deze beleidsdoorlichting om alle nieuwe beleidsmaatregelen die vanaf 2014 in artikel 4 van de OCW-begroting (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) zijn opgenomen. Aan de onderzoekers die de beleidsdoorlichting zullen uitvoeren is niet gevraagd specifieke aandacht te schenken aan bepaalde beleidsmaatregelen.

2. In hoeverre wordt nagegaan of beleidsmaatregelen doeltreffend en doelmatig zijn geweest:

  • Om de doorstroom in de beroepskolom en de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten?

  • In hoeverre wordt daarbij ook ingegaan op techniek?

  • Om stage- en arbeidsmarktdiscriminatie tegen te gaan?

  • Om schooluitval tegen te gaan?

  • Om de kwaliteit van het mbo onderwijs te verhogen?

Deze vragen zullen in de beleidsdoorlichting moeten worden beantwoord. Ik zal uw Kamer voor het einde van 2019 hierover informeren.

3. Indien bovenstaande niet het geval is, voor welke beleidsmaatregelen wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid wel in kaart gebracht? En wanneer komen de beleidsmaatregelen waarin nu (nog) geen inzicht gegeven kan worden in doelmatigheid en doeltreffendheid wel aan de orde?

Zie antwoord op vraag 2. Afhankelijk van hetgeen uit de beleidsdoorlichting blijkt, kunnen eventueel vervolgstappen dan wel aandachtspunten worden geconstateerd.

4. Kunt u verduidelijken wat de relatie van de huidige beleidsdoorlichting artikel 4 is met de eerdere beleidsdoorlichting uit 2015? Welke aspecten uit de beleidsdoorlichting van 2015 komen in deze beleidsdoorlichting opnieuw aan bod en welke aandachtspunten en aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting uit 2015 komen aan de orde in de onderhavige beleidsdoorlichting over de periode 2014–2018?

De beleidsdoorlichting 2015 betrof de vijf centrale beleidsdoelstellingen van het onderwijsbeleid in de beleidsagenda 2012. Deze beleidsdoorlichting 2019 richt zich op nieuwe beleidsdoelstellingen die in de beleidsagenda vanaf 2014 zijn geformuleerd. Deze zullen in het onderzoek in kaart worden gebracht. Tevens is aan de onderzoekers gevraagd in hoeverre de beleidsdoorlichting van 2015 een rol heeft gespeeld in de beleidsontwikkeling 2014–2018.

Aanvullend onderzoek lijkt noodzakelijk om een compleet beeld te krijgen, maar de doorlooptijd lijkt krap.

5. In hoeverre wordt de lijst van bestaande onderzoeken nog aangevuld door het onderzoeksbureau dat de beleidsdoorlichting gaat uitvoeren?

Dat is een vraag die door het onderzoeksbureau moet worden beantwoord. Het onderzoeksbureau is gevraagd in kaart te brengen op welke onderdelen van het beleid geen (recente) evaluaties voorhanden zijn en aanvullend onderzoek nodig is. Het onderzoeksbureau dient deze hiaten waar mogelijk in te vullen met eigen verkennend onderzoek of ten aanzien van deze hiaten in de beleidsdoorlichting een aanbeveling doen. Indien dit vanwege de tijd niet mogelijk is, wordt dit gemeld in de verbeterparagraaf van de beleidsdoorlichting.

6. Worden op voorhand met het onderzoeksbureau de witte vlekken die nu al zichtbaar zijn besproken en mogelijke oplossingen besproken?

Ja, indien dit noodzakelijk is om de beleidsdoorlichting naar behoren uit te voeren.

7. Waarom zijn bepaalde publicaties opgenomen die een periode bestrijken die vóórafgaat aan de periode van de beleidsdoorlichting? (dus van vóór 2014)

Verschillende beleidsmaatregelen zijn vóór 2014 ingevoerd maar hebben nog gevolgen voor de jaren daarna. Mogelijk kunnen (tussentijdse) evaluaties van vóór 2014 inzicht bieden in deze gevolgen.

8. Is het uitvoeren van deze beleidsdoorlichting haalbaar in de weergegeven doorlooptijd?

Ja. Bij het selecteren van een onderzoeksbureau voor de uitvoering van de beleidsdoorlichting is gelet op de haalbaarheid van de planning.

9. Ziet u risico’s voor de planning? Zo ja, welke zijn dat en hoe hebt u daarin voorzien?

Vooralsnog zie ik geen risico’s voor de planning. Verwacht wordt dat het onderzoek in de zomer van 2019 kan worden afgerond.

Het is onduidelijk welke externe partijen en deskundige(n) betrokken worden bij de beleidsdoorlichting en op welke wijze zij worden betrokken.

10. Is het al duidelijk welk extern onafhankelijk onderzoeksbureau de beleidsdoorlichting gaat uitvoeren?

Ja, de onderzoeksopdracht is aan het bureau Berenschot gegund.

11. Is al bekend wie de onafhankelijk deskundige wordt die bij de beleidsdoorlichting betrokken wordt? Zo ja, wie is dat?

Ja, de onafhankelijk deskundige is dr. Frans de Vijlder, lector Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties en leading lector van het Kenniscentrum Publieke Zaak bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).

12. Welke rol gaat de onafhankelijke deskundige spelen bij de beleidsdoorlichting over Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie?

Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek zal de onafhankelijke deskundige bij de beleidsdoorlichting worden betrokken om de kwaliteit van de doorlichting te borgen.

13. Wordt er een klankbordgroep ingesteld naast de onafhankelijke deskundige? Zo ja, wie zijn daarbij betrokken?

Ja. De klankbordgroep zal bestaan uit medewerkers van VNO-NCW/MKB, de MBO Raad, het NRTO, SBB, JOB, BVMBO en vertegenwoordigers van het Ministerie van OCW.

Inzicht in kwaliteit

14. Wordt deze beleidsdoorlichting in het licht van de operatie «Inzicht in kwaliteit» (ook) aangegrepen om toe te werken naar verbetering van evaluaties in de toekomst? Zo ja, op welke wijze?

Ja, zie ook antwoord op vraag 5. Aan het onderzoeksbureau is gevraagd ten aanzien van onderdelen van het beleid waarvoor geen (recente) evaluaties voorhanden zijn een aanbeveling te doen.

Daarnaast wordt de operatie «Inzicht in kwaliteit» binnen OCW gebruikt om onderling informatie uit te wisselen. Ervaringen van andere beleidsdoorlichtingen (bijvoorbeeld de beleidsdoorlichting hoger onderwijs) of evaluatiemethoden kunnen daarbij ook op termijn worden gebruikt voor het mbo. Ook vindt hierover interdepartementaal overleg plaats zodat ook van andere departementen geleerd kan worden.

Naar boven