31 510 Energierapport

Nr. 48 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 maart 2012

Op 6 maart jl. heeft uw Kamer een motie van de leden Sap, Dijsselbloem, Koolmees en Slob aangenomen waarin de regering wordt verzocht in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse economie van een steeds verder stijgende olieprijs, en de Kamer daarover op zeer korte termijn te informeren1. Met deze brief kom ik tegemoet aan dat verzoek.

1. Achtergrond ontwikkelingen olieprijs

De olieprijs staat momenteel hoog. In februari 2012 kost olie gemiddeld $ 119 per vat (North Sea Brent prijs). Dit is bijna zo hoog als tijdens de vorige prijspiek in april 2011. De prijs toont zich daarmee over de afgelopen jaren uitzonderlijk volatiel, zoals blijkt uit onderstaande figuur.

Figuur: Wereldolieprijs 2006–februari 2012

Figuur: Wereldolieprijs 2006–februari 2012

Bron: CBS

De stijging sinds het dieptepunt in begin 2009 heeft met name een structurele oorzaak, namelijk de aantrekkende vraag naar olie in Azië en het Midden-Oosten.

Hiernaast waren er een aantal minder structurele, tijdelijke factoren van invloed op de olieprijs. De onrusten in noordelijk Afrika en het Midden-Oosten zorgden voor een risico-opslag op de kortetermijnoliemarkt. In het afgelopen jaar was de ontwikkeling van de prijs voorts onderhevig aan de onzekerheid over toekomstige economische groei, de aardbeving en tsunami in Japan en aanhoudende onzekerheid over het aanbod. De vraag verminderde enigszins door de hoge prijzen, zo gaan gebruikers over van olie op gas en blijkt het verbruik van benzine in de Verenigde Staten lager uit te pakken.

Voor wat betreft de toekomst geldt dat op de korte termijn de olieprijs volatiel en onzeker is. De energiemarkten worden volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) in 2012 getypeerd door aanmerkelijke onzekerheid. De aantrekkende vraag van niet-OESO-landen leidt tot vermindering van de voorraden en daarmee hoge prijzen. De aanbodproblemen in een aantal landen houden aan, wat het IEA ziet als een belangrijkere factor dan de achterblijvende ontwikkeling van de wereldeconomie. De aanbodproblemen worden overigens door andere producenten opgevangen, waaronder Saoedi-Arabië en Libië.

Meer structureel voorziet IEA voor de langere termijn dat door achterblijvende investeringen de wereldwijde productiecapaciteit achterblijft, waardoor prijspieken tot $ 150 zich binnen vijf jaar kunnen voordoen. Anderzijds kunnen nieuwe winningtechnieken tot een productiegroei leiden en daarmee een matigend effect op de prijs hebben. Het IEA houdt in haar scenario’s rekening met een prijs van ruwe olie van $ 120 per vat in 2035 (in prijzen van 2010, nominaal $ 210)2. Tegelijkertijd geeft de IEA aan dat er de komende decennia voldoende gas- en olievoorraden zijn, ondanks dat de vraag naar energie blijft toenemen.

2. Effect van hoge olieprijzen op de Nederlandse economie

Hogere olieprijzen hebben in het algemeen een negatieve uitwerking op de economische groei. Ze verhogen productiekosten van bedrijven, met als gevolg hogere prijzen van producten en diensten. Hogere prijzen hebben een negatief effect op het reëel beschikbaar inkomen van gezinnen en daardoor op hun consumptie. Lagere consumptie werkt negatief door op de investeringen. De productie neemt af door de lagere consumptie en investeringen, waardoor de werkloosheid oploopt, met verdere negatieve gevolgen voor de consumptie en de economische groei.

In december 2010 heeft het Centraal Planbureau een scenario doorgerekend voor een olieprijsstijging in het geval van een beperking van het olieaanbod3. In die doorrekening leidt een 20% hogere olieprijs op korte termijn tot 0,4%-punt lagere economische groei in Nederland. De omvang van dat effect is vergelijkbaar met dat in andere Europese landen4. De achtergronden van stijgingen of dalingen van de olieprijs voor de doorwerking op de Nederlandse economie zijn echter zeer relevant. Als een olieprijsstijging het gevolg is van een meevallende economische ontwikkeling, profiteert Nederland van de daarmee gepaard gaande groei van de wereldhandel. Dit compenseert het negatieve effect en leidt op termijn zelfs tot een positief effect op economische groei.

Op korte termijn kunnen tijdelijke aanbodbeperkingen de olieprijs opdrijven. Dit heeft een negatief effect op de economische groei. De structurele oorzaak van de huidige hoge olieprijzen komt echter met name uit de toenemende vraag uit ontwikkelende landen. Ondanks de hogere olieprijzen profiteert de Nederlandse economie daar per saldo van.

In een scenario van aanbodbeperkingen heeft een hogere olieprijs op korte termijn overigens nauwelijks effect op het overheidstekort. De aardgasbaten zullen stijgen. Daarentegen zullen andere belastinginkomsten juist dalen, omdat er minder economische activiteit zal zijn. Deze twee zaken houden elkaar op korte termijn ongeveer in evenwicht.

Stijgende olieprijzen en daarmee gepaard gaande stijgingen in energieprijzen bieden naast kosten voor de economie ook kansen voor innovaties in de energiesector. Innovatieve vormen van (duurzame) energie, zoals windenergie en zonne-energie, worden aantrekkelijker wanneer de prijs stijgt. De kosten voor de meeste vormen van hernieuwbare energie zijn op dit moment nog hoger dan voor fossiele energie. Een stijging van de energieprijzen maakt dit verschil kleiner, en zorgt ervoor dat hernieuwbare opties eerder kunnen concurreren met fossiele energie.

3. Het energiebeleid: betrouwbare energie tegen concurrerende prijzen

De stijgende energiekosten werden al geconstateerd in het Energierapport en vormen een uitgangspunt van het energiebeleid van dit kabinet5. Het betekent allereerst dat alle veilige en betrouwbare energieopties hard nodig zijn voor het realiseren van betrouwbare energie tegen concurrerende prijzen: groen, maar ook grijs zoals kolen, gas en kernenergie.

Daarbij bevestigen de stijgingen in olieprijzen de noodzaak van de huidige prioriteiten, waaronder het diversifiëren naar energiedragers en herkomst van energie, het versterken van de Europese markt, het positioneren van Nederland als gasrotonde, het stimuleren van hernieuwbare energie, het voeren van een actieve energiediplomatie, het bijmengen van biobrandstoffen in de transportsector, de inzet op elektrisch vervoer en de ontwikkeling van de biobased economy.

Vanwege de verwachting van stijgende energiekosten zet dit kabinet in op toenemend gebruik van hernieuwbare energiebronnen en vermindering van het fossiele energieverbruik door verdere verbetering van de efficiency. Een realistische transitie naar een duurzame energiehuishouding is nodig. Daarom zet het kabinet kostenefficiënte instrumenten in, zoals de SDE+, om de Europese doelstelling voor het aandeel hernieuwbare energie zo goedkoop mogelijk te realiseren. De langetermijnaanpak staat in het teken van bevordering van de innovatie, zodat hernieuwbare energie op termijn kan concurreren met grijze energie. Deze strategie zorgt voor verduurzaming en betrouwbare energie tegen concurrerende prijzen.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 29 544, nr. 381.

X Noot
2

IEA World Energy Outlook 2011, november 2011.

X Noot
3

CPB Document 217, SAFFIER II, december 2010.

X Noot
4

OECD Economic Outlook 89, mei 2011.

X Noot
5

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 31 510, nr. 45.

Naar boven