Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2010
Met deze brief informeer ik u, in antwoord op uw verzoek, over de stand van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van
het Nationaal Historisch Museum (NHM).
In de aanloop naar het beschikbaar komen van het museumgebouw, is het NHM druk doende om naamsbekendheid en draagvlak in
de samenleving te verwerven. Voorbeelden van activiteiten die daaraan bijdragen zijn het recente Nationaal Concert in park
Sonsbeek in Arnhem en de tentoonstelling Nieuwe Groeten Uit ...
De Week en de Nacht van de Geschiedenis worden vanaf 2010 onder verantwoordelijkheid van het NHM geproduceerd.
Met het oog op het versterken van het inhoudelijke en maatschappelijke draagvlak van het museum, heeft het NHM inmiddels een
Raad van Advies geïnstalleerd. Uw kamer heeft een dergelijke raad ook gesuggereerd. Ik ga ervan uit dat de Raad van Advies,
bestaande uit een interessant en breed samengesteld gezelschap van wetenschappers, oud-politici en bestuurders, een waardevolle
bijdrage zal leveren aan zowel de verbreding als de verdieping van het maatschappelijk draagvlak voor het NHM.
Bij de bouw van het NHM zijn zorgvuldigheid en kwaliteit essentieel. Ter voorbereiding van de bouw hebben het NHM en het Nederlands
Openluchtmuseum (NOM) gezamenlijk een vooronderzoek laten uitvoeren. Ook andere belanghebbende partijen zoals Burgers» Zoo,
de Arnhemse Linie, de provincie Gelderland en de stad Arnhem, zijn bij dit onderzoek betrokken.
Het rapport van dit onderzoek is mij vrijdag jl aangeboden en direct daarna door het NHM en het NOM openbaar gemaakt. Het
rapport treft U hierbij aan.1
Het rapport bevat knelpunten en oplossingsrichtingen met betrekking tot de realisatie van het NHM op de beoogde locatie.
Het gaat daarbij om de gesteldheid van de bodem, de aanwezigheid van archeologie, de geologische structuur van de bodem die
bepalend is voor de waterhuishouding van het gebied, resterende munitie uit de Tweede wereldoorlog, de eventuele verontreiniging
van de grond en elektriciteitkabels en gasleidingen in de bodem. Verder is in dit gebied beschermde flora en fauna aanwezig.
Ook is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid van en parkeerproblematiek bij het NHM en het NOM. Tenslotte is de doorloop
van de benodigde vergunningsprocedures bij het onderzoek betrokken.
Ik stel vast dat het onderhavige onderzoek niet wezenlijk andere problemen aan de orde stelt dan die welke reeds bekend waren
op het moment dat mijn voorganger met uw kamer debatteerde over de meest wenselijke vestigingslocatie voor het NHM. Wel liggen
aard en omvang van de knelpunten nu helder op tafel en zijn er varianten uitgewerkt die de knelpunten kunnen oplossen. Ik
merk daarbij overigens op dat wat betreft het knelpunt parkeren nog niet alle varianten volledig in beeld gebracht zijn en
dat daarom door de opdrachtgevers samen met de gemeente en provincie is besloten om aanvullend onderzoek te doen naar de mogelijkheden
van parkeren op het maaiveld.
Verder stel ik vast dat door het uitblijven van een oplossing voor het parkeerprobleem, het NHM nog niet heeft kunnen voldoen
aan de verplichting die ik bij de verlening van de subsidie voor het jaar 2010 heb gesteld, namelijk het gereed zijn van het
programma van eisen per juni dit jaar met bijbehorende planning van de bouw van het museum.
De bestuurders van beide musea alsmede die van de gemeente Arnhem en de provincie Gelderland heb ik aangesproken op de inzet
die van hun kant nodig is om de gesignaleerde knelpunten tot een oplossing te brengen. Ik heb hen met het oog op de voorgang
van het project gevraagd voor 1 september aan te geven op welke wijze zij deze knelpunten, waarvan die met betrekking tot
het parkeren de grootste uitdaging vormt, tot een oplossing gaan brengen. De beide overheden heb ik verzocht alles te doen
wat binnen hun mogelijkheden ligt om de bouw van het museum tegenover het NOM mogelijk te maken; de beide musea heb ik met
klem de noodzaak van een flexibele opstelling wat betreft hun ambities in dezen benadrukt. Alle partijen hebben met deze
aanpak ingestemd.
Gelet op de intensieve betrokkenheid van uw Kamer bij het Nationaal Historisch Museum en de exacte locatie hiervan zal ik
uw Kamer voor het einde van het zomerreces informeren over de uitkomsten van de gezamenlijke inspanning van de betrokken partijen.
Op dat moment bestaat een volledig beeld van de omgevingsfactoren die van belang zijn om de volgende stappen in dit proces
te kunnen gaan zetten.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart