31 511 Beleidsdoorlichting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Nr. 17 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 april 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 18 december 2014 inzake de beleidsdoorlichting «Scholen maken resultaten inzichtelijk» (Kamerstuk 31 511, nr. 12).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 april 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

De griffier van de commissie, De Kler

1

Op welke normen worden scholen aangesproken?

Schoolbesturen en scholen in het po, vo en mbo moeten voldoen aan wettelijke kwaliteitsnormen. Verwacht wordt onder meer dat zij minimumopbrengsten behalen en dat zij in hun schoolgids rapporteren over de behaalde leeropbrengsten. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) ziet hierop toe en spreekt besturen en scholen hier zo nodig op aan. De inspectie rapporteert haar bevindingen jaarlijks in het Onderwijsverslag.

In het ho heeft OCW geen algemeen geldende normen gesteld. De prestatieafspraken zijn afspraken op maat tussen OCW en individuele instellingen. Alle hoger onderwijsinstellingen hebben eigen ambities geformuleerd op zeven verplichte indicatoren. Bij het bepalen van de ambities waren instellingen in de gelegenheid rekening te houden met hun eigen specifieke uitgangssituatie en context. De eindbeoordeling vindt plaats op basis van verplichte verantwoording over de voortgang in de jaarrekeningen 2015.

2

Wat zijn de ambitieuze streefdoelen en heldere normen? Kunt u een lijst geven van deze doelen en normen?

De lijst van streefdoelstellingen is opgenomen als bijlage 2 van de beleidsdoorlichting. Voor de normen zie het antwoord op vraag 1. In het kader van de regeling kwaliteitsafspraken mbo moeten instellingen hun eigen streefdoelen opgeven en aangeven hoe zij die willen bereiken. Dit moet worden aangegeven in het zogeheten kwaliteitsplan.

Voor het ho geldt dat er geen algemeen geldende streefdoelen zijn. Instellingen hebben eigen doelen geformuleerd, zie het antwoord op vraag 1.

3

In hoeverre sluiten de overheidsdoelen naadloos aan op de werkwijze van de inspectie?

De streefdoelen gaan over nationale gemiddeldes. De inspectie hanteert een toezichtkader met indicatoren. Deze sluiten niet naadloos op elkaar aan, maar gaan voor een deel over dezelfde aspecten van het onderwijs. De voortgang wat betreft de nationale streefdoelen kan mede worden bijgehouden op basis van verzamelde gegevens door de inspectie.

Voor het hoger onderwijs verwijs ik naar het antwoord op vraag 1. De inspectie heeft geen rol bij de prestatieafspraken.

4

Welke stappen zijn er gezet nadat het Ministerie van OCW had geoordeeld dat het onvoldoende mogelijk was voor maatschappelijke actoren om zich een oordeel te vormen over de onderwijsresultaten van een onderwijsinstelling, om die te vergelijken met anderen onderwijsinstellingen en om instellingen daarop aan te spreken?

Dit oordeel heeft tot een zorgvuldige probleemanalyse geleid. Daar kwam uit naar voren dat een breder beeld van de onderwijskwaliteit inzichtelijk gemaakt kan worden dan op basis van alleen de beschikbare overheidsinformatie mogelijk is. Scholen zelf kunnen dit bredere beeld schetsen, met eigen toelichtingen over keuzes die de school maakt en bredere (kwaliteits)informatie over bijvoorbeeld veiligheid en oudertevredenheid. Omdat de sectoren eveneens de ambitie formuleerden om zich onder andere breder horizontaal te verantwoorden, is overleg gevoerd met de PO-, VO- en MBO-Raad om vorm te geven aan deze ambitie. Dit heeft ertoe geleid dat de sectoren zelf een nadrukkelijke rol hebben gekregen in het beschikbaar maken van vergelijkbare kwaliteitsinformatie op één plek. Het instrument dat hiervoor gekozen is, is in het po en vo Vensters voor Verantwoording gaan heten en in het mbo het geïntegreerd jaardocument.

Voor het hoger onderwijs is de Nationale Studenten Enquête (NSE) een belangrijke monitor, waarvan de resultaten onder andere via de website www.studiekeuze123.nl worden gepubliceerd. Deze website wordt geraadpleegd door zowel de studiekiezer als door de instellingen zelf en door andere maatschappelijke actoren. OCW subsidieert de stichting studiekeuze123 voor het uitvoeren van de NSE, de website en het beheer van de database met relevante opleidingsgegevens.

Voor de studiekiezer is met subsidie van OCW ook de studiebijsluiter (Studie in cijfers) ontwikkeld, die sinds 2014 op de site van studiekeuze123 te vinden is bij de afzonderlijke opleidingen. Alle universiteiten en hogescholen zijn hierop aangesloten en gebruiken de studiebijsluiter voor hun opleidingsinformatie.

5

Welke van de op pagina zes genoemde beleidsinstrumenten zijn voor scholen verplicht?

Deelname aan Vensters is niet verplicht. Er zijn afspraken gemaakt met de sectorraden over de deelname door onderwijsinstellingen. Voor de diagnostische tussentijdse toets ligt momenteel een wetsvoorstel in uw Kamer. Het voorstel is de toets niet verplicht te laten zijn, zoals toegelicht in de Kamerbrief van 13 juni 2014 over nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs. De rekentoets wordt verplicht. De eindtoets is verplicht. Het geïntegreerd jaardocument is verplicht. MBO Transparant is vrijwillig. Studie in cijfers is niet verplicht. Dat is ook niet nodig, want alle bekostigde hogescholen en universiteiten doen eraan mee. Over de streefniveaus en kwaliteitsafspraken zijn afspraken gemaakt met de sectorraden. Deze afspraken zijn niet wettelijk bindend. In het MBO en het HO is een financiële prikkel aan de afspraken verbonden.

6

In hoeverre wordt gewaarborgd dat ho-instellingen in hun jaarverslag daadwerkelijk informatie presenteren over de mate van doelrealisatie en ingezette middelen?

HO-instellingen moeten zich houden aan de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO), waar onder andere in staat dat de instellingen zich moeten verantwoorden over de prestaties. Daarnaast is er een speciale paragraaf over de prestatiebekostiging. De instellingsaccountant moet beoordelen of de jaarstukken aan de RJO voldoen. De informatie die hieruit voort komt kan worden gebruikt door de inspectie, het ministerie en andere stakeholders om het gesprek aan te gaan met de instellingen.

7

Waarom heeft er bij de keuze voor de instrumenten geen geëxpliciteerde afweging of vergelijking met alternatieve instrumenten plaatsgevonden?

De afweging en vergelijking met alternatieve instrumenten heeft plaatsgevonden in overleg met de sectorraden. Zie het antwoord op vraag 4.

8

Worden er onderzoeken uitgevoerd die inzicht geven in het daadwerkelijke gebruik van instrumenten op hoofdlijnen A en B?

In de sectorakkoorden PO/VO is aangekondigd dat in 2015 een onderzoek zal worden gehouden onder ouders naar de bekendheid, relevantie en gebruiksvriendelijkheid van Vensters. De PO- en VO-raad organiseren dit onderzoek in overleg met OCW. De onderzoeken worden uitgevoerd in 2015.

Het gebruik van de website studiekeuze123 wordt zowel door de aanbieders van de website zelf gemonitord (bijvoorbeeld het aantal bezoekers), als via de jaarlijkse monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs. Het gebruik van Studie in cijfers komt eveneens terug in de jaarlijkse monitor beleidsmaatregelen.

31

Waarom is ervoor gekozen om op dit tijdstip de beleidsdoorlichtingen «Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat», «Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk» en «brede scholen» in 2014 uit te voeren?

In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek staat dat beleidsartikelen eens per 4 jaar en tenminste eens in de zeven jaar moeten worden geëvalueerd. In 2011 (bij het opstellen van de begroting 2012) is besloten een evaluatie uit te voeren aan de hand van de beleidsdoelstellingen, omdat aan de hand van deze doelstellingen de verschillende onderwijsartikelen in samenhang zouden kunnen worden geëvalueerd. Mede door het aantal beleidsdoelstellingen en de samenhang tussen de onderwijsartikelen zou het een te groot beslag op de capaciteit vergen als alle onderwijsbeleidsdoelstellingen in één jaar zouden worden geëvalueerd. Om deze reden is ervoor gekozen de beleidsdoorlichtingen Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat, Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en Brede scholen in 2014 uit te voeren en de overige onderwijsbeleidsdoorlichtingen in 2015.

9

Voor Vensters vo en po geldt dat er nog geen onderzoek beschikbaar is over de effectiviteit van deze instrumenten, zijn deze bij de volgende beleidsdoorlichting wel voorhanden? Zo nee, wanneer zijn deze wel voorhanden?

De volgende beleidsdoorlichtingen met betrekking tot het onderwijs zullen in 2015 aan uw Kamer worden verstuurd: Prestaties leerlingen en studenten omhoog, Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders en Doelmatigheid en focus op onderwijs. In de sectorakkoorden is afgesproken dat het gebruikersonderzoek naar Vensters in 2015 wordt uitgevoerd. Het is nog niet bekend wanneer de onderzoeken precies afgerond zullen zijn. Het streven is de resultaten van dit onderzoek in de volgende beleidsdoorlichting over dit onderwerp mee te nemen.

10

Wordt er bij de benchmark mbo ook gekeken naar de kans op het vinden van een baan en het succes bij de doorstroming naar vervolgonderwijs? Zo nee, zou dat ook nog meegenomen kunnen worden?

De doorstroming naar het HBO is opgenomen in de MBO-benchmark en per instelling terug te vinden in de sectorrapportage op pagina 59 en 60: http://www.mboraad.nl/media/uploads/9e_benchmark/studiesucces/20141126_Sectorrapportage_Studiesucces_2013_(4).pdf. Informatie over kans op werk is niet opgenomen in de MBO-benchmark maar wel te vinden in de studiebijsluiter (Studie in cijfers).

11

Waarom zijn de gegevens uit de MBO-benchmark niet openbaar?

De benchmarkresultaten zijn wel openbaar en op detailniveau per instelling te vinden in de sectorrapportage vanaf pagina 33: http://www.mboraad.nl/media/uploads/9e_benchmark/financieel/Benchmark_financieel_2014.pdf.

De MBO-benchmark is voor instellingen primair bedoeld om zich te kunnen vergelijken en te verbeteren. Instellingen leggen verantwoording af over het gevoerde beleid in hun geïntegreerd jaardocument dat volledig openbaar is.

12

Wanneer zijn er gegevens beschikbaar over de mate waarin de MBO-benchmark gegevens door en binnen instellingen worden gebruikt?

Er zijn geen exacte gegevens, maar de MBO Raad ondersteunt het gebruik middels duidingsgesprekken met bestuurders van instellingen. In algemene zin is het gebruik van de benchmark de verantwoordelijkheid van de instelling zelf. Uit de duidingsgesprekken maakt de MBO Raad op dat de benchmark veel gebruikt wordt bij sturing van interne processen. Daarnaast wordt tijdens duidingsgesprekken vaak aangegeven dat de benchmark ook wordt gebruikt door de Raden van Toezicht. Er zijn inmiddels met de inspectie gesprekken gaande om de benchmarkresultaten onderdeel te laten zijn van informatie in het kader van het inspectietoezicht.

13

Is het onderzoek van Stichting Schoolinfo naar welke informatie ouders en leerlingen belangrijk vinden beschikbaar? Kunt u toelichten welke informatie ouders belangrijk vinden?

In 2011 is er door de Stichting Schoolinfo onderzoek gedaan naar de behoeften van ouders en leerlingen bij schoolkeuze. De managementsamenvatting van dit onderzoek van Schoolinfo, uitgevoerd door CBE, sturen wij hierbij mee.

In 2015 zal er – zoals aangekondigd in de Sectorakkoorden PO/VO – opnieuw onderzoek gedaan worden naar de tevredenheid van ouders over Vensters.

Uit onderzoek van de gemeente Amsterdam naar schoolkeuzemotieven blijkt dat vooral de volgende factoren een belangrijke rol in het keuzeproces: nabijheid, de sfeer, veiligheid, pedagogische richting, denominatie en inschattingen over de kwaliteit van het onderwijs.

14

Wat is er afgesproken met de PO- en VO-raad over het delen van informatie door scholen via Vensters?

In het bestuursakkoord PO is afgesproken dat alle scholen in 2017 een samenhangende set van centrale en decentrale indicatoren presenteren die in samenspraak met OCW en (vertegenwoordigers van) belanghebbenden is vastgesteld. Elke school plaatst de uitkomsten met een eigen toelichting in de lokale context. Een groot deel van de centraal beschikbare (prestatie)gegevens wordt inmiddels via Vensters gepubliceerd. Decentrale indicatoren worden bij scholen zelf verzameld en zijn nog in ontwikkeling. Dit zijn indicatoren die een breder kwaliteitsbegrip laten zien van de school, zoals het profiel van de school, de organisatie van het onderwijs en tevredenheidsonderzoeken onder personeel en ouders/leerlingen. Een deel hiervan wordt in het voorjaar van 2015 gepubliceerd. In september 2015 wordt het ontwikkelproject Vensters PO afgerond en komt het in de beheerfase. Op dat moment zullen de gegevens van Vensters PO in de vorm van «open data» beschikbaar worden gesteld.

In het sectorakkoord VO is afgesproken dat het vo zelf de verantwoordelijkheid neemt voor een toegankelijk, compleet en betrouwbaar Vensters VO en dat alle scholen meedoen aan Vensters VO. Inmiddels is Vensters VO doorontwikkeld naar www.scholenopdekaart.nl waarin voor alle VO-scholen de centrale informatie is ingevuld, waarin scholen met elkaar kunnen worden vergeleken en waarin een uitgebreide managementrapportage beschikbaar is via het Managementvenster. De decentrale informatie is door 94% van de schoolvestigingen voor meer dan 80% ingevuld (zie ook het antwoord op vraag 15). De VO-raad is actief op het gebied van communicatie en ondersteuning aan scholen om de decentrale informatie volledig ingevuld te krijgen.

15

Hoe wordt ervoor gezorgd dat 100% van de scholen vanaf 2017 alle informatie op Vensters zet?

De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor een goed gevuld Vensters PO en VO. In september 2015 zal de projectfase van Vensters PO zijn afgerond. Het doel is dat dan 30% van de scholen Vensters PO heeft gevuld. Daar wordt op dit moment aan gewerkt. Net als in het vo zorgt de PO-Raad hiervoor door scholen en besturen gericht en actief te benaderen en te (laten) ondersteunen bij het vullen en gebruiken van Vensters. De PO-Raad stelt in 2015, mede op basis van de uitkomsten van het onderzoek onder ouders en belanghebbenden (zie het antwoord op vraag 8), een doorontwikkelplan Vensters PO op voor de periode 2016–2020. De PO-Raad werkt in dit plan ook uit hoe zij gaan bereiken dat Vensters in 2017 compleet ingevuld is.

In 2014 had 94% van alle schoolvestigingen in het vo Vensters VO (www.scholenopdekaart.nl) voor meer dan 80% gevuld. De centrale informatie zoals het slagingspercentage en gemiddelde eindexamencijfers is voor alle vo-scholen beschikbaar. De VO-raad heeft op basis van onderzoek in 2014 in beeld gebracht welke 6% overige vo-scholen hun decentrale informatie nog niet (volledig) heeft ingevuld en wat de beweegredenen daarvoor zijn. Zo gaat het er bij 1 op de 5 scholen om dat er niets over praktijkonderwijs is ingevuld. De VO-raad heeft inmiddels een speciale variant van het Schoolvenster voor het praktijkonderwijs ontwikkeld om het gebruik te stimuleren.

De VO-raad benadert de scholen die niet alles invullen actief en biedt elke school praktische ondersteuning bij het (beter) vullen van hun Schoolvenster. De recente doorontwikkeling van Schoolkompas naar www.scholenopdekaart.nl (waarbij scholen met elkaar kunnen worden vergeleken), zal naar verwachting ook positief bijdragen aan de ontwikkeling naar een volledig gevuld Vensters VO tot 100% van de scholen in 2017.

16

Wat zou OCW kunnen doen om ouderbetrokkenheid verder te vergroten?

Ouders en school hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het betrekken van ouders bij de school en bij het leren van hun kinderen. In de periode 2012–2014 heeft OCW via het programma Ouders en school samen een impuls gegeven aan de ontwikkeling van educatief partnerschap tussen scholen en ouders. Dit project heeft bijgedragen aan de bewustwording van scholen en ouders in het po, vo en mbo, en ook bij lerarenopleidingen, over de noodzaak om dit educatief partnerschap in te vullen en vorm te geven. In de beleidsontwikkeling van OCW wordt altijd ook gekeken naar de rol en positie van ouders. Waar nodig wordt dit aspect betrokken bij het beleidsvormingsproces. Ook scholen dienen ermee rekening te houden in hun beleid. In de communicatie van OCW zullen wij de aandacht blijven vestigen op de rol van de medezeggenschap en, waar dat nodig en mogelijk is, ook wijzen op de noodzaak om alle ouders te betrekken bij de school en het onderwijs van hun kinderen.

17

Zijn bij de volgende beleidsdoorlichting evaluaties of monitors beschikbaar over de doelmatigheid van de inspanningen bij ouderbetrokkenheid?

Op 17 december 2014 heb ik u de derde meting van de Monitor Ouderbetrokkenheid in het po, vo en mbo toegezonden. Deze monitor wordt niet gecontinueerd. Ik vind het belangrijk dat ouders op de hoogte zijn van de ontwikkelingen op school van hun kinderen en het gesprek voeren met de school. Scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het betrekken van ouders bij het onderwijs. Scholen maken via Vensters de tevredenheid en betrokkenheid van ouders inzichtelijk. De indicator oudertevredenheid levert landelijk vergelijkbare cijfers op. Daarnaast heeft de Landelijke Ouderraad (LO-Raad) een belangrijke rol, ook als het gaat om het bevorderen van transparantie. Via de LO-Raad heb ik zicht op ontwikkelingen met betrekking tot de betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen.

18

Is er in andere landen informatie beschikbaar over de effectiviteit van maatregelen om ouderbetrokkenheid te vergroten?

Ja, ik verwijs bijvoorbeeld naar Let’s read them a story. The parent factor in education van de OESO uit 2012 en Leraren en ouderbetrokkenheid (Joep Bakker e.a., Radboud Universiteit, 2013).

19

Op wat voor manieren zou de informatie uit de JOB-Monitor kunnen worden toegepast?

Studenten en instellingen kunnen de resultaten van de JOB-monitor vanuit hun eigen instelling of opleidingsrichting vergelijken met de resultaten van andere instellingen of opleidingsrichtingen. Zo hebben zowel studenten(raden) als instellingen een instrument in handen waarmee ze het gesprek met elkaar kunnen aangaan. De resultaten uit de monitor vormen een beginpunt om de kwaliteit van de eigen instelling en opleiding te verbeteren.

20

Is er bij de volgende beleidsdoorlichting inzicht in de mate waarin de uitkomsten van de JOB-Monitor door stakeholders wordt gebruikt?

Hier is al inzicht in. De JOB geeft aan dat de JOB-monitor 2014 door ruim 51% van alle mbo-studenten is ingevuld. Volgens de JOB worden de resultaten van de JOB-monitor gebruikt door studentenraden en de instellingen, met name de kwaliteitszorgmanagers, om de tevredenheid van de studenten te verhogen. Dit lijkt zijn vruchten af te werpen. Het gemiddelde rapportcijfer voor de opleiding is gestegen van 6,6 in 2001 tot 7,0 in 2014 en voor de instelling van 6,2 in 2001 tot 6,5 in 2014.

21

Is het mogelijk om de JOB-monitor uit te breiden met indicatoren die betrekking hebben op de periode na het afstuderen, bijvoorbeeld de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt?

Nee. Bij de JOB-monitor worden alleen studenten bevraagd die ingeschreven staan bij een mbo-instelling. Gegevens over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt worden op dit moment door CBS verzameld. In het kader van de ontwikkeling van de doorstroommonitor zullen gegevens over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en de doorstroom naar vervolgonderwijs ook voor instellingen beschikbaar komen.

22

Welke mogelijkheden zijn er om de JOB-monitor te koppelen aan de cijfers over het gebruik van de studiebijsluiter?

Een koppeling tussen de JOB-monitor en cijfers over het gebruik van de studiebijsluiter is niet zinvol. De studiebijsluiter (Studie in cijfers) is met name bedoeld voor aankomende mbo-studenten en voor mbo-studenten die van opleiding willen veranderen. De JOB-monitor is een instrument om de tevredenheid van studenten over diverse zaken in de instelling en opleiding te meten.

23

Waar zijn de geïntegreerde jaardocumenten te vinden?

DUO beschikt over alle geïntegreerde jaardocumenten van de mbo-instellingen. Daarnaast heeft elke instelling op haar website een link naar haar eigen geïntegreerd jaardocument. De instellingen zijn wettelijk verplicht het geïntegreerd jaardocument openbaar te maken.

24

Wanneer wordt onderzocht of en in welke mate Studie in cijfers door studenten en andere stakeholders wordt gebruikt?

Het gebruik van Studie in cijfers door studenten wordt via de jaarlijkse Monitor beleidsmaatregelen bekend gemaakt. De Monitor beleidsmaatregelen 2014 is, samen met mijn beleidsreactie, begin maart 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

25

Waarom zijn er geen streefwaarden benoemd voor het aantal bezoekers van de website studiekeuze123.nl en de uitkomsten van de Nationale Studenten Enquête?

Ik vind het belangrijk dat beide instrumenten gebruikt worden, zonder mij daarbij vast te leggen op een bepaald percentage. Waar het om gaat is dat er objectieve informatie beschikbaar is over de opleidingen in het ho, en dat die opleidingen via een website met elkaar vergeleken kunnen worden. Overigens maken studenten voor hun studiekeuze niet alleen gebruik van studiekeuze123, maar ook van informatie van hun vo-school en informatie van de ho-instelling (open dagen, website, folders, etc.). Uit de Monitor beleidsmaatregelen blijkt dat het gebruik van studiekeuze123 door studenten nog steeds stijgt.

De NSE is een periodiek meetinstrument, waarvan de uitkomsten door de studenten worden bepaald. De uitkomsten van de NSE worden niet alleen gebruikt voor de website studiekeuze123, maar worden ook teruggelegd bij de instellingen. Het is belangrijk dat zij daar zelf hun voordeel mee doen. Zij bespreken deze scores vaak binnen hun eigen instelling. Zo krijgt de NSE een plek binnen hun eigen kwaliteitscyclus. Ook de panels van de NVAO kijken vaak naar tevredenheidscijfers. Naast andere bevindingen spelen ze een rol bij de overwegingen en oordelen van het panel.

In het kader van de prestatieafspraken konden instellingen ervoor kiezen een ambitie te formuleren op de indicator studentenoordeel over de opleiding in het algemeen uit de NSE. Verschillende instellingen hebben dit gedaan.

26

Wat wordt er gedaan om de respons van de NSE1 te vergroten?

De NSE wordt onder alle bachelor- en masterstudenten uitgezet. Een netto respons van circa 35% betekent dat meer dan 200.000 studenten de enquête hebben ingevuld. Dat geeft in principe voldoende robuuste cijfers voor de meeste uitslagen. Volgens het deskundigenpanel dat betrokken is bij de NSE (waarin een aantal hoogleraren zitting hebben), is een respons van 35% voor de NSE een mooie score.

De stichting Studiekeuze123 is verantwoordelijk voor de uitvoering van de NSE. Elk jaar overleggen zij met de instellingen wat er goed ging en wat er beter kan. Dit jaar organiseert Studiekeuze123 regiobijeenkomsten met universiteiten en hogescholen om te bespreken hoe de respons verhoogd kan worden. Daarnaast is dit jaar het communicatiepakket aangepast: in overleg met de instellingen is gekozen voor nieuwe posters en banners en is er de mogelijkheid voor studenten om de enquête op de smartphone in te vullen. Dit alles leidt tot de verwachting dat de respons van 2015 hoger zal zijn dan die van 2014.

27

Komt er onderzoek naar de mate waarin de uitkomst van de NSE worden gebruikt door onderwijsinstellingen?

Volgens de Stichting Studiekeuze123 worden de uitkomsten van de NSE gebruikt door alle bekostigde universiteiten en hogescholen. Dit blijkt uit overleg tussen deze partijen. De resultaten van de NSE worden meestal breed besproken binnen de instellingen en spelen een rol bij de kwaliteitscyclus binnen de instellingen.

28

Is bekend waarom slechts 4% van de studenten de studiebijsluiter gebruikt? Kan bevorderd worden dat dit percentage toeneemt, gezien het feit dat een derde van de gebruikers zich door de bijsluiter laat beïnvloeden?

De studiebijsluiter (Studie in cijfers) wordt vanaf 2013 aangeboden, maar toen deden nog lang niet alle ho-instellingen mee. Met de update van Studie in cijfers van afgelopen zomer zijn alle bekostigde opleidingen van de bij de VSNU en Vereniging Hogescholen aangesloten instellingen voorzien van studiebijsluiters. Uit de monitor beleidsmaatregelen 2014, die onlangs aan de Tweede Kamer is aangeboden, blijkt dat het gebruik van Studie in cijfers is gestegen van vier procent in 2013 naar negen procent in 2014. Er is niet onderzocht waarom andere studenten de studiebijsluiter niet gebruiken. Onbekendheid kan een rol spelen. Ik verwacht dat het percentage nog verder zal stijgen, nu alle ho-instellingen zijn aangesloten en Studie in cijfers ook bij alle opleidingen op de website van studiekeuze123 te vinden is.

29

Waarom is er bij de inzet van de instrumenten genoemd niet een geëxpliciteerde afweging gemaakt of heeft er geen vergelijking met andere mogelijkheden plaats gevonden?

Zie het antwoord op vraag 7.

30

Klopt het dat het niet inzichtelijk is wat de inhoudelijke aansluiting van de opleidingen op de kwalificatiedossiers is, gezien het feit dat de onderwijsinspectie dit bij 3% van de opleidingen per jaar onderzoekt?

Nee. Elke instelling moet zelf de inrichting van elke aangeboden opleiding vooraf inzichtelijk maken (in bijvoorbeeld de onderwijs- en examenregeling, de studiegids, het leerplan, het examenplan) en achteraf verantwoording afleggen over de kwaliteit van de aangeboden opleidingen aan de direct betrokkenen en aan de inspectie. De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs aan de hand van de kwaliteitsaspecten uit het Toezichtkader BVE, waaronder: het opleidingsprogramma is afgestemd op het kwalificatiedossier, het exameninstrumentarium sluit aan op de uitstroomeisen, de voorlichting over de opleiding, de bewaking van en de verantwoording over de kwaliteit en de verbetering daarvan. De inspectie voert eens in de drie jaar een regulier periodiek onderzoek uit bij elke instelling met een aselecte steekproef van aangeboden opleidingen en de inspectie voert jaarlijks bij elke instelling een risicoanalyse uit. De uitkomsten van deze inspectieonderzoeken leveren jaarlijks een representatief landelijk totaalbeeld op van de bekostigde mbo-opleidingen. Die publiceert de inspectie jaarlijks in het Onderwijsverslag.


X Noot
1

NSE: Nationale Studenten Enquête

Naar boven