31 510
Energierapport 2008

nr. 34
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 februari 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 17 december 2008 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 12 december 2008 over de invulling moties notaoverleg Energierapport (31 510, nr. 30);

– de brief van de minister van Economische Zaken d.d. 16 december 2008 over het aansluitbeleid elektriciteit (29 023, nr. 65);

– antwoorden op vragen van het lid Jansen over de invoering van het capaciteitstarief d.d. 16 december 2008 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 985);

– antwoorden op vragen van het lid Zijlstra over de stijging van de kosten van een netwerkaansluiting voor verenigingen van eigenaren d.d. 16 december 2008 (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 983).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Zijlstra Griffier: Franke

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De voorzitter: Ik heet allen hartelijk welkom. Ik stel voor de onderwerpen die op de agenda staan als volgt te behandelen: 1. de moties naar aanleiding van het notaoverleg Energierapport, 2. de vragen over het capaciteitstarief en 3. de brief van de minister over het aansluitbeleid elektriciteit.

Het woord is aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP): Voorzitter. Ik ga eerst in op de motie-Hessels c.s. Onder deze motie stond ook mijn naam. Zoals de minister weet, is en blijft de SP een groot voorstander van deze motie. De minister stelt nu voor om de netwerkbedrijven een solvabiliteitseis van 40% op te leggen bij de ingang van de splitsing. Dat is een vooruitgang. Het is naar onze mening juist om dat ten tijde van de splitsing te doen. Wij willen echter graag vasthouden aan de 50% uit de motie. Immers, het argument van de minister om de motie niet uit te voeren, namelijk dat dit ten koste gaat van de solvabiliteit van de productie- en leveringsbedrijven (PLB’s), is niet nieuw. Dit argument heeft zij ook al gebruikt tijdens het notaoverleg over het Energierapport. Desondanks heeft de Kamer de motie aangenomen. Dat lijkt mij een reden om de poot stijf te houden, of de minister moet nu met heel goede nieuwe argumenten komen, maar die heb ik in de brief in ieder geval niet aangetroffen. De heer Hessels is nog niet aanwezig, maar wij kennen hem als iemand die de rug recht houdt en een strikte opvatting heeft over dualisme. De SP-fractie gaat er daarom van uit dat ook hij vasthoudt aan de motie. Dat zullen wij zo horen. Een snelle berekening leert overigens dat die solvabiliteit al is geregeld als de aandeelhouders van de PLB’s één jaar de winstuitkering laten lopen of tien jaar genoegen nemen met 10% minder winstuitkering. Dat is dus geen enkel probleem.

Dan ga ik nu in op het capaciteitstarief. Een half jaar geleden zei de minister dat de kleinverbruikers geen financieel nadeel zouden ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief. Dit tarief staat nu op het punt om te worden ingevoerd, maar uit de vele mails, brieven en telefoontjes die wij de afgelopen maand hebben gekregen, blijkt dat niet te kloppen. Ik geef een van de voorbeelden die ons de afgelopen weken zijn gemeld.

Appartementseigenaren met een lift in het gebouw moeten veelal enkele tientjes per maand meer gaan betalen. Een vereniging van eigenaren in Stadskanaal heeft zes appartementen met één lift. Het capaciteitstarief is € 1 100. Dat is € 15 per maand per bewoner. De minister gaf in antwoord op mijn schriftelijke vragen aan dat het maar een kleine groep is omdat in minder dan 25% van de appartementscomplexen een vaak ouderwetse hydraulische liftinstallatie aanwezig is. Dit zijn 5000 aansluitingen en ongeveer 50 000 huishoudens. Vindt de minister dat een kleine groep? Ik niet.

De heren uit Den Haag die aan de uitzending van Radar van afgelopen maandag meewerkten wonen in een spiksplinternieuw appartementencomplex met een, volgens de minister, ouderwetse lift. Kan zij aangeven wanneer de term «ouderwets» naar haar mening van toepassing is? Is de minister er echt wel zeker van dat dit soort liften niet meer wordt geïnstalleerd? Moeten wij dan niet als een speer aan die liften eisen gaan stellen, zodat zij vanaf nu voldoen aan de hoogste eisen die je op dat terrein kunt stellen? Misschien kan de minister van VROM dit regelen.

Het gaat niet alleen om appartementseigenaren, maar ook om huurders. Woningcorporaties zullen de servicekosten voor complexen met een lift fors gaan verhogen na deze forse stijging van de energierekening. Hiervoor krijgen de huurders een gelimiteerde huurtoeslag die niet meestijgt met deze ontwikkeling. Vindt de minister het acceptabel dat huurders, over het algemeen niet het rijkste deel van de bevolking, er door dit grapje op achteruit gaan? Is zij bereid om met de minister voor WWI in overleg te treden om dit probleem op te lossen?

Stadsverwarmingsklanten die koken op een keramische plaat hebben in sommige gevallen ook een grotere aansluiting. De minister en de netwerkbedrijven kunnen dit ontkennen, maar de voorbeelden zijn er. Ik verwijs hiervoor naar Radar van afgelopen maandag. Ook op het gebied van warmtepompen is het van hetzelfde laken een pak. Bij een gedeelte van deze groep is het daarnaast zeker dat zij hun capaciteit niet kunnen verlagen. Zij worden dus gestraft voor hun duurzame warmte- en koudevoorziening. Als de situatie blijft zoals die is, dan worden er nog maar weinig individuele warmtepompen geplaatst, want dat is gewoon niet meer voordelig. Deze huishoudens moeten door de invoering van het capaciteitstarief een monteur of installateur € 50 betalen om te bepalen of zij hun capaciteit kunnen verlagen. Als dat niet kan, blijven zij nog steeds met een hogere energierekening zitten en resteert hen te proberen om het energieverbruik te verlagen. Dat is voor de SP-fractie onacceptabel. Deze mensen hebben immers niet om dit capaciteitstarief gevraagd en moeten nu ten faveure van de reductie van de administratieve lasten van de netwerkbedrijven de portemonnee trekken.

Ik doe de volgende voorstellen. Twee voorstellen daarvan heb ik anderhalf jaar geleden ook al gedaan. Ik denk dat daarmee problemen voorkomen hadden kunnen worden. 1. Verlaag het tijdelijke tarief voor het omlaag brengen van de aansluitwaarde van € 50 naar € 0. 2. Mensen of verenigingen van eigenaren die worden getroffen door het verhoogde vastrecht, moeten aanspraak kunnen maken op een gratis energiebesparingsadvies. Dat is goed voor de portemonnee en goed voor het milieu. Dat zou ook het draagvlak voor de invoering van het capaciteitstarief ten goede komen. 3. Liftaansluitingen en andere aansluitingen voor collectieve voorzieningen bij wooncomplexen moeten erkend worden als aansluitingen met een verblijffunctie waardoor zij in aanmerking komen voor compensatie via de energiebelasting. Als dat kan bij sportverenigingen en kerken, dan kan dat naar onze mening ook bij liftinstallaties. Deze zijn een onderdeel van een woongebouw. Graag hoor ik een reactie van de minister op deze voorstellen.

Enkele netwerkbedrijven versturen al vrolijk brieven naar klanten om te vertellen dat het capaciteitstarief per 1 januari wordt ingevoerd. In de Eerste Kamer wordt het wetsvoorstel echter op zijn vroegst op 23 januari behandeld. Dit is op zijn zachtst gezegd niet netjes. Niet tegenover de Eerste Kamer en niet tegenover de energieverbruiker. De SP-fractie vindt dat het capaciteitstarief niet moet worden ingevoerd voordat de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft afgehandeld en de Tweede Kamer zich heeft kunnen uitspreken over de overgangsregeling die de minister voorstaat. Is de minister bereid om tot die tijd de invoering uit te stellen? Wij hebben laten nagaan of de minister formeel in haar recht staat door het zo te doen als zij het wil doen. Het is gebleken dat dit zo is. Naar mijn mening is dit wel een fout. Misschien hebben wij die zelf gemaakt, maar wij veronderstelden dat het wetsvoorstel en de ministeriële regeling aan elkaar waren gekoppeld. Dat blijkt niet zo te zijn. Dat is jammer. De minister zou echter ook moeten kijken naar het effect op het draagvlak en zich moeten afvragen of de mensen dit nog snappen. Ik denk dat een buitenstaander hier helemaal niets van snapt.

Dan kom ik bij het aansluitbeleid. Dit gaat in principe om het besluit van de Kamer om de voorhang van de ministeriële regeling te stuiten en dit dossier te behandelen in combinatie met de behandeling van het wetsvoorstel «voorrang voor duurzaam» in februari of maart. De minister pleit er in haar brief voor om de regeling nu toch in te voeren. Zij is in de brief wel ingegaan op een aantal kritiekpunten dat door maatschappelijke organisaties is geuit. Zij zegt in haar brief dat de grote problemen in het Westland op dit moment zijn opgelost en dat TenneT verwacht dat er tot 2010 vrijwel geen problemen zijn met de congestie. Dat lijkt ons toch voldoende lucht te bieden om de ministeriële regeling in combinatie met het wetsvoorstel te behandelen. Dat scheelt drie of vier maanden. Het argument van de minister dat ertoe moet leiden dat wij ons besluit om de voorhang te stuiten, intrekken, deel ik niet. Ik hoor daarvoor dan ook graag nadere argumenten van de minister.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik zal in mijn betoog dezelfde volgorde aanhouden. Ik begin met de motie over de solvabiliteit van de netbeheerder. De minister heeft ervoor gekozen om de motie niet helemaal uit te voeren, maar wel zoveel mogelijk in de geest van de motie te handelen. Een compliment daarvoor. Wij blijven echter zitten met het principiële punt dat achter de getallen zit. Het gaat immers niet om de getallen zelf. Wij willen netbeheerders die voldoende zijn toegerust om de investeringen in de toekomst aan te kunnen. Mijn vele gesprekken met netbeheerders en aandeelhouders van die netbeheerders leiden mij tot de conclusie dat mijn fractie vrij fors van mening verschilt met de netbeheerders. De investeringen waar netbeheerders in de toekomst voor staan, zijn moeilijk te overschatten. Deze zijn ongelooflijk groot en gaan veel verder dan een beetje koperdraad of de slimme meter, terwijl een aantal netbeheerders daar al ophoudt met denken. Zij gaan ook nog verder dan investeringen in bijvoorbeeld de elektrificatie van het personenvervoer, waar sommige netbeheerders gelukkig al wel aan denken. Het gaat helemaal in de richting van een duurzame energievoorziening. De investeringen daarvoor zijn enorm. Ik twijfel zelfs of je bij een solvabiliteit van 50% zover kunt komen, maar goed, je moet ergens een norm noemen. Die hebben wij in de motie genoemd en daar willen wij eigenlijk aan vasthouden. Wij willen de minister echter tegemoetkomen in haar denkproces: wij willen wel op 50% gaan zitten, maar als de netbeheerder kan aantonen dat de enorme investeringsplannen ook kunnen worden uitgevoerd met een iets lagere solvabiliteit – stel dat wij het eens worden over de investeringsplannen die bij het splitsingsplan moeten worden ingediend – dan zou je via een «comply or explain»-achtige constructie de 50% mogen verlaten en kunnen afzakken in de richting van 40%. Het uitgangspunt moet naar onze mening echter 50% eigen vermogen zijn.

De minister voert nog een ander sterk argument aan waarop die 50% kan stranden en dat is de solvabiliteit van het spiegelbeeldige deel, het deel dat zich aan de andere kant van de splitsing bevindt, namelijk de solvabiliteit van het productie- en leveringsbedrijf. Ook daarbij zijn woeste discussies gevoerd over de vraag wat nu precies het eigen vermogen van al die bedrijven is. Om eerlijk te zijn levert elke discussie voor mij meer vragen op dan antwoorden. Mocht de minister de 50/50 los willen laten vanwege een te lage «rating» van het overblijvende productie- en leveringsbedrijf, dan verzoek ik haar, de toezichthouder te vragen om daar een oordeel over te vellen. Wat is precies de overblijvende rating van het productie- en leveringsbedrijf als je het eigen vermogen van de netbeheerder omhoog brengt? Dat is de inzet van mijn fractie: houd vast aan 50% en verminder dit pas als echt wordt aangetoond dat de investeringen ook zonder die 50% mogelijk zijn. Ontstaan er dan problemen bij de productie en levering, laat hen dat dan aantonen. Ik snap wel dat een goede solvabiliteit van belang is voor de verkoopbaarheid van zo’n productie- en leveringsbedrijf. Ik kan mij overigens voorstellen dat de posities die zij op dit moment hebben ingenomen op de langetermijnmarkten van stroom nog veel crucialer en, in dit geval misschien wel desastreuzer, zijn voor de verkoop. Dat punt kunnen wij hier echter niet bespreken.

Het capaciteitstarief. Ik heb met enige verwondering naar de uitzending van Radar gekeken. Eerst ga ik in op het feit dat mensen erop achteruit gaan. Ik heb het nog eens even opgezocht: mensen gaan erop vooruit. Het capaciteitstarief dat voor Essent is vastgesteld, is € 114; voor Nuon is dat € 115 en voor Stedin, het Eneco van vroeger, is dat € 113. De teruggave van het vaste tarief is in de laatste aanpassing van het Belastingplan naar € 121 verhoogd. Dat is dus winst, vooral voor de kleine verbruikers. De systematiek waarvoor was gekozen, de verhoging van het vaste capaciteitstarief, maar ook een verhoging van de belastingteruggave, heeft dus gewerkt, en zelfs iets meer dan dat. Dat was indertijd overigens ook het verzoek van mijn fractie, maar ik kan mij niet voorstellen dat dit niet is gedaan met die filosofie in het achterhoofd. Het eindresultaat is hetzelfde: de teruggave is hoger dan het capaciteitstarief.

Mensen zeggen dat zij hun aansluitwaarde moeten verlagen, terwijl zij daar nooit om hebben gevraagd. Dat is zo, maar wij hebben daar wel om gevraagd. Aansluitwaarden moeten zo laag zijn als maar enigszins mogelijk is. Dat heeft te maken met het voorkomen van piekbelasting. Piekbelasting is niet alleen slecht voor de stabiliteit van het net, maar ook voor het energieverbruik van het energiesysteem als geheel. De piekbelastingen bezorgen ons de grootste problemen. Als wij daar iets aan kunnen doen en als de consumenten daaraan mee kunnen werken, dan zien wij dat graag. Vandaar de coulanceregeling om ervoor te zorgen dat dit maar€ 50 kost. En wat doet zich nou voor? Ook als ik de tarieven daarvan erbij pak, blijkt dat zowel bij Nuon, Essent als bij Stedin wordt overgegaan naar een verlaging van drie keer 35 naar drie keer 25. Daarmee ga je er zo’n € 15 per jaar op vooruit. Je verliest dus geen geld. In het begin verlies je € 50, maar je wint dat bedrag in drie of vier jaar terug. Die aansluitingen zitten er wel een tijdje.

De heer Jansen (SP): Onderschrijft de heer Samsom dat het wetsvoorstel voor het capaciteitstarief als achtergrond heeft dat wij een administratieve scheiding willen bereiken tussen de netbeheerder en de handelsbedrijven? De eenvoud van de administratie is dus het uitgangspunt en niet het verhaal van de heer Samsom dat de aansluitwaarden omlaag moeten.

De heer Samsom (PvdA): Dat is een van de uitgangspunten. Dat je de administratie wilt vereenvoudigen lijkt mij een goed uitgangspunt. Er waren echter meer uitgangspunten, bijvoorbeeld de kosten van het transport op de juiste manier toerekenen. De kosten voor transport worden bepaald door de dikte van de kabel en de grootte van de zekering, niet door de hoeveelheid kilowatturen die je erdoorheen stuurt. Daarvoor is het leveringstarief. Mijn fractie had in eerste instantie ook grote aarzelingen, maar toen heeft mijn fractie aan allerlei knoppen gedraaid om ervoor te zorgen dat de energiebesparing niet het kind van de rekening wordt. Ik ben blij dat dit op heel veel punten goed is gegaan. Daar ben ik tevreden over.

De heer Jansen (SP): Laten wij dan even aannemen dat het element dat de heer Samsom noemde, ook een rol speelde. Vooruit dan maar. Nu heb ik een liftinstallatie. Wat is de piekbelasting van een liftinstallatie? Vindt deze ’s morgens tussen acht en negen of ’s avonds in de avondspits plaats, of worden die liften gewoon af en toe iets meer gebruikt en hebben zij een paar seconden iets meer stroom nodig? Van welke piekbelasting zou het energienet nou zo’n last hebben?

De heer Samsom (PvdA): De vraag van u aan de minister – kunt u ervoor zorgen dat er geen hydraulische liften meer komen, maar alleen betere, moderne – was heel terecht. U vroeg daar niet voor niks om. Dat is immers slecht voor het net. Het is overigens slecht voor het energieverbruik in het algemeen als liften bij het aangaan in een keer 60 ampère trekken. Het is dus belangrijk. Wij praten er nu pas over omdat het capaciteitstarief is ingevoerd, quod erat demostrandum: het nut van dit wetsvoorstel.

De heer Jansen (SP): Ik ga er dan van uit dat de heer Samsom mijn voorstellen steunt om mensen te helpen om de capaciteit te verlagen.

Ik ga nog even in op de € 15 winst die men zou hebben bij het verlagen van de aansluitwaarde. Is het niet zo dat men, als de installatie wordt teruggebracht van 35 naar 25, alleen niet nog meer gaat betalen? Het tarief dat nu wordt betaald is buitengewoon bescheiden voor de waarden tussen de 25 en de 35 ampère. Dat is een heel klein verschil. Dat verschil wordt groter. Daar heeft niemand om gevraagd. Als nu wordt gezegd dat je geld terugkrijgt als je de waarde verlaagt, dan krijg je in wezen het geld terug dat je eerst hebt betaald. Dat klopt toch?

De heer Samsom (PvdA): Nee, maar deze mensen hebben de afgelopen jaren wel te veel betaald. Daar gaan wij nu dus wat aan doen. Nu betaal je grosso modo voor een drie keer 25-aansluiting € 20 per jaar en voor een drie keer 35-aansluiting ongeveer € 35 per jaar. Die winst, € 15 per jaar, boek je. Daarbij komt nog het capaciteitstarief dat in de plaats komt van het transporttarief. Dat gaat van € 0 naar € 114, maar daarvoor krijg je € 121 terug. Deze mensen hebben dus niet alleen de € 15 winst, maar ook nog eens de € 7 van de energiebelasting. Liander heeft in zijn brief veel te hoge bedragen genoemd en daarmee de mensen echt angst aangejaagd terwijl dat niet nodig is. Over het hoofd van de voorzitter heen zeg ik tegen Liander dat ik dat slecht vind. Dat had niet gemogen. Daar had ook veel dwingender in mogen staan dat de aansluitwaarde kan worden verlaagd. Bijna iedereen met een warmtepomp kan toe met drie keer 25, of je moet wel een heel groot huis hebben, maar dan moet je je afvragen of je voor die mensen wel wat wilt regelen. Wie elektrisch kookt op een drie keer 35-aansluiting, moet echt naar zijn kookplaten gaan kijken. Dat kan met een lagere aansluiting.

De warmtenetten en de warmtepompen zijn in de ogen van mijn fractie niet het probleem. Het is wel een probleem dat de verenigingen van eigenaren die ook liften hebben, niet in aanmerking komen voor de teruggave van de energiebelasting. Ik zeg eerlijk dat ik dat niet heb gezien. Anderen hebben dat ook niet gezien, maar dat hadden wij wel moeten zien. De compensatieregeling die wij hebben ontworpen zijn gericht op kerken en sportverenigingen, maar de verenigingen van eigenaren zijn wij vergeten. Kunnen wij daar alsnog iets voor regelen, bijvoorbeeld zoals de heer Jansen dat voorstelde? Ik hoop van harte dat dit juridisch mogelijk is. Ik snap dat de minister in eerste instantie op de Kamervragen met iets anders is gekomen, een soort overgang, een stootkussenregeling, maar een echte oplossing zou ons na aan het hart liggen. Ik hoop dat dit kan zonder dat de korting ook gaat gelden voor alle lantaarnpalen. Wij moeten de verenigingen van eigenaren kunnen afzonderen van al die dingen die geen verblijfsfunctie hebben, anders gaan wij € 300 per lantaarnpaal uitkeren. Dat zou een beetje overdreven zijn.

Tot slot ga ik in op het aansluitbeleid en de desbetreffende ministeriële regeling. Wij hebben één groot probleem gezien bij alle insprekers, bellers en schrijvers die ons hebben laten weten dat dit de meest rampzalige regeling in de geschiedenis is, en dat zijn de windenergieproducenten. Zij moeten volgens deze regeling wel heel gedetailleerd een dag van tevoren hun productie opgeven. Dat is bij windenergie nou net even ingewikkelder dan bij heel veel andere bronnen van energie. Als dat niet wordt opgelost, wachten wij liever op het wetsvoorstel «voorrang voor duurzaam». Mocht de minister daar wel een adequate oplossing voor vinden, dan vervalt voor ons het probleem om die ministeriële regeling nu in te laten gaan. Dit moet dan wel echt zijn opgelost. Dan mogen niet al die arme windmolenexploitanten met een soort spreadsheet opgezadeld worden met weersvoorspellingen, waardoor zij kosten moeten maken die niet gemaakt hoeven te worden.

De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Ik ga eerst in op de moties. Ik wil de minister bedanken voor haar uitvoerige en constructieve reactie op beide moties. De minister zegt dat zij beide moties zal uitvoeren. Nou hadden wij niet anders verwacht, zeker nu de moties met een grote meerderheid zijn aangenomen. Het is wel heel constructief als de minister meedenkt hoe het nog beter zou kunnen dan in de moties is aangegeven. Laat ik beginnen met de laatste, tevens eenvoudigste motie, de motie over het level playing field. De minister legt haar uit zoals het in de motie staat: aansluiting bij het Europees beleid. Zij wil daar zoveel mogelijk uit halen. Wat doet de minister nu als een energiebedrijf over twee weken of over twee maanden wordt overgenomen door een buitenlands bedrijf dat niet voldoet aan de clausule van het level playing field? Wat zijn dan de mogelijkheden?

De andere motie, over het solvabiliteitspercentage, is de meest gevoelige. Wij waren niet tevreden met 30% en wilden minimaal 50% omdat wij ons grote zorgen maakten over de investeringszekerheid van de netwerkbedrijven. Naast het feit dat er geschoven wordt met vermogen, iets wat wij absoluut afkeuren, is het een publiek belang dat de netwerkbedrijven tot in lengte van jaren 100% kunnen investeren op de plekken waar zoveel investeringen nodig zijn: in netwerken, in meters of wat dan ook. De motie naar de letter uitvoeren is een van de mogelijkheden die de minister noemt. Of moeten wij kiezen voor het tweede voorstel van de minister, namelijk voor een ander, 40%, en de aandeelhouders van de bedrijven tot in lengte van jaren daarbovenop verplichten om bij te storten als dat nodig is? Daarmee bereik je twee dingen. In de eerste plaats zullen de aandeelhouders goed nadenken over de vraag hoe zij de solvabiliteit in de beginfase gaan invullen. In de tweede plaats worden aandeelhouders sterk ontmoedigd om de opbrengst uit de verkoop van de productie- en leveringsbedrijven te verkwanselen aan allerlei zaken die geen vast rendement hebben. Zij zullen immers op een gegeven moment geld moeten hebben om het netwerkbedrijf op te plussen als dat nodig is. Summa summarum: ik denk dat het voorstel van de minister nog meer tegemoetkomt aan ons doel dan wat wij in de motie hebben neergelegd. De CDA-fractie gaat dan ook akkoord met het voorstel van de minister op dit punt.

De heer Jansen (SP): Nu ben ik toch een beetje teleurgesteld in het dualistische gehalte van de CDA-fractie. De heer Samsom heeft een tussenvoorstel gedaan. Hij stelt voor om te bekijken of wij van 40% over kunnen gaan naar 50% min. Dat is dus een 50%, tenzij. Als zij kunnen aantonen dat 50% bedrijfseconomisch niet nodig is of niet haalbaar is, dan mag daarvan worden afgeweken. Hoe kijkt de heer Hessels daartegen aan?

De heer Hessels (CDA): Dualisme houdt in dat de Kamer iets zegt en dat de regering daarop reageert. Tussen hen hoeft geen afstemming plaats te vinden, maar partijen kunnen wel tot elkaar komen. Het lijkt mij dat dit hier op de meest zuivere manier heeft plaatsgevonden.

Ik zie meer in het voorstel van de minister dan in het voorstel van de heer Samsom. Het voorstel van de heer Samsom betekent dat je op het moment van splitsing toch nog de streep gaat trekken. Het uitgangspunt is dan niet wat de investeringen op de lange termijn zullen zijn; het uitgangspunt is dan de vraag in hoeverre de financieel-economische kaders van de twee te splitsen bedrijven na de splitsing vereisen dat je 40, 45 of 50% neemt. Ik vind dat daarmee de verkeerde kant op wordt gegaan. Het gaat de CDA-fractie erom dat de investeringsbehoefte voor 100% kan worden gedekt. Dat kunnen wij nu inschatten, maar het is ook mogelijk dat wij dit pas over twee jaar kunnen inschatten. In het voorstel van de minister kunnen wij de aandeelhouders dan alsnog laten bijstorten, misschien wel meer dan die 50%, wie weet. In het voorstel van de heer Samsom krijgen de bedrijven een finale kwijting nadat de splitsing heeft plaatsgevonden. Dan kunnen wij er wel eens slechter aan toe zijn.

De heer Samsom (PvdA): Het is allemaal een beetje zoeken naar hetzelfde. Dit zijn geen megaproblemen, behalve als er niet genoeg geld is om investeringen te doen. Dat is wat wij proberen te voorkomen. In het voorstel van de minister kun je de aandeelhouders achteraf dwingen of aansporen om geld bij te storten. Daar worstel ik een beetje mee, en naar ik aanneem doet de heer Hessels dat ook. Welke mogelijkheden hebben wij om dat te bewerkstelligen? Ik kijk even naar de problemen die zich in Eindhoven met dat bijstorten voordoen. Hoe goed is gegarandeerd dat de investeringen op die manier kunnen worden afgedwongen?

De heer Hessels (CDA): Dat is een heel terechte vraag. Ik zou de minister willen vragen om dat toe te lichten. Dat moet dan natuurlijk wel gegarandeerd zijn. Er moet geen vrijblijvendheid zijn in de zin van «wij zouden wel eens kunnen vragen om er iets bij te doen». Dat moet nu geregeld worden. Als dat niet zo is, vallen mijn redenering en die van de minister in duigen. Daar moeten wij dus iets voor regelen.

Voorzitter. Het capaciteitstarief. Zes jaar geleden is de CDA-fractie er ooit over begonnen, toen het ging over de sportverenigingen en de kerken. De oplossing is overigens niet dat er een uitzonderingsbepaling komt voor sportverenigingen, kerken, speeltuinen enzovoort, maar wel dat door de energiebedrijven de geste is gedaan om de aansluiting te verlagen voor een lager tarief. Dat is die € 50. Daar zijn wij nog steeds heel blij mee. Het is ook goed dat dit wordt toegepast bij de particuliere aansluitingen waarbij dat mogelijk is. De fractie van het CDA staat nog steeds achter de invoering van het capaciteitstarief. Wij vinden dat een goede zaak, met alle randvoorwaarden die wij daar indertijd aan hebben verbonden. Ik sluit mij ook aan bij de heer Samsom die sprak over het probleem dat zich voordoet bij de liften en warmtepompen. Eigenlijk zijn dat de twee problemen die er zijn. Dat geldt zeker voor de warmtepompen voor een gezamenlijk stadswarmtesysteem; daarbij wordt in feite duurzaam gehandeld, maar zonder dat wij daaraan hebben gedacht, worden deze mensen wel zwaarder belast. Bij de liften is het naar mijn mening niet zo eenvoudig als de heer Samsom zegt, zo van: dan moeten zij maar allemaal een andere lift gaan plaatsen. Zo werkt het natuurlijk niet. Ik vind wel dat je bij nieuwbouw zo mogelijk daaraan zonder meer de bedoelde voorwaarden moet verbinden. Bij bestaande bouw is dat heel moeilijk. Als je bij bestaande gebouwen het verhoogde capaciteitstarief moet omslaan over de eigenaren, dan kan dat tot problemen leiden. Ik zou graag zien dat de minister voor dit probleem een oplossing heeft. Dat moet uiteraard niet voor al die lichtmasten gelden; dat moet goed worden afgebakend.

De heer Jansen (SP): Ik kom nog even terug op die € 50. Als een verzekering de premie verhoogt, heeft de klant op dat moment het recht om op te stappen omdat de spelregels veranderen. Dat kan bij energie niet. Je zit aan een bepaald netwerk vast en de netwerkkosten moet je betalen. De klant heeft over de invoering van het capaciteitstarief helemaal niets te zeggen gehad. Het is dan toch heel redelijk dat je in de zes maanden na de invoering gratis kunt omschakelen? Dat is toch een elementair gevolg van het feit dat wij die wet hebben veranderd?

De heer Hessels (CDA): Die discussie hebben wij in dit huis al vier keer gevoerd.

De heer Jansen (SP): Dit is relevant omdat nu blijkt dat veel meer mensen worden getroffen. Het aantal personen dat hiermee te maken krijgt, is groter geworden.

De heer Hessels (CDA): Ik vind het niet zo belangrijk hoeveel mensen erdoor getroffen worden. Als het onterecht is, vind ik dat de basis van het probleem. De aansluitingen die er zijn, zijn wel ooit door de eigenaar van het pand aangevraagd. Die zijn ook ooit aangelegd. Er zal een fysieke handeling moeten plaatsvinden. Het gaat niet om de verandering van een abonnement. Er moeten leidingen, kabels of zekeringen worden veranderd. Daar moet een bepaald bedrag tegenover staan. Ik vind dat heel terecht. Als wij dat weten te beperken tot € 50 vind ik dat een heel mooie geste van de energiebedrijven. Er mag best wel een bepaald bedrag tegenover staan. De heer Samsom heeft ons met zijn mathematische vermogens al heel snel voorgerekend dat het zelfs al na één jaar winst oplevert. In het jaar daarna is het nog veel meer. Ik zie daarin geen probleem.

Het aansluitbeleid elektriciteit. Ik kan er geen touw meer aan vastknopen. Wij krijgen eerst van de minister een ministeriële regeling. Daarmee doet zij wat wij van haar hebben gevraagd. Vervolgens krijgen wij een brief van alle betrokkenen in het veld. Dat is heel opvallend, want daarbij zitten zowel de grote afnemers als de tuinders, de WKK-uitbaters enzovoort. Iedereen vraagt om het alsjeblieft uit te stellen. In het Westland is het probleem nu op vrijwillige basis opgelost. De minister zegt ook dat wij deze problemen in feite op ad hoc basis zoveel mogelijk kunnen oplossen. Het probleem dat de heer Samsom in dezen aangeeft, onderschrijf ik volledig. Het is erg moeilijk om de wind een dag van tevoren te voorspellen. Ik neig ernaar om zaken die je goed kunt regelen, in één keer goed te regelen, in de wet. De regeling hoeft dan volgens mij helemaal niet meer, maar ik hoor graag de argumenten van de minister waaruit blijkt dat dit zo helemaal niet zou moeten. Dan kunnen wij ons daarna beraden over de vraag wat wij nu eigenlijk moeten doen.

Voorzitter: Jansen

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik zal beginnen met de motie over het level playing field. Het is duidelijk dat de minister deze motie zal uitvoeren. Zoals wij kunnen lezen, betekent dit echter wel dat wij tot en met medio 2010 in een soort grijs gebied terechtkomen. Als men dan stappen zet, kunnen wij niet anders dan via het gesprek proberen om er wat aan te doen. Onze opvatting daarover is bekend. Wij vinden dat provincies en gemeenten daarin hun eigen keuze moeten maken en dat het aan hen is om te beslissen of zij tot verkoop overgaan. Daarbij zullen zij de risico’s die er op dit moment op de energiemarkt zijn, moeten betrekken. Er is echter ook een kredietcrisis, dus de tijd om te verkopen is wat minder goed. Het is prima dat de minister de motie uitvoert, maar er is wel nog een periode van anderhalf jaar waarin iedereen die wil verkopen, snel moet zijn, zo zeg ik maar cynisch.

Dan kom ik op de motie waarover wat meer discussie is, de motie over de solvabiliteit. Ik denk dat de beweging die de minister maakt, een verstandige is. Ik kijk even naar de 50/50-verdeling en de analyse van de heer Hessels. Als je de investeringen wilt zekerstellen, dan is volgens mij de interpretatie van de minister op termijn een betere. De VVD-fractie heeft tegen de motie gestemd omdat zij ook graag de solvabiliteit van het productie- en leveringsbedrijf overeind wil houden. Het productie- en leveringsbedrijf moet bijvoorbeeld ook investeringen doen in duurzame energie. Dan kom ik een beetje op de lijn van de heer Samsom.

Naar aanleiding van een interruptie van de heer Jansen tijdens het notaoverleg, hebben wij nog eens gekeken naar de solvabiliteitscijfers van de energiebedrijven. Dat is geen sinecure. Ik geef aan hoe ik het op basis van de cijfers van Nuon zie. Ik kom dan tot de conclusie dat de solvabiliteit op dit moment enorm hoog is. Dit is echter mijn interpretatie. Als die niet juist is, hoor ik dat graag van de minister. Als dat niet vandaag kan, verneem ik dat graag later schriftelijk, want het is wel belangrijk. Laat ik de vraag als volgt stellen. Klopt het dat het vreemd vermogen van de grote energiebedrijven feitelijk voor minimaal 90% wordt gevormd door het bij hun klanten uitstaande bedrag? Deelt de minister de mening van de VVD-fractie dat dit eigenlijk geen vreemd vermogen is? Vreemd vermogen is een lening die je aantrekt. Vreemd vermogen is naar mijn mening niet het hebben uitstaan van rekeningen veroorzaakt door het in natura leveren van gas of elektriciteit. Die gelden krijg je immers met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid terug, een uitzondering daargelaten. Voor de VVD-fractie is dat cruciaal in deze discussie. Als dat de situatie is, is de solvabiliteit van het leveringsbedrijf anders dan wij vreesden ten tijde van de discussie over het energierapport. Is het dan niet zelfs verstandiger om bij die 70/30 te blijven en daartegenover te stellen dat het in deze periode niet is toegestaan dat bedrijven geld naar de holding via interne inleenconstructies wegsluizen? Ik geef het de minister maar mee als idee.

De heer Hessels (CDA): Het is goed om niet alleen te kijken naar het bedrag dat nog bij de klanten uitstaat, maar ook naar de leningen die de productie- en leveringsbedrijven en het netwerkbedrijf hebben lopen bij de holding. Dat is nu al zo. Daar kan natuurlijk veel mee gesjoemeld worden.

De heer Zijlstra (VVD): Daar ging mijn laatste punt ook over. De VVD-fractie was niet voor de genoemde motie vanwege het simpele feit dat wij beide bedrijven gezond willen laten doorgaan en wij de vrees hadden dat deze motie ten koste zou gaan van de positie van het productie- en leveringsbedrijf. Dit bedrijf heeft bij de kredietrating een veel moeilijker positie omdat het een veel slechter onderpand heeft. Dit bedrijf heeft namelijk niet het net. Deze situatie wordt anders als de solvabiliteitspositie heel anders is. Wij gingen uit van tussen de 30 en 40%. Als dat allemaal uitstaande bedragen van klanten zijn, is er een andere situatie. Dan mag het naar de mening van de VVD-fractie niet voorkomen dat via interne inleenconstructies geld naar de holding gaat, dat dit geld uit de holding wordt genomen en op die manier wordt onttrokken aan de bv zodat daarmee kunstmatig een schuldpositie wordt gecreëerd. De VVD-fractie vindt dat deze situatie er niet moet zijn. Wij blijven bij ons standpunt dat 70/30 voor beide bedrijven een gezonde verhouding is. Intern lenen wil de VVD-fractie niet. Als de minister mogelijkheden op dit vlak ziet, horen wij dat graag.

De heer Samsom (PvdA): De VVD-fractie heeft via een interessante exercitie, namelijk via de boeken van Nuon, een heel andere reden gevonden om precies hetzelfde te willen als de fracties van de PvdA, het CDA en de SP. De heer Zijlstra vindt de verhouding 70/30 wel verantwoord voor de investeringen, maar vindt het oneigenlijk om op de genoemde manier in te lenen. Volgens zijn redenering kan het zelfs zo zijn dat, als de holding 0% eigen vermogen heeft en wij niet toestaan dat oneigenlijk wordt ingeleend, de netbeheerder na de splitsing 0% vreemd vermogen heeft en dus 100% eigen vermogen. Kan dat de consequentie zijn van het verbod dat de heer Zijlstra de minister wil laten opleggen? Overigens vroeg ik in mijn motie daar voor de zomer ook al om. In principe vinden wij elkaar dan snel.

De heer Zijlstra (VVD): Het woord «oneigenlijk» heeft de heer Samsom goed gebruikt. Daar gaat het om. De VVD-fractie gaat ervan uit dat 70/30 een gezonde verhouding is als vreemd vermogen aanwezig is. Is er geen vreemd vermogen aanwezig en wordt in het kader van deze splitsing met oneigenlijke inleenconstructies gewerkt, dan is het in theorie mogelijk dat je op dit uitkomt. Dat klopt.

Het gaat erom dat wij twee gezonde bedrijven overeind houden. Dat is de doelstelling van de VVD. Een motie mag niet leiden tot een slechtere solvabiliteitspositie van de productie- en leveringsbedrijven. Dat zeiden wij toen en dat zeggen wij nog steeds. Wij vinden dat niet alleen de netwerkbedrijven, maar ook de PLB’s majeure investeringen tegemoet zien. De windparken kosten miljarden. Dat geld moet ergens vandaan komen. Daarom vinden wij nog steeds dat de originele opzet niet de goede was, maar kunnen wij elkaar wel vinden op de lijn die ik net heb aangegeven.

Het capaciteitstarief. De verenigingen van eigenaren zijn wij gewoon vergeten. Wij hebben overal aan gedacht, maar niet aan hen. Ik sluit mij graag aan bij de suggestie die de heer Jansen heeft gedaan: verzin een list om hen onder de verblijfsfunctie te brengen. Volgens mij is daar veel voor te zeggen gezien het feit dat de bedoelde liften zich bevinden in woongebouwen en daarmee aan een verblijfsfunctie kunnen worden gekoppeld. Als dat niet de oplossing is, welke oplossing kunnen wij dan wel verzinnen? Dat er een oplossing moet komen, heeft de minister eigenlijk al aangegeven in de beantwoording van de vragen van de heer Jansen en van mij over de overgangsregeling. In de beantwoording van deze vragen geeft de minister ook aan dat het voordeel dat naar onze inschatting voortvloeit uit het capaciteitstarief, 30 mln., in de overgangsregeling kan worden versleuteld. Kunnen wij daaruit bijvoorbeeld eenmalig die€ 50 vergoeden? Dan komt de minister de heer Jansen tegemoet, maar ook de energiebedrijven, van wie wij natuurlijk niet kunnen verwachten dat zij dit werk voor niets doen. Zij verrichten immers wel een bepaalde handeling. Er is echter ook een verantwoordelijkheid voor de mensen die in het verleden voor de zware aansluiting hebben gekozen omdat het toch niet uitmaakte. De heer Samsom merkte terecht op dat dit wel uitmaakt. Hogere aansluitwaarden zijn inderdaad niet aanbevelenswaardig omdat je net op het piekmoment de zaak erdoorheen kunt jassen en dan heb je een netwerkprobleem.

De onrust die op dit punt is ontstaan, heeft toch met de communicatie te maken. Er zijn onjuiste brieven uitgegaan, maar ook de helpdesks, bijvoorbeeld van Essent, beweren gewoon dat het aansluittarief € 250 is. Dan gaan mensen rekenen en mails sturen naar ons. Dan denken wij ook «mijn hemel, wat is er nu weer aan de hand?». Er is een groot verschil tussen € 250 en € 114 en dat geeft precies de onrust weer. Misschien heeft dit ook te maken met het feit dat ook wij in de veronderstelling waren dat deze regeling gekoppeld was aan het wetsvoorstel. Sterker nog, dat zou het verklaren. De Eerste Kamer heeft immers nog geen uitspraak gedaan en daarmee was iedereen aan het wachten totdat een definitief besluit genomen kon worden. De communicatie wordt daarmee op «hold» gezet. Ik begrijp alleen dat dit niet het geval is. Waarom is niet actiever gecommuniceerd, ook door de energiebedrijven, zodat duidelijk werd dat dit eraan zat te komen? Dan wist iedereen dat het ging gebeuren, dan was iedereen voorbereid en kon iedereen de goede cijfers gebruiken. Ik heb sterk de indruk dat men bij de helpdesk van toeten noch blazen wist en dat daardoor een hoop onrust is gecreëerd.

Ik zit niet te wachten op een uitstel van deze regeling. Volgens mij creëren wij een enorme ellende als wij deze gaan uitstellen, maar dat hoor ik graag van de minister. Volgens mij moet het sowieso tot 1 januari van het volgende jaar en dan gaan wij het nog een keer doen. Als de minister de zaken goed weet op te lossen, bijvoorbeeld via de verblijfsfunctie, dan kunnen wij door. Als dat niet kan, moeten wij echt een pas op de plaats maken. Dan heb ik het meteen over een uitstel van een jaar. Ik hoor in dat geval graag wat de consequenties daarvan zijn.

Het aansluitbeleid. Wij hebben de argumenten van de minister gelezen. De VVD heeft er geen bezwaar tegen om na het reces met de minister over deze regeling een debat te voeren en aan de hand van dat debat een beslissing te nemen. Dan kunnen de problemen die zijn geschetst, worden besproken. Dan kan de regeling, alles overwegende, wellicht toch worden ingevoerd. Voor ons hangt dat ook af van het moment waarop de minister het wetsvoorstel «voorrang voor duurzaam» naar de Kamer denkt te sturen. Als dat een of twee maanden later is, zie ik niet in waarom wij ons daarover druk moeten maken. Als dat veel langer gaat duren, ga ik voor de optie om kort na het reces overleg te voeren om te bekijken of wij het inhoudelijk eens kunnen worden. Als dat zo is, kunnen wij het alsnog doen. Dan krijgen ook de partijen in het veld nog een kans om hun bezwaren kenbaar te maken en fanmail te sturen. Dan kunnen wij besluiten voor ja of nee.

Voorzitter: Zijlstra

Antwoord van de minister

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik begin met de moties die door de heer Hessels zijn ingediend bij de behandeling van het energierapport. Ik hoef weinig woorden te spenderen aan de motie over het level playing field. Ik heb aangegeven wat ik daarmee doe. Het zijn de aandeelhouders die eventueel verkopen, en dat zijn partijgenoten van ons allemaal. Laten wij ervoor zorgen dat wij ook via de partijpolitieke lijn onze invloed blijven uitoefenen, zodat men de goede beslissingen neemt. Die kunnen in het ene geval anders uitvallen dan in het andere geval. Ik zal in elk geval het overleg met de aandeelhouders voortzetten. Verder noem ik de intensivering van het overleg met het Europees Parlement over de strikte uitleg van de beschermingsclausule en de spoedige implementatie van de desbetreffende richtlijnen. Er zit echter wel een tijdsspanne tussen dit moment en het moment waarop de richtlijnen zijn geïmplementeerd, die ik niet kan overbruggen met nadere wetgeving. Ik doe daarbij ook een beroep op de Kamer, moet ik eerlijk zeggen.

De heer Hessels (CDA): Dat is heel nobel en heel goed, maar in de tussentijd is het voor de minister toch wel mogelijk om in te grijpen, als ultimum remedium, als er een deal plaatsvindt die wij absoluut niet kunnen goedkeuren en die zich niet verdraagt met de Europese regel en met de uitzonderingsclausule die er sowieso gaat aankomen?

Minister Van der Hoeven: Dat kunt u inderdaad zo stellen, maar op het moment dat er zaken gebeuren, vooruitlopend op regelgeving die er nog moet komen, kan ik die niet stopzetten, want ik heb geen machtsmiddel om dat te voorkomen, en de Kamer heeft dat evenmin. Wel kunnen wij door de uitvoering van splitsingsplannen zoveel mogelijk waarborgen inbouwen om ervoor te zorgen dat een eventuele korting plaatsvindt op basis van een aantal voorwaarden, die wij met elkaar verder moeten bespreken. Het is echter een stap te ver om te zeggen: gij zult dit niet doen. Die macht heb ik niet en die heeft de Kamer evenmin.

De heer Hessels (CDA): Het is altijd beter om het op basis van overleg te doen, en dat moeten wij ook proberen. Ik herinner mij echter uit het niet al te verre verleden dat een gemeente een luchthaven wilde verkopen. Toen is er ook ingegrepen. De macht hebben wij dus wel degelijk, maar het is te hopen dat het niet zo ver hoeft te komen.

Minister Van der Hoeven: Als je geen aandeelhouder bent, is het lastig om dat te doen, dat weet u net zo goed als ik. Wel kun je op een gegeven moment een besluit van een gemeenteraad schorsen of vernietigen. Dat is echter een andere lijn. Dat kan alleen gebeuren als je heel goede argumenten hebt. Het is echter niet aan mij om een dergelijk besluit te schorsen of te vernietigen. Daarvoor geldt een andere procedure, via de provincies en het ministerie van BZK. Ik heb mijn antwoord toegespitst op mijn macht, maar de andere lijn staat natuurlijk altijd open.

Voorzitter. Dat brengt mij op de tweede motie, over de verhouding 50–50. Ik heb altijd gezegd dat de startbalans van de netbeheerders zodanig moet zijn dat zij beschikken over een buffer bovenop de minimumeisen uit de AMvB. Daarover bestaat ook geen misverstand. In de motie wordt die buffer gekwantificeerd door de eis van 20% extra vermogen. Ik heb nagedacht over de vraag hoe ik de motie zodanig kan uitvoeren dat hetgeen de Kamer wil, ook gebeurt. Het gaat niet alleen om de openingsbalans, maar ook om wat er daarna gebeurt. Daar wilde de Kamer ook garanties voor hebben, maar dat stond niet in de motie. Uit het debat bleek echter dat de indieners daarnaar op zoek waren en niet alleen naar wat er gebeurt op het moment van splitsing, want dat is een momentopname. Ik kan de motie letterlijk uitvoeren; dat heeft bepaalde consequenties. Ik kom echter tegemoet aan het gevoelen dat bleek tijdens het debat, namelijk dat een en ander ook houdbaar moet zijn voor de toekomst. Daarom stel ik voor, het minimale van 40% eigen vermogen voor te schrijven, in combinatie met de aanvullende afspraken met de bedrijven en de aandeelhouders, waarmee materieel tegemoet wordt gekomen aan de wensen die expliciet en impliciet in de motie waren verwoord en die in het debat naar voren zijn gekomen. Ik ben het zeer eens met wat eigenlijk alle woordvoerders hebben gezegd, namelijk dat er na de splitsing twee gezonde bedrijven moeten overblijven. Beide bedrijven hebben te maken met noodzakelijke investeringen, het ene in zijn netten en het andere in zijn productiecapaciteit. Daarom heb ik mijn voorstel gedaan, dat inhoudt dat er sprake is van behoud van investeringsruimte voor beide, zowel investeringen in de duurzame energieproductie als in de netten. Verder lopen wij minder risico op het punt van CBL-verplichtingen. Ook vind ik het belangrijk dat bedrijven niet halsoverkop op zoek moeten gaan naar financiële partners. Ik vind het ook van belang dat de aandeelhouders bij de kwestie worden betrokken, want dat zijn uiteindelijk degenen die erover gaan.

Dat is dus de achtergrond van de wijze waarop ik invulling ga geven aan de motie, zoals ik de Kamer bij brief heb laten weten. Daarover is een aantal vragen gesteld, waarop ik graag wil ingaan. Het aanpassen van het besluit is een middel. De twee gezonde bedrijven staan voorop; vandaar het samenhangende pakket. Wij hebben het over meer dan de zaken die je alleen kunt vastleggen in het besluit. Wij praten over terughoudend dividendbeleid, over het aanwenden van een deel van de verkoopopbrengst voor het netwerkbedrijf – in geval van verkoop – en over de omvang van de investeringen in de komende jaren. Verder gaat het om zekerstelling door aandeelhouders. Dat vraagt om enige flexibiliteit. Natuurlijk hebben zachte afspraken geen zin. Daarom worden afspraken vastgelegd in wet- en regelgeving, op basis van de verhouding 40–60. Op die manier worden de garanties gegeven waar de Kamer terecht om vraagt.

Ik vind dat de heer Jansen overvraagt. Hij doet eigenlijk nog een schepje bovenop de motie, door te vragen om 50–50. Dat ga ik dus echt niet doen.

De heer Samsom (PvdA): De afspraken houden in dat, als er een tekort is, de aandeelhouders dat op een of andere manier moeten bijplussen. In welke weten regelgeving gaan wij dat dan vastleggen? Gaat dat via het gemeentefonds of via de Elektriciteitswet?

Minister Van der Hoeven: Wij kunnen artikel 11, lid 2, van de wet aanscherpen. Wij kunnen er twee onderdelen aan toevoegen, bijvoorbeeld de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid met betrekking tot de bestuurders – dat is ook een wens die eerder op tafel is gekomen. Wij hebben het daarover vanochtend niet gehad, maar ik ga dat wel regelen. Het tweede onderdeel betreft de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met inachtneming van de uitvoering van de wettelijke taken, bedoeld in artikel 16, en met de instemming van de aandeelhouders. Tegelijkertijd voegen wij aan artikel 19b een lid toe, dat het volgende zou moeten inhouden: indien uit het overzicht, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, blijkt dat een netbeheerder over onvoldoende financiële middelen beschikt om zijn wettelijke taken uit te voeren, kan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de desbetreffende netbeheerder opdragen, door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen. Op die manier leggen wij het vast. Dit is overigens een concept, dat nog via de gebruikelijke route bij de Kamer terecht moet komen. Die insteek kies ik, waarbij wij garanderen dat de investeringen in stand blijven. Bovendien hebben wij extern toezicht, dat op een gegeven moment kan vaststellen dat men niet voldoet aan de verplichtingen die men op zich heeft genomen.

De heer Jansen (SP): De minister zegt dat ik overvraag door aan 50% vast te houden, in combinatie met haar compromisvoorstel. Ik zou op zichzelf genomen wel kunnen leven met wat de heer Samsom zegt, namelijk dat je van die 50% wel mag afwijken in sommige gevallen, mits het getoetst wordt. Dat is dus een 50-minvariant. Is dat voor de minister een optie?

Minister Van der Hoeven: Neen, dat is voor mij geen goede optie. Het betekent eigenlijk dat ik de zaken omdraai en dat ik de verhouding 50–50 ga vastleggen. Dan kan ik onmogelijk met al die aanvullende maatregelen komen, want dan ben ik aan het opplussen ten opzichte van de motie die in eerste instantie is ingediend. Het wettelijk vastleggen van de verhouding 40–60 is voor mij wel een optie. De aandeelhouders kunnen daar dan niet onderuit als er op een gegeven moment problemen ontstaan. Daarmee komen wij tegemoet aan de terechte eisen die zijn gesteld en wij houden een vinger aan de pols; niet alleen wat betreft de openingsbalans, maar met name ook voor de periodes erna. Want dan gaan zich mogelijke problemen aftekenen. Op die manier regelen wij de zaak duurzaam.

Voorzitter. De heer Hessels en de heer Samsom hebben gevraagd naar de investeringen in de netwerkbedrijven. Die investeringen komen eraan. Het komt niet allemaal in één keer; de investeringen zijn over een aantal jaren gespreid. De tarieven geven ruimte voor investeringen over die jaren heen. De investeringsruimte is een van de zaken die bij de splitsingsplannen wordt getoetst. Al met al denk ik dat dit voldoende mogelijkheden geeft om een en ander veilig te stellen. Wat de splitsingsplannen betreft kijk ik in eerste instantie met name naar de taken die echt bij de netbeheerder liggen. Het kan niet zo zijn dat een netbeheerder andere taken gaat verrichten, die niet tot zijn eigenlijke taak behoren. Dat zou niet juist zijn.

De heer Samsom (PvdA): Wat mijn fractie graag zou willen, is dat de minister de volledige ruimte neemt die de wet haar geeft om bij het beoordelen van de splitsingsplannen te kijken naar de taken die de netbeheerder allemaal voor zijn kiezen krijgt. Waar het om gaat is dat de minister verder kijkt dan de koperdraden die op orde moeten blijven en de slimme meters die moeten worden uitgerold. Het gaat erom dat de minister kijkt naar de verduurzaming van onze energievoorziening en de investeringen die daarvoor nodig zijn. Sommige splitsingsplannen bevatten die investeringen overigens ook. Als de minister tot de conclusie komt dat de solvabiliteit van 40% – waarmee wij nu beginnen – vanaf het begin overduidelijk niet voldoende is, moet zij het plan afkeuren, een aanwijzing geven en met een hogere solvabiliteit beginnen.

Minister Van der Hoeven: Dat vind ik een redelijke redenering. Bij de verduurzaming van de energiebedrijven gaat het natuurlijk om de verduurzaming van de taken van de netbeheerder. Het kan niet zo zijn dat de netbeheerder een aantal productietaken op zich gaat nemen. Ik ben het echter met u eens dat ook de netbeheerder met duurzaamheidsaspecten te maken krijgt.

De heer Samsom vroeg ook naar de overblijvende «rating». Ik heb aangegeven dat ik bij de uitwerking van de maatregelen rekening houd met de solvabiliteit na de splitsing. Ik laat dat in kaart brengen. Of dat door de NMa moet gebeuren, is even de vraag. Ik moet een slag om de arm houden, omdat een en ander afhangt van de individuele plannen die worden ingediend.

Als ik de heer Zijlstra goed heb begrepen, vraagt hij of het klopt dat geld uit de holding wordt weggesluisd via een interne leenconstructie, waarmee kunstmatig een schuldpositie wordt gecreëerd.

De heer Zijlstra (VVD): U bent er dicht bij. Het gaat erom dat geld uit de werkmaatschappij, in dit geval het netwerkbedrijf, via de holding wordt weggesluisd. Er wordt intern geleend, waardoor er een schuldpositie ontstaat bij het netwerkbedrijf. Het goede zit echter in de holding, en daarmee wordt het geld oneigenlijk weggezogen, zonder dat er feitelijk sprake is van vreemd vermogen.

Minister Van der Hoeven: U en ik vinden dat dit niet kan, dus daarover zijn wij het met elkaar eens. Het is een oneigenlijke constructie. Ik zal er bij de splitsingsplannen op toezien dat dit soort zaken niet aan de orde is. Ik denk dat het goed is dat wij sowieso nog eens kijken naar de definitie van vreemd vermogen, want daarin schuilt het probleem. Dat zeg ik u dus graag toe.

De heer Samsom (PvdA): Zou u ons daarvan een overzicht kunnen sturen, om ons een grote dienst te bewijzen in onze veelal heftige discussies met de aandeelhouders en de besturen van de energiebedrijven? U wilt hoe dan ook de definitie van vreemd vermogen bezien. Voor ons zou het dan heel handig zijn dat wij niet alle jaarverslagen hoeven door te nemen – wat de heer Zijlstra zo mooi heeft gedaan met een stukje geweldig huisvlijt – maar dat u het voor de grote drie voor ons op een rij zet.

Minister Van der Hoeven: Ik heb er geen moeite mee om dat te doen. Ik denk dat het verstandig is, want u wordt ook belaagd door de aandeelhouders. Het is dus goed dat wij over dezelfde informatie beschikken.

Voorzitter. Ik heb aangegeven op welke manier ik de aandeelhouders committeer aan een aantal zaken, via de wetgeving. Mijn voorstel aan de Kamer is, om niet terug te gaan naar 30–70, zoals de heer Zijlstra eigenlijk graag wil, maar om de lijn die ik heb aangegeven, dat wil zeggen 40–60, met de bijbehorende extra «remedies» in gang te zetten, zodat wij op die manier verder kunnen. Ik zou het op prijs stellen als de Kamer zich daarover vanochtend zou willen uitspreken.

Voorzitter. Dan kom ik nu op het capaciteitstarief. Wij hebben hiervoor bewust gekozen. De belangrijkste vraag is, hoe wij ervoor kunnen zorgen dat dit geen consequenties heeft voor de kleingebruikers met een aansluiting tot en met 3 maal 25 ampère. Wij hebben daarvoor een regeling getroffen. In de brief staat dat ik in ieder geval bereid ben om een overgangsregeling in het leven te roepen, zodat wij problemen die zich voordoen kunnen oplossen. Dan blijven er nog een paar zaken over. Een van de belangrijkste is de vereniging van eigenaren en de kwestie van de liften. Hadden wij het kunnen weten? Eigenlijk wel; laten wij daar geen doekjes om winden. Wij hebben het gehad over de aansluitingen zonder verblijfsfuncties: bushokjes, gemalen, garageboxen en dergelijke. Dat is allemaal geen probleem. Maar het gaat ook om liften in appartementencomplexen. Inderdaad is er daarvoor geen compensatie via de energiebelasting. Dat is ook gemeld aan de Kamer. Als wij bezien hoe het uitpakt, moeten wij zeggen dat wij daar een probleem hebben. Om die reden heb ik de netbeheerders gevraagd om een voorstel uit te werken voor een overgangsregeling, die ervoor moet zorgen dat afnemers die substantiële financiële nadelen ondervinden, tijdelijk tegemoet worden gekomen. Die regeling werkt terug tot 1 januari 2009.

Dat brengt mij bij de vraag over de liften. Het kwalificeren van aansluitingen met of zonder verblijfsfunctie vloeit niet voort uit onze wetgeving, maar uit de Wet waardering onroerende zaken. Ik kan dit dus niet alleen oplossen; daarvoor heb ik mijn collega van Financiën nodig. Het is lastig, omdat een nadeel zou kunnen zijn dat een en ander leidt tot overcompensatie. De Kamer heeft heel duidelijk aangegeven, dat niet te willen. Het kan niet zo zijn dat door de uitbreiding van de verblijfsfunctie naar andere categorieën, deze zoveel breder gaat gelden. Ik heb begrepen dat het maken van een nader onderscheid niet mogelijk is. Het zou kunnen dat sommige aansluitingen, zoals portiekverlichting, geld toe krijgen. Dat willen wij geen van beiden. Ik denk dat ik het volgende ga doen. Ik gebruik de periode van de overgangsregeling om nader overleg te voeren met de minister van Financiën. Dat is echt noodzakelijk. Verder zal ik nader onderzoek doen naar de vraag hoe wij precedenten kunnen voorkomen en of het inderdaad mogelijk is om de desbetreffende categorie uit te zonderen. Tot die tijd geldt de overgangsregeling. Ik denk dat ik de Kamer op deze manier het beste tegemoet kan komen. Voor een jaar hebben wij dan in ieder geval de zaak in gang gezet. Ik kan het op dit moment niet zonder meer toezeggen, omdat het wetgeving van een ander ministerie betreft.

De heer Jansen (SP): Kunnen wij met een half jaar toe, of moeten wij op een jaar of negen maanden gaan zitten om het te regelen? Laten wij voorkomen dat wij hiermee een nieuw probleem creëren. De minister zegt dat de overgangsregeling een tijdelijke regeling is. Ik denk dan dat het slimmer is om de mensen die het betreft, te helpen bij het «downsizen». Mensen moeten uiteindelijk toe naar de nieuwe situatie, maar naar mijn mening is het slimmer om de financiële middelen die wij inzetten, te gebruiken om de mensen te helpen, dan om de pijn een tijdje te verzachten, want uiteindelijk gaan zij dan toch betalen.

Minister Van der Hoeven: Nu hebben wij het over twee verschillende dingen. Van de kwestie van de liften en de vereniging van eigenaren kan ik echt niet iets mooiers maken dan wat ik zojuist heb gezegd. Wat betreft het downsizen zeg ik: natuurlijk zijn wij daarbij behulpzaam, maar het mag ook wel iets kosten. Uiteindelijk hebben mensen zelf in een eerder stadium de keuze gemaakt, bijvoorbeeld om de zwaardere doorlaatwaarde te willen hebben. Men heeft daarvoor gekozen met het idee dat het toch niets kost.

De heer Jansen (SP): Dat klopt echt niet. Wij hebben het niet over mensen die zelf thuis een sauna aanleggen en er zwaardere stoppen in laten draaien. Het gaat om mensen die bij een projectontwikkelaar een huis hebben gekocht of bij een woningcorporatie een huis hebben gehuurd. Daar zit gewoon 3 maal 35 of 50 Ampère in, omdat er toevallig een warmtepomp is of iets dergelijks. Over de lift heeft ook niemand kunnen beslissen: men krijgt het gewoon op het dak en het is geen persoonlijke keuze geweest. Men wordt ermee geconfronteerd en naar onze mening hebben wij als wetgever de verantwoordelijkheid om dat probleem op te lossen.

Minister Van der Hoeven: Over de liften heb ik gezegd wat ik erover te zeggen had. Ook heb ik aangegeven op welke manier ik daarmee ga werken. Wat betreft het verlagen van de aansluitwaarde: wij hebben daarop een subsidie gezet. Men hoeft dus niet het volledige bedrag te betalen. Je komt dan uit op € 50. Deze coulanceregeling is afgesproken. Laten wij wel wezen: uitgaande van het principe dat de gebruiker betaalt, constateer ik dat juist deze aansluitingen te weinig betalen. Ik vind het redelijk dat men een bijdrage levert van € 50. Overigens haal je dat in de jaren daarna weer terug. Het is goed voor de stabiliteit van het net; wij willen af van de pieken. Het is ook goed voor de energiebesparing. Ik ben dus niet van plan om verder te gaan dan de coulanceregeling die ik heb getroffen.

De heer Jansen vroeg wat een ouderwetse lift is. Welnu, ik versta daaronder een lift met een veel hogere doorlaatwaarde dan noodzakelijk is gezien de huidige technologie. Als het goed is, worden dergelijke liften niet meer geïnstalleerd. Met mijn collega voor WWI ga ik hierover in overleg, want het vinden van een oplossing zit met name in die hoek.

De heer Jansen wil ook dat mensen die getroffen worden door een verhoogd vastrecht aanspraak kunnen maken op een gratis energiebesparingsadvies. Dat is goed voor de portemonnee en goed voor het milieu. Dat klopt, en ik vind het prima als iedere afnemer overweegt om het zelf te doen. Ik zie echter niet in waarom ik eigenaren van aansluitingen met een hogere doorlaatwaarde en een relatief laag gebruik een voorkeurspositie moet geven boven andere afnemers. Dat ga ik dus niet doen.

De heer Jansen vroeg of ik 50 000 een kleine groep vind. Welnu, wij hebben meer dan zeven miljoen huishoudens. Die ondervinden alleen maar voordeel. Afgezet daartegen, is 50 000 huishoudens inderdaad een kleine groep. Als het zou gaan om onbedoelde of onredelijke effecten, zou die groep veel te groot zijn. Maar daarvan is geen sprake. De verlaging van de aansluitwaarde is juist prima, maar je hebt daarvan niet meteen de voordelen. Die komen pas op de iets langere termijn, dat wil zeggen na twee à drie jaar.

Wat betreft de warmtepompen merk ik op dat ik natuurlijk wil dat duurzaam energiegebruik wordt gestimuleerd. Deze week heb ik het programma Warmte op stoom naar de Kamer gestuurd. Er is 65,5 mln. gereserveerd voor duurzame warmte. Voor warmtepompen is in de meeste gevallen de aansluitwaarde van driemaal 25 Ampère ruim voldoende is. Als er ook nog andere elektrische voorzieningen in het huis zijn, die veel stroom gebruiken, kan de grens wel worden overschreden. Ik heb aangegeven dat ook de eigenaren van warmtepompen gebruik kunnen maken van de coulanceregeling.

De heer Zijlstra vroeg of hierover niet eerder gecommuniceerd had kunnen worden door netbeheerders. Welnu, partijen moeten wachten op de publicatie van de tariefbesluiten. Dat is gebeurd op 15 december. Daarna kunnen de energiebedrijven bedragen meedelen. Ik ben het met de heer Zijlstra eens dat de timing ongelukkig is. Het is goed dat in de mailings die nu worden verstuurd wordt gewezen op de coulanceregeling. Ik zal dat op ons eigen intranet nog eens goed laten neerzetten. Het is erg belangrijk dat van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt.

Wat betreft de relatie met het marktmodel dat bij de Eerste Kamer aanhangig is, heeft de heer Jansen gelijk dat het twee gescheiden trajecten zijn. Om het in de woorden van de heer Jansen te zeggen: Ik sta in mijn recht om het zo te doen. Ik blijf dat ook zo zien, maar ik geef ook aan waar ik de problemen zie komen. Ik wil die problemen graag met uw Kamer oplossen. Juridisch gezien zijn het inderdaad twee gescheiden trajecten. Het capaciteitstarief is geïntroduceerd. De wijziging van de bestaande ministeriële regeling Tariefdragers transporttarieven is bij de Kamer voorgehangen en de Kamer heeft daarmee ingestemd. De NMa is verplicht om uitvoering te geven aan deze ministeriële regeling, waarmee de Kamer na voorhang heeft ingestemd. Op basis daarvan zijn op 15 december de tariefbesluiten bekendgemaakt. Het capaciteitstarief kan afzonderlijk worden ingevoerd. Dit heeft ook voordelen. De afhandeling van het wetsvoorstel inzake het marktmodel door de Eerste Kamer heeft juridisch gezien geen gevolg voor het capaciteitstarief. Andersom kan het leveranciersmodel, zoals opgenomen in het wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer ligt, niet worden ingevoerd zonder capaciteitstarief. Het vormt daarvan een wezenlijk element. Het zou mooier zijn geweest als het tegelijkertijd was gebeurd. Wij hebben dan ook alles op alles gezet om de Eerste Kamer te bewegen, nog voor kerst dit af te handelen. Dat zou mijn uitgesproken voorkeur hebben gehad, maar de Kamer beslist zelf over haar agenda. Dat is hier het geval, maar ook aan de overkant van het Binnenhof.

Ik vraag de Kamer heel uitdrukkelijk om niet terug te komen op haar eigen besluitvorming, te weten het toestaan van de ministeriële regeling Tariefdragers transporttarieven. Als de Kamer dat wel deed, zou dat beteken dat de NMa haar tariefbesluiten moet intrekken. Men kan zich voorstellen wat er dan gebeurt; dat is toch echt ongewenst? Wij hebben dan geen gereguleerde transporttarieven meer, die achteraf, met terugwerkende kracht, moeten worden ingevoerd. Ik kan de tariefbesluiten voor 2008 juridisch niet laten doorlopen. De netbeheerder heeft dan tijdelijk geen inkomsten. Wij hebben het daarover gehad; het is ook geen goede zaak en het schept onduidelijkheid voor alle partijen. Ik vraag mij dan af wat de sector gaat doen. Het opschorten van het capaciteitstarief heeft zowel administratief als financieel nogal wat repercussies, ook voor de overige maatregelen van het marktmodel, waaronder het leveranciersmodel. Dat zijn ook zaken die de Kamer graag wilde. Als wij dit zouden doen, zouden wij echt voorbij gaan aan de voordelen die een en ander met zich brengt: vereenvoudiging van de processen, minder foutenrisico’s, vermindering van de afhankelijkheid tussen leverancier en netbeheerder en het zekerstellen van de vaste inkomsten van de netbeheerder ten behoeve van toekomstige investeringen. Mijn verzoek aan de Kamer is dus, om dit gewoon per 1 januari te laten doorgaan. Ik heb de overgangsregeling aangegeven en ik heb aangegeven wat ik met de liftenkwestie ga doen in de richting van mijn collega die daarover gaat.

Dat brengt mij op het congestiemanagement. Daarover hebben de afgelopen maanden vele gesprekken plaatsgevonden. Nieuwe aanbieders en toetreders hebben mij telkens opnieuw gevraagd om dat te regelen. Ik vind dat ik dat moet doen, ook al omdat de Kamer unisono aan mij heeft gevraagd om iets te doen aan congestiemanagement, vooruitlopend op de wet die voorrang voor duurzaam moet regelen. Het commentaar komt van bestaande partijen. Door deze ministeriële regeling kunnen ook nieuwe partijen aansluiten. Dit betekent dat bestaande partijen er concurrenten bij krijgen. Zij zullen soms misschien moeten afregelen, als er congestie is. Overigens doen zij dat tegen betaling; zij krijgen het vergoed. Ik ben er toch niet om alleen gevestigde belangen te verdedigen, maar ook om ruimte te bieden voor nieuwe producenten? Dat zijn vaak groene producenten.

De heer Jansen (SP): De partijen die gereageerd hebben, vertegenwoordigen niet alleen gevestigde belangen, maar staan ook voor uitbreiding van duurzame productie, op het gebied van warmtekracht, wind et cetera. Kortom, zij hebben er alle belang bij dat de ruimte daarvoor wordt vergroot. Dat zijn de partijen voor wie wij het doen. Wij hebben haast gemaakt, omdat wij dachten dat wij die partijen daarmee zouden bedienen. Nu blijken die partijen daarvan niet gediend te zijn. Dan lijkt het mij verstandig om wat zorgvuldiger te bezien of wij het kunnen combineren met het wetsvoorstel.

Minister Van der Hoeven: Natuurlijk zijn gevestigde partijen er niet van gediend, want zij hebben op dit moment een bepaalde positie. Als er andere aanbieders komen, zullen zij daarmee in concurrentie moeten gaan, ook als het gaat over groene stroom. Zo simpel is dat. Op die manier wordt eigenlijk de markt op slot gedaan voor nieuwe aanbieders. Dat de gevestigde aanbieders met groene stroom komen, is mooi meegenomen, maar het zijn wel de gevestigde aanbieders die op deze manier de markt in feite op slot willen houden voor nieuwe toetreders. Als het nu ging om een periode van een paar maanden, zou ik daarmee kunnen leven. Het gaat echter niet om een paar maanden, maar om anderhalf jaar. Het wetsvoorstel Wet voorrang voor duurzaam ligt nu bij de Raad van State en zal zo snel mogelijk naar de Kamer komen. Ik schat in dat dit in het voorjaar gebeurt. De Kamer gaat dan dit wetsvoorstel behandelen. Daarna moet dit nog naar de overkant, naar de Eerste Kamer. In die hele periode zouden wij dit dus niet kunnen doen. Dat vind ik niet juist. Het gaat dus niet om een korte periode, maar om een periode van anderhalf jaar. Dat vind ik een lange periode.

De heer Hessels (CDA): De partij die ons erop heeft gewezen dat het fout ging, met name in het Westland, was LTO Glaskracht. Op aandringen van deze organisatie hebben wij al deze debatten hierover gevoerd. Dat is nu een van de ondertekenaars van deze brief. Moet ik uit de woorden van de minister afleiden dat zij oordeelt dat deze organisatie alleen opkomt voor de bestaande leveranciers en dus mogelijke nieuwe partijen, zoals WKK-tuinders, achterstelt?

Minister Van der Hoeven: Daar lijkt het wel op. Ik durf daar natuurlijk geen ja of nee op te zeggen, want ik kan niet in de hoofden kijken. In het Westland is de kwestie inderdaad op vrijwillige wijze opgelost. In het noordoosten van het land hebben wij nog soortgelijke problemen. Als deze regeling nu niet van kracht wordt, zal voorlopig op de Maasvlakte, maar ook in Noord-Nederland, alle nieuwe productiecapaciteit, grijs maar ook groen, alleen maar onder beperkende transportvoorwaarden kunnen worden aangesloten. Als er congestie optreedt, zullen die nieuwe partijen op eigen kosten moeten terugregelen of afschakelen. De regeling voorziet er nu juist in dat dit niet op eigen kosten gebeurt. Er is een forse toetredingsdrempel en dat is economisch niet efficiënt. Als de regeling wel van kracht wordt, kunnen de nieuwe producenten zonder beperkende voorwaarden worden aangesloten. Als er tijdelijk congestie optreedt, dan vindt terugregeling plaats door zowel bestaande als nieuwe producenten, afhankelijk van hun biedingen. De congestie wordt dan efficiënter beheerst en de kosten komen niet voor rekening van één producent of van enkele producenten. Ik heb uiteraard het oordeel van de NMa gevraagd. De NMa staat hier positief tegenover en heeft ook aangegeven dat de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. Vandaar mijn uitdrukkelijke beroep op de Kamer om hier nog eens heel goed naar te kijken.

Voorzitter: Jansen

De voorzitter: Het woord is aan de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD): Volgens mij heeft een meerderheid van de Kamer gezegd: laten wij er in elk geval inhoudelijk over praten, om te bezien of wij het willen, afhankelijk van de tijdsduur. Wat mij betreft kan dat. De VVD-fractie heeft aangegeven dat er natuurlijk ook een aantal nadelen aan verbonden is. De heer Samsom gaf het voorbeeld van windenergie en ik heb al eerder een ander voorbeeld genoemd. Hoe combineren wij deze regeling en het latere wetsvoorstel met bijvoorbeeld de subsidiestroom? Het kan toch niet zo zijn dat wij congestiemanagement gaan inrichten om nieuwe producenten aan te sluiten? Daarmee laten wij de productiecapaciteit toenemen. In sommige gevallen verstrekken wij daarop subsidies. Wij betalen dus voor extra productiecapaciteit en vervolgens gaan wij in het kader van deze regeling ook betalen voor het feit dat er geen stroom wordt geleverd. Zoals ik al eerder zei: dan betalen wij dus twee keer voor het niet ontvangen van stroom. Wij vinden het van belang om dat soort zaken te bespreken, voordat een dergelijke regeling in werking treedt. Is de minister hiertoe bereid? Als de Kamer het wil, gebeurt het gewoon, maar ziet de minister deze zaken als een probleem?

Minister Van der Hoeven: Als de Kamer dat wil, is dat aan de Kamer. Dit debat is nodig om een aantal zaken met elkaar te wisselen en daarover helderheid te verkrijgen. De vraag is of wij het al dan niet een goede zaak vinden om ruimte te bieden aan nieuwe producenten. Ik zeg ja op die vraag. Daarmee kom ik tegemoet aan de vragen die ik van de nieuwe tuindersproducenten op mijn bord krijg. Wij hebben het over nieuw windvermogen en over WKK-installaties. Die kunnen op dit moment niet worden aangesloten of slechts met beperkingen. Wij zetten dus ook een rem op het produceren van nieuwe duurzame energie. Als de ministeriële regeling wordt ingevoerd, kunnen die installaties gewoon worden aangesloten. Dat is goed voor de werking van de markt. Er is alleen sprake van kosten en risico’s voor de aangesloten partijen als er tussen medio 2009 en medio 2010 – de periode waarover wij spreken – gedurende een beperkt deel van de tijd congestie optreedt. Volgens TenneT is die kans klein en beperkt tot een of enkele regio’s. Bovendien is deze congestie niet structureel. Alleen producenten die in een tijdelijk congestiegebied zitten, krijgen te maken met de extra verplichtingen in bijvoorbeeld de ministeriële regeling. Afregelkosten worden door hen vergoed op basis van biedingen. Gaan wij dan iets vergoeden wat wij in feite ook al hebben vergoed via bijvoorbeeld de SDE-regeling, waarbij wij de onrendabele top hebben betaald? Dat zou kunnen. Maar op het moment dat de Kamer niet kiest voor de ministeriële regeling, is in feite de SDE-regeling op een aantal terreinen, namelijk voor nieuw windvermogen en nieuwe WKK-installaties niet meer aan de orde, want de mensen kunnen hun stroom niet kwijt. Ik vind het ook niets, maar ik vind het nog minder als wij helemaal niet aan onze doelstellingen rondom de duurzame energie kunnen voldoen. Ik vind het ook niets als wij de markt afschermen en tegen nieuwe aanbieders eigenlijk zeggen: je komt er niet tussen. Laten wij dan met elkaar een zodanige regeling treffen dat wij een verkeersregel hebben op het moment dat er een file ontstaat. Daarin voorziet deze ministeriële regeling. Het is dan aan de netbeheerder om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk files ontstaan.

De transportprognoses moeten nu worden ingediend. Dat is niet nieuw, maar producenten merkten daar nooit iets van, omdat de optelsom van de prognoses nooit boven de beschikbare transportcapaciteit uitkwam. Er was geen congestie. Het afrekenen voor afwijkingen van de prognoses is alleen aan de orde voor producenten die in een gebied zitten waar tijdelijk congestie optreedt en uiteraard alleen voor de periode waarin de congestie zich voordoet. Een beperkt aantal producenten merkt er dus iets van voor een beperkte duur. Ik wil niet dat de windenergie in de problemen komt, dus bij de verdere uitwerking bezie ik hoe wij hiermee zo verstandig mogelijk kunnen omgaan, mede ten aanzien van de vaststelling van het congestiegebied. Daar zit de oplossing in. Nogmaals, windenergie moet er per saldo op vooruit gaan en niet op achteruit. Ik betrek PAWEX bij de uitwerking.

Voorzitter: Zijlstra

Nadere gedachtewisseling

De heer Jansen (SP): Voorzitter. De minister heeft ons na de laatste toezegging aan de heer Samsom overtuigd van haar variant op de motie-Hessels, wat ik maar de 40 plus-variant noem. Is daarvoor nog een nadere formulering nodig van het voorstel dat in de brief staat, of is het meer een interpretatiekwestie? Mij lijkt een nadere formulering nodig.

Ik snap het dilemma rond de aansluitproblematiek, want daar zaten wij zelf ook al mee. Ik kan mij voorstellen dat daar het compromis uit komt dat ook de heer Zijlstra in eerste termijn heeft voorgesteld, namelijk om er in januari nog een keer op terug te komen en bij die gelegenheid door te praten over de ins en outs van de regeling. Dat zou voor mij een acceptabele tussenvariant zijn.

Wat betreft het capaciteitstarief heb ik begrepen dat de minister zal proberen om de compensatie voor de liften te regelen in overleg met de minister van Financiën. De inzet is dus duidelijk en ik ga ervan uit dat het binnen een half jaar geregeld kan worden. Dat zou mooi zijn. De minister vraagt zich af of onze andere twee voorstellen, namelijk het terugbrengen naar nul van de €50 en het energiebesparingsadvies, wel redelijk zijn ten opzichte van andere mensen, die ook wel een gratis advies zouden willen krijgen. Welnu, wat is het verschil? De mensen die het betreft, worden van buitenaf geconfronteerd met een nieuwe ontwikkeling. De minister zegt zelf dat het om een kleine groep gaat. De kosten vallen dus reuze mee. Zouden wij dat niet kunnen betalen uit de efficiencywinst van 30 mln.? Ik denk dat er een paar miljoen nodig is voor de overgangsregeling. Verder wordt het geld uitgesmeerd over alle gebruikers.

De heer Hessels (CDA): De werkelijke kosten van het terugbrengen zijn ooit door de energiebedrijven geraamd op ongeveer € 1500 per aansluiting. Als ik de heer Jansen goed begrijp, wil hij € 1450 daarvan door de energiebedrijven laten betalen en € 50 door de overheid. Wat is de logica daarachter?

De heer Jansen (SP): De consument heeft het niet uitgevonden. Wij zijn met dit voorstel gekomen en wat mij betreft is het aan ons om een redelijke overgangsregeling te treffen. Ik ben van mening dat deze betrekkelijk kleine groep op dit punt bediend moet worden.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. De minister vroeg om een aantal conclusies, zodat zij weet waar zij aan toe is. Wij gaan na dit debat akkoord met het voorstel van de minister inzake de solvabiliteit, met daaraan gekoppeld drie voorwaarden. De eerste is de diepgaande strenge beoordeling van de splitsingsplannen. Mocht die leiden tot een hogere solvabiliteitseis dan is dat leidend. De tweede is de verankering in de wetgeving van de aanvullende financiering die wij bij de aandeelhouders moeten kunnen afdwingen. De derde voorwaarde is dat bij deze hele operatie het oneigenlijk bij elkaar inlenen wordt voorkomen. Wij krijgen daarvan nog een overzicht. Op die voorwaarden en met de toezeggingen die de minister op dat punt heeft gedaan, kan zij wat ons betreft verder met de energiebedrijven.

Wat betreft het capaciteitstarief dank ik de minister voor de toezegging om het laatste probleem dat nog overblijft af te hechten bij de vereniging van eigenaren. Wij gaan ervan uit dat dit lukt. Het ministerie van Financiën wil daaraan vast meewerken.

Als in de netcode wordt afgesproken dat windmolens niet even zwaar worden aangeslagen bij mogelijk verkeerde opgaven van transportprognoses, stemmen wij in met het congestiemanagement. Als de andere leden daarover nog een debat willen voeren, vind ik dat ook goed.

In Amerika is zojuist een nieuwe minister van energie benoemd, de heer Steven Chu. Hij is de held van alle natuurkundigen die maar over een procent van zijn verstandelijke vermogens beschikken, onder wie ikzelf. Ik zou hem heel graag eens willen ontmoeten. Kan de minister dat even voor mij regelen?

De heer Hessels (CDA): Voorzitter. Ik denk dat wij een heel goed en constructief overleg hebben gevoerd. Ik ben blij dat wij op het punt van de uitleg van de beide moties zozeer tot elkaar zijn gekomen. Tegen de heer Jansen zeg ik: ook wat wij hier bespreken maakt onderdeel uit van de wetsgeschiedenis. Er worden tegenwoordig woordelijke verslagen gemaakt van algemeen overleg, dus er is geen nadere brief nodig. Wij weten wat de minister heeft toegezegd en wij vertrouwen erop dat dit zo in de regeling zal worden opgenomen.

Ik denk dat wij ook goede afspraken hebben gemaakt over het capaciteitstarief. Er is een overgangstermijn en binnen die tijd zal er wel een oplossing moeten worden gevonden voor de vereniging van eigenaren. Als dat niet zo is, zullen wij daarop nog terugkomen.

Wat betreft de ministeriële regeling over het aansluitbeleid ben ik nog niet zo ver als de heer Samsom. Ik voel er meer voor om rustig de nieuwe gegevens te bezien en er in januari nog eens op terug te komen. Met de nieuwe gegevens bedoel ik het volgende. De brief van de minister is gisteren naar ons toegekomen. Wij hebben daardoor geen reactie kunnen krijgen van de grote groep belangenbehartigers die ons eerder brieven hebben gestuurd.

Voorzitter: Jansen

De voorzitter: Het woord is aan de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Wij zijn een eind opgeschoten. De minister kent ons standpunt over de solvabiliteitseis. Wij vinden het heel belangrijk dat de minister klip en klaar heeft gezegd dat zij oneigenlijk inlenen niet gaat toestaan. Wat ons betreft is daarmee dit «issue» ondervangen. Wij kunnen ook tellen: dat de minister naar 40–60 gaat is een vooruitgang ten opzichte van 50–50. De uitwerking kan zijn dat wij hoger uitkomen, maar dan wat ons betreft wel vanuit een andere systematiek.

Ik dank de minister voor de toezegging over het capaciteitstarief. Zij gaat met de minister van Financiën om de tafel zitten om te bezien wat er mogelijk is. Wij snappen dat de minister te maken heeft met de wet- en regelgeving op dat gebied. Wij willen geen weglekken veroorzaken. Ik ben het met de heer Jansen eens dat het een goed gebaar zou zijn om die €50 kwijt te schelden, met name gezien het feit dat heel veel mensen waarschijnlijk niet zelf hebben gekozen voor de aansluiting in hun woning. Degenen die dit wel hebben gedaan, zullen er vaak niet over nagedacht hebben. Zij zullen het advies van de installateurs hebben opgevolgd, zonder een discussie aan te gaan over hogere piekbelasting en hogere kosten. Ik vind dat wij daarvoor wel oog moeten hebben. Gezien alle ellende die er nu onbedoeld is ontstaan, vind ik dat wij op dit terrein iets zouden kunnen betekenen. Ik zou graag van de minister willen horen in hoeverre dit mogelijk is.

De heer Hessels (CDA): Als mensen een huis hebben gekocht waar asbest in zit, vindt de heer Zijlstra dan dat de overheid de verwijdering daarvan voor 100% moet betalen?

De heer Zijlstra (VVD): Neen, maar dat is een heel andere discussie. Rond asbest is er sprake van een heel lange ingroei. De overheid heeft niet van de ene dag op de andere gezegd dat zij het nu anders gaat doen. Nog steeds is het zo dat asbest aanwezig kan zijn in een woning op plaatsen waar het niet verwijderd hoeft te worden. Bij sloop gaat het asbest in stukken. Dan is het gevaarlijk en moet het verwijderd worden. Voor de kosten daarvan zijn er allerlei subsidies. In dit geval hebben wij te maken met een capaciteitstarief dat de overheid belangrijk vindt. Ook de VVD-fractie staat hier nog steeds achter. Het is echter wel iets dat wordt opgelegd en waarin men geen enkele keuze heeft. Per 1 januari is het een voldongen feit. Het lijkt ons gewoon een goed gebaar, om de onrust die is ontstaan, weg te nemen.

Wij zouden graag kort na het reces inhoudelijk met de minister van gedachten willen wisselen over het congestiemanagement, omdat de VVD-fractie daarover de nodige vragen heeft. Op basis daarvan kunnen wij dan ja of nee zeggen; het debat zal dat uitwijzen.

Voorzitter: Zijlstra

De voorzitter: Het woord is aan de minister.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Laat ik beginnen met de beide moties, met name de 50–50 motie. Dat is de belangrijkste van de twee. Ik ga het doen zoals wij het hebben afgesproken. Ik heb de heer Samsom aangegeven wat de voorwaarden zijn voor de splitsingplannen.

Het enige probleem dat overblijft rond het capaciteitstarief betreft de vereniging van eigenaren. Ik reken op de steun van de Kamer, ook voor de collega’s van Financiën, om ervoor te zorgen dat weglekeffecten worden voorkomen. Het gaat erom dat wij bereiken wat wij willen. De periode van de overgangsregeling moet daarvoor worden gebruikt. Ik heb op dat punt een inspanningsverplichting. Ik weet ook naar welk resultaat ik wil toewerken, maar ik heb het niet alleen voor het zeggen als het gaat om het bereiken van dat resultaat.

Dan kom ik nu op de kwestie van de € 50. Wij moeten elkaar niets wijsmaken. Afgezien van de werkelijke kosten waren wij al uitgekomen op een bedrag van € 160. Wij gaan nu terug naar € 50. Dit betekent dat de overheid al € 110 voor haar rekening neemt. De vraag is in hoeverre het nog nodig is dat de overheid alle kosten voor haar rekening neemt. Tot nu toe heb ik daarvoor geen overtuigende argumenten gehoord van de zijde van de Kamer, dus ik denk dat ik maar gewoon vasthoud aan het bedrag van € 50.

Wat betreft de aansluitproblematiek begrijp ik dat de meerderheid van de Kamer naar aanleiding van de brief die ik gisteren heb gestuurd, zegt dat het allemaal een beetje te vlot gaat. Aan de andere kant is het ook van belang dat dit voortgang heeft. Als de Kamer zou kunnen besluiten om bijvoorbeeld in de eerste week na het reces overleg te voeren, zou ik dat fijn vinden. Wij kunnen dan zo snel mogelijk uitsluitsel geven aan de betrokkenen.

De heer Zijlstra (VVD): Ik kom nog even terug op de € 50. De minister voert een overgangsregeling in en gebruikt daarvoor de 30 mln. die de maatregel oplevert. Als zij dat geld toch beschikbaar heeft, lijkt het ons verstandig om die € 50 mee te nemen, omdat daarmee de prikkel om tot een lagere capaciteit te komen, het sterkst is. Meerdere fracties hebben uitgesproken dat het verlagen van de capaciteit een heel goede zaak zou zijn, om meerdere redenen. Als er dan toch een overgangsregeling komt, die per definitie tijdelijk is, laat de minister dan ook deze eenmalige maatregel treffen, die daar goed in zou passen, omdat deze ook allerlei goede neveneffecten heeft en een maximale prikkel geeft om tot een lagere capaciteit over te gaan. Ik deel de mening van de minister dat wij al veel doen, maar aangezien er een overgangsregeling komt, zou dit een goed onderdeel daarvan kunnen zijn.

Minister Van der Hoeven: Ik begrijp het pleidooi wel. De overgangsregeling kost in zijn algemeenheid geld. Ik kan echt niet overzien of ik binnen de gelden die ik daarvoor heb gereserveerd voldoende geld heb om dit te doen. Dan blijft nog de vraag over in hoeverre het noodzakelijk is. In hoeverre zou het niet mogelijk zijn dat wij een bijdrage van € 50 van burgers vragen? Laten wij wel wezen, de bijdrage van € 50 komt binnen twee à drie jaar terug. Stel dat wij die € 50 gaan subsidiëren. Dan zouden wij de voordelen niet moeten laten doorgaan, want in feite heeft men daar dan geen recht meer op. Dat gaat toch ook niet? Van het bedrag van € 160 heb ik gezegd: het duurt te lang voordat men de voordelen die een en ander oplevert in zijn portemonnee terugziet. Ik vind het goed dat wij dit hebben gedownsized naar € 50. Wat nu wordt gevraagd, is eigenlijk om iets te betalen wat men naderhand als voordeel terug laat komen bij burgers. In feite gaan wij twee keer iets doen. Ik weet echt niet of dit wel zo verstandig is en of wij daarmee geen precedenten scheppen.

De heer Jansen (SP): De reden is dat het toch een vorm van solidariteit is met een groep die specifiek wordt getroffen. Ik wil de minister nog wel een klein stapje tegemoetkomen. Als het niet lukt binnen de 30 mln. – dat is overigens de eerste tranche, want het wordt een jaarlijks voordeel – denk ik dat wij de strijd moeten opgeven. Ik denk echter dat het gemakkelijk kan binnen de 30 mln. Als het zou lukken binnen de 30 mln. bent u daartoe dan bereid? Dan zouden wij daarmee kunnen leven.

Minister Van der Hoeven: Ik ben een overgangsmaatregel aan het maken. Het verzoek van de Kamer neem ik mee, maar ik ga daar nu niet ja op zeggen. Dat kan ik niet, want ik weet niet wat het gaat kosten en of het past binnen het hele verhaal. De overgangsregeling krijgt de Kamer te zien.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tichelaar

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Hessels (CDA), ondervoorzitter, Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA) en De Rouwe (CDA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Weekers (VVD), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Cramer (ChristenUnie), Atsma (CDA), De Krom (VVD), Madlener (PVV), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA) en Uitslag (CDA).

Naar boven