31 496
Oprichting Stichting Amstel 218

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 juni 2008.

De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk 3 juli 2008.  Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 3 juli 2008 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Op 19 mei 2008 hebben wij de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het voornemen om de stichting Amstel 218 te doen oprichten. Hierbij zenden wij u de concept-statuten van de stichting toe, alsmede het advies van de Algemene Rekenkamer.1

Het afgelopen halfjaar hebben de staat en de Six Stichting besprekingen gevoerd over de wijze waarop kan worden gewaarborgd dat de Collectie Six behouden en toegankelijk kan blijven voor huidige en toekomstige generaties. De besprekingen hebben plaatsgevonden onder bemiddeling van drs. F. J. Duparc, tot 1 januari 2008 directeur van de Stichting Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis te Den Haag, en mr. H. L. J. Roelvink, oud Vice-President van de Hoge Raad der Nederlanden. Dankzij hun inspanningen is op 19 mei 2008 overeenstemming bereikt over een duurzame oplossing, die een goed beheer en de publiekstoegankelijkheid van de Collectie Six waarborgt.

De oplossing is gevonden in het stroomlijnen van de veelsoortige verbindingen die tot dusver tussen de staat en de Six Stichting hebben bestaan. Die stroomlijning heeft plaatsgevonden in het besef dat het pand Amstel 218 in alle opzichten verweven is met de Collectie Six en de familie Six en in het besef dat het uit oogpunt van doelmatigheid en van duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden zinvol is het beheer van het pand Amstel 218 en van de Collectie Six geconcentreerd en in zo groot mogelijke zelfstandigheid te laten plaatsvinden. Een belangrijk gegeven daarbij was dat de minister van OCW zich bereid heeft verklaard tot een substantiële verhoging van zijn materiële betrokkenheid bij de instandhouding en het beheer van de collectie vanwege de plaats die deze collectie in het Nederlandse cultuurbezit inneemt, mits daar een substantiële verbetering van de publiekstoegankelijkheid tegenover staat en die publiekstoegankelijkheid duurzaam is gewaarborgd.

Tegen deze achtergrond zijn de beide bemiddelaars bereid tot het oprichten van een Stichting Amstel 218, waarin zowel het pand Amstel 218 als de Collectie Six worden ondergebracht. Aldus wordt de eenheid van pand en collectie tot uitdrukking gebracht. Die eenheid vormt een belangrijk element van de unieke plaats die de collectie binnen het Nederlands cultureel erfgoed inneemt. Een ander element is het feit dat nog steeds nazaten van de grondleggers van de collectie een deel van het pand bewonen, en daarmee de traditie van bewoond patriciërshuis levend houden. De Stichting Amstel 218 wordt verantwoordelijk zowel voor het beheer van het pand als voor het beheer van de collectie. Op deze wijze komt de verantwoordelijkheid voor alle aspecten die tezamen de bijzondere waarde van de Collectie Six uitmaken in één hand. Dit maakt het voor de Stichting Amstel 218 mogelijk steeds het totaal te bezien en op grond daarvan eigen afwegingen in het kader van beheer en onderhoud te maken, rekening houdend met alle aspecten die in die context een rol spelen. Bedoeling van deze nieuwe beheerconstructie is dat de Stichting Amstel 218 zo zelfstandig mogelijk zowel ten opzichte van de overheid als ten opzichte van de Six Stichting opereert. Gezien het verleden, dat vooral recentelijk werd beheerst door geschillen tussen staat en Six Stichting, is een dergelijke op zelfstandigheid gebaseerde beheerconstructie een noodzakelijke voorwaarde voor een duurzame oplossing, die ook toekomstbestendig is. Die zelfstandigheid wordt bereikt doordat enerzijds de staat de eigendom van het pand Amstel 218 aan de nieuwe stichting overdraagt en anderzijds de Six Stichting de Collectie Six aan de nieuwe stichting in permanente bruikleen geeft. De minister van OCW zal vervolgens in plaats van aan de Six Stichting subsidie aan de Stichting Amstel 218 verstrekken.

De stichting gaat werken volgens het raad-van-toezicht-model dat gebruikelijk is voor de rijksgesubsidieerde musea. In de Raad van toezicht is museale expertise gewaarborgd, doordat de algemeen directeur van zowel Rijksmuseum als van het Mauritshuis qualitate qua een zetel innemen.

Voor het doen oprichten van de Stichting Amstel 218 wordt de procedure van art. 34 Comptabiliteitswet 2001 gevolgd. Reden hiervoor is dat het pand Amstel 218, waarvan de staat eigenaar is, aan de Stichting Amstel 218 in eigendom wordt overgedragen en dat de staat in het kader van de onderhandelingen met de Six Stichting over een duurzame oplossing actief heeft deelgenomen aan de discussie over de inrichting van de stichting en de randvoorwaarden waaronder de stichting zal gaan opereren. Blijkens het Beleidskader voor betrokkenheid van de rijksoverheid bij het oprichten van stichtingen (Kader voor stichtingen) is daarom in casu sprake van een «doen oprichten» van een stichting, waarop het bepaalde in art. 34 Comptabiliteitswet 2001 van toepassing moet worden geacht.

Onze conclusie is dat het onderbrengen van alle verantwoordelijkheden en activiteiten met betrekking tot de Collectie Six en het pand waarin deze collectie is ondergebracht in een privaatrechtelijke stichting de meest wenselijke oplossing is. De oprichting van de Stichting Amstel 218 is in overeenstemming met de uitgangspunten die het Kader voor stichtingen in dit verband hanteert. In de stichting worden geen overheidstaken vervuld. De overheid participeert niet in de stichting en draagt daarin geen verantwoordelijkheden. Wel is met de oprichting van de Stichting Amstel 218 een publiek belang gediend.

De Algemene Rekenkamer heeft ter zake van het doen oprichten advies uitgebracht aan de minister voor WWI. De brief waarin het advies is vervat gaat te uwer informatie hierbij. De ministerraad heeft ingestemd met het voornemen om tot oprichting te doen overgaan aan uw Kamer voor te leggen.

De concept oprichtingsakte van de stichting is als bijlage bij deze brief gevoegd. In de conceptakte zijn de details ten aanzien van de op te richten stichting opgenomen.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C. P. Vogelaar

De minister vanOnderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven