nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2010
De Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu besprak
in de procedurevergadering op donderdag 4 maart 2010 de brief van mijn
ambtsvoorganger van 22 september 2009 inzake «Lijst van vragen
en antwoorden over het ontwerp Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(«Amvb Ruimte») (Kamerstuk 31 500, nr. 16).
Met deze brief wil ik u vragen het besluit om het ontwerp van de Amvb
Ruimte controversieel te verklaren, te heroverwegen en wel om de volgende
redenen.
De Amvb bevat algemene regels gericht op de borging van rijksbelangen
in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het betreft instrumentering van vastgesteld
beleid uit nationale structuurvisies c.q. beleidsnota’s. De 1e tranche
van de amvb is beleidsneutraal. Het bevat reeds langer bestaande rijksbelangen,
die ten gevolge van de nieuwe Wro niet meer op grond van PKB’s worden
geborgd. Onder het regime van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening werden
de rijksbelangen beschermd door PKB’s. In de Wet ruimtelijke ordening
(Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is dit niet langer
mogelijk en dient juridische borging via een Amvb te gebeuren.
Zoals aangegeven in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
(Kamerstuk 31 500, nr. 1) en met u besproken in het Algemeen Overleg
van 9 september 2008, zijn in de 1e tranche van de Amvb Ruimte voor een
beperkt aantal onderwerpen algemene regels opgesteld. In het ontwerp van de
Amvb Ruimte gaat het om negen rijksbelangen ontleend aan de pkb Nota Ruimte.
Andere rijksbelangen zijn ontleend aan de pkb Ruimte voor de Rivier, de pkb
Derde Nota Waddenzee, het Structuurschema Militaire Terreinen (SMT2) en tenslotte
de pkb Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Het ontwerp van de 1e tranche van de Amvb Ruimte is op 2 juni 2009
naar uw Kamer gezonden voor de zogenaamde «voorhang». Op 29 september
2009 heeft mijn voorganger het ontwerp met u besproken in een AO met de VC.
Op basis van dat overleg, alsmede reacties uit de inspraak is het ontwerp
bijgesteld. Mijn voorganger heeft u en de EK daarover geïnformeerd per
brief van 23 november 2009 (Kamerstuk 2009D58601). Beide Kamers zijn
gevraagd of er bezwaar bestaat tegen verzending van de stukken naar de Raad
van State voor Advies. Beide Kamers hadden hier geen bezwaar tegen. Op 21 december
2009 is vervolgens het ontwerp naar de Raad van State gezonden voor advies.
Het verdere proces is formeel als volgt: naar verwachting ontvangen wij
in april 2010 het advies van de Raad van State. Vervolgens zal door het kabinet
een nader rapport worden opgesteld en vastgesteld. Dit zal worden gezonden
naar uw Kamer en de Eerste Kamer in verband met de zogenaamde «nahang»
(op grond van art 10.9 Wro). Daarna vindt publicatie in Staatscourant plaats
en zal de in werking treden 2 maanden na publicatie plaatsvinden. De planning
is dat de 1e tranche in het 3e kwartaal van dit jaar in werking zou kunnen
treden.
Consequentie van het controversieel verklaren van de (1e tranche) van
de Amvb is, dat er vertraging optreedt in de inwerkingtreding van de amvb.
Formeel betekent dit dat de reeds in de Realisatieparagraaf NRB aangekondigde
borging van de hiervoor genoemde rijksbelangen op decentraal niveau niet medio
2010 plaatsvindt, maar mogelijk halverwege 2011. Met andere woorden sinds
de invoering van de Wro vindt er zodoende drie jaar geen formele borging van
deze rijksbelangen plaats.
Inwerkingtreding in 2010 is voor met name gemeenten van belang in verband
met de relatief krappe termijn (2013 op grond van de Wro) in het geval bestemmingsplannen
op grond van amvb moeten worden aangepast.
Bij vooral gemeenten ontstaat er nu onduidelijkheid over de vraag met
welke rijksbelangen en binnen welke termijnen zij in hun bestemmingsplannen
rekening moeten houden. Het risico dat er door gemeenten bestemmingsplannen
worden opgesteld die activiteiten mogelijk maken die strijdig zijn met de
genoemde rijksbelangen, wordt hierdoor groot. De juridische grondslag voor
een reactieve aanwijzing bij strijdigheid met rijksbelangen is door karakteriseren
van de amvb als controversieel ontoereikend.
Ook bij de rijkspartijen ontstaat er onduidelijkheid. Indien de doorwerking
van rijksbelangen niet via de Amvb Ruimte kan plaatsvinden, wordt het risico
gelopen dat dit via sectorale wetgeving of anderszins moet worden geborgd.
Het integrale karakter van de amvb (alle ruimtelijke rijksbelangen via één
amvb) loopt hiermee schade op.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. C. Huizinga-Heringa