31 494 (R 1863)
Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie van 1992; Marrakesh, 18 oktober 2002

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 juni 2008.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 5 juli 2008.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 18 oktober 2002 te Marrakesh totstandgekomen Akten van wijziging van het Statuut en het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie van 1992 (Trb. 2006, 229).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 11 juni 2008 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

In deze nota worden mede namens de minister van Buitenlandse Zaken toegelicht de op 18 oktober 2002 te Marrakesh tot stand gekomen Akten van wijziging van het Statuut en van het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie.

Het op 22 december 1992 te Genève tot stand gekomen Statuut en Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie met Facultatief Protocol (hierna het «Statuut» en het «Verdrag», Trb. 1993, 138) is nadien gewijzigd tijdens de conferenties van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (hierna: de «ITU») te Kyoto (1994) en te Minneapolis (1998) (Trb. 1995, 201, en Trb. 2004, 48). Deze zo genoemde «Plenipotentiaire Conferenties», waarin alle ITU-lidstaten zijn vertegenwoordigd, vinden elke vier jaar plaats en hebben tot taak de hoofdlijnen van het beleid van de ITU te bepalen, en beslissingen te nemen over onder meer voorstellen tot wijziging van het Statuut en van het Verdrag van de ITU.

Tijdens de Plenipotentiaire Conferentie die van 23 september tot 18 oktober 2002 te Marrakesh (Marokko), is gehouden, is besloten het Statuut en het Verdrag op onderdelen te wijzigen. Deze wijzigingen, die hierbij ter parlementaire goedkeuring worden voorgelegd, zijn van institutionele, organisatorische, procedurele en redactionele aard. De belangrijkste wijzigingen betreffen:

• de opstelling van strategische en operationele plannen in de ITU;

• wijzigingen ten aanzien van de Radioreguleringsraad;

• een doelmatiger en flexibeler inrichting van de werkzaamheden en procedures van de ITU; en

• de Algemene Regels voor conferenties, assemblees en vergaderingen van de ITU.

Deze vier onderwerpen worden hieronder achtereenvolgens nader toegelicht (zie onder 3–6).

2. Organen van de ITU

De bestaande kaders van de ITU (zie voor de geconsolideerde tekst van het Statuut en het Verdrag Trb. 2001, 90 en 123), die door deze wijzigingen niet worden veranderd, kunnen als volgt worden samengevat. De ITU kent volgens artikel 7 van het Statuut als belangrijkste organen de Plenipotentiaire Conferentie, de Raad, mondiale en regionale conferenties, en het Algemene Secretariaat. De Raad is blijkens artikel 10 van het Statuut het orgaan dat optreedt namens de Plenipotentiaire Conferentie om de tenuitvoerlegging van de verdragen van de ITU te bevorderen. Naast mondiale conferenties over internationale telecommunicatie zijn er mondiale en regionale conferenties van de zo genoemde sectoren, te weten de Radiocommunicatiesector (artt. 12 e.v. van het Statuut), de Telecommunicatiestandaardisatiesector (artt. 17 e.v.) en de Telecommunicatieontwikkelingssector (artt. 21 e.v.). Er zijn twee categorieën van sectorleden: ten eerste de administraties, dat wil zeggen de dienst van elke lidstaat die verantwoordelijk is voor de nakoming van de ITU-verplichtingen, en ten tweede bedrijven (zie bijvoorbeeld artikel 12, derde lid, van het Statuut). De mondiale conferenties van de sectoren vinden plaats met een frequentie van ten minste eens per vier jaren. De Radiocommunicatiesector kent blijkens artikel 12, tweede lid, van het Statuut naast radiocommunicatieconferenties ook radiocommunicatie-assemblees – die kwesties van technische aard behandelen – en de Radioreguleringsraad. De Radioreguleringsraad bestaat uit ten hoogste twaalf lidstaten en heeft onder meer tot taak een verstandig gebruik van het radiofrequentiespectrum te bevorderen binnen de door een conferentie of door de Raad gestelde kaders (artikel 14, lid 1bis, en het tweede lid, onderdeel c, van het Statuut). Voorts bestaan in elke sector studie- en adviesgroepen en worden de werkzaamheden van de sector ondersteund door een bureau (zie bijvoorbeeld in artikel 15 van het Verdrag en artikel 16 van het Statuut).

3. De opstelling van plannen in de ITU

Oogmerk van de wijziging inzake de planvorming is de strategische beleidsvoering en de samenhang tussen strategisch beleid, operationele uitvoering en financiële kaders te versterken. Thans is de strategische planning een taak van de Raad (ingevolge artikel 10, vierde lid, onder 2, van het Statuut) en verder is bepaald dat het Algemene Secretariaat operationele en financiële plannen opstelt «ter ondersteuning van het strategisch plan» (artikel 5, eerste lid, onderdeel dbis, van het Verdrag). De verbetering van de planvorming is aanleiding geweest tot wijzigingen van de hiernavolgende bepalingen van het Statuut en Verdrag.

Ingevolge de nieuwe werkwijze stelt de Plenipotentiaire Conferentie elke vier jaar een strategisch plan vast waarin de prioriteiten van de ITU voor de komende periode worden bepaald (artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van het Statuut). Een voorstel voor dit plan wordt gemaakt door de Raad aan de hand van informatie van het Algemene Secretariaat en van lidstaten, sectorleden en sectoradviesgroepen (artikel 10, lid 2bis, van het Statuut, en artikel 4, elfde lid, onder 1 (nieuw), van het Verdrag). De Raad kan zonodig tussentijds het strategische plan bijstellen, met inachtneming van de door de Plenipotentiaire Conferentie gestelde financiële grenzen (artikel 4, lid 10bis, van het Statuut).

Voor de uitvoering van het strategisch plan wordt door het Secretariaat jaarlijks per sector een operationeel plan opgesteld (artikel 5, eerste lid, onderdeel dbis, van het Verdrag). Dit plan beslaat vier jaar en dient onder meer in te gaan op de financiële gevolgen van aanvaarding van het operationele plan, rekening houdend met de door de Plenipotentiaire Conferentie vastgestelde financiële grenzen. Het operationele plan wordt beoordeeld en goedgekeurd door de Raad na te zijn beoordeeld door de adviesgroepen van de drie sectoren van de ITU. Deze groepen hebben voorts tot taak de tenuitvoerlegging van operationele plannen te beoordelen en zonodig het desbetreffende bureau voorstellen voor verbetering te doen (artikel 11A, tweede lid, onderdeel 1bis, van het Verdrag).

Op deze wijze worden strategische, operationele en financiële plannen met elkaar in verband gebracht en worden mechanismen ingevoerd om de verschillende niveaus binnen de ITU beter op elkaar te betrekken.

4. Wijzigingen ten aanzien van de Radioreguleringsraad

Aan de Radioreguleringsraad is de taak opgedragen beroepen te behandelen van administraties tegen besluiten van het Radiocommunicatiebureau betreffende frequentietoewijzingen (artikel 10, tweede lid, onderdeel 2, van het Verdrag).

Met diverse wijzigingen worden de institutionele bepalingen ten aanzien van de Radioreguleringsraad aangescherpt. Ten eerste worden nadere eisen gesteld aan de verkiezing van de leden van deze raad (artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van het Statuut). Bepaald is dat de lidstaten hiertoe slechts kandidaten kunnen voordragen die hun ingezetenen zijn. Verder dient de samenstelling van de Radio reguleringsraad een afspiegeling te zijn van de regio’s van de wereld. De lidstaat die de directeur van het Radiocommunicatie Bureau heeft geleverd, mag niet hiernaast een lid in de Radioreguleringsraad afvaardigen. Ten tweede is nadrukkelijk vastgelegd dat de voorrechten en immuniteiten die door lidstaten worden verleend aan verkozen functionarissen van de Unie, gerelateerd zijn aan de functie van lid van de Radioreguleringsraad en dat in bepaalde omstandigheden intrekking kan plaatsvinden (artikel 10, lid 4bis, van het Verdrag). Ten derde zijn bepalingen gewijzigd ter bevordering van het doelmatig functioneren van de Radioreguleringsraad. Zo is de bepaling over het vervallen van het lidmaatschap van de Radioreguleringsraad vanwege afwezigheid bij vergaderingen aangescherpt: drie opeenvolgende absenties zijn voldoende om te leiden tot een vacante zetel (artikel 2, derde lid, van het Verdrag). Ook is bepaald dat slechts twee leden van de Radioreguleringsraad deelnemen aan plenipotentiaire conferenties en radiocommunicatieassemblees (artikel 10, lid 3bis, van het Verdrag) en is vastgelegd dat vergaderingen ten hoogste twee weken duren (artikel 10, vijfde lid, onder 2, van het Verdrag).

5. Inrichting van de werkzaamheden en procedures van de ITU

Binnen de ITU leeft het besef dat de organisatie in zijn huidige vorm niet voldoende doelmatig kan opereren, onder meer omdat de werkwijze binnen de gehele organisatie te zeer op één, centralistisch, model is geënt en omdat de besluitvorming onvoldoende transparant en doelmatig is. In verband hiermee is een aantal wijzigingen doorgevoerd die beogen op dit vlak verbetering te brengen.

Een flexibeler werkwijze wordt in het bijzonder nagestreefd door elke sector van de ITU de mogelijkheid te geven eigen werkwijzen en procedures vast te stellen (hoofdstuk IVA van het Statuut). De assemblee van de Radiocommunicatiesector en die van de Telecommunicatieontwikkelingssector en de conferentie van de Telecommunicatiestandaardisatiesector kunnen besluiten tot de instelling van andere groepen dan de bestaande advies- en studiegroepen (zie bijvoorbeeld artikel 8, tweede lid, onderdelen 7 en 8, van het Verdrag). Ook zijn de regels voor de vergaderingen van de Raad aangepast. Lidstaten die niet in de Raad zijn vertegenwoordigd maar als waarnemer bij een raadsvergadering aanwezig zijn, kunnen in deze vergadering het woord voeren; sectorleden kunnen eveneens als waarnemer aan raadsvergaderingen deelnemen, overeenkomstig nader te bepalen voorwaarden (artikel 4, lid 9bis, van het Verdrag).

Verder zijn procedurele bepalingen aangescherpt, bij voorbeeld door een termijn te bepalen waarbinnen het verslag van een vergadering van de Raad beschikbaar moet worden gesteld (artikel 4, tweede lid, onder 15, van het Verdrag). De adviesgroep van de Radiocommunicatiesector kan niet langer door de assemblee worden geraadpleegd over in het Radioreglement opgenomen procedures (artikel 8, vierde lid, van het Verdrag). De adviesgroep van de Telecommunicatieontwikkelingssector die door de Conferentie wordt geraadpleegd, krijgt een concrete taakstelling en wordt geacht daarover te rapporteren (artikel 16, derde lid, in samenhang met artikel 17A, tweede lid, onder 6bis, van het Verdrag).

De beheerskosten van de organisatie worden beperkt door sommige taken van het Algemene Secretariaat doelmatiger in te vullen, zoals de wijze van informatieverspreiding naar de lidstaten (artikel 55, eerste lid, van het Statuut). Kostenbesparingen worden voorts bewerkstelligd door de kosten van het bijwonen van zittingen van de Raad in beginsel voor rekening te laten van de Lidstaat.

Een uitzondering wordt hier alleen gemaakt voor ontwikkelingslanden als vermeld in de lijst van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties UNDP (artikel 4, zesde lid, van het Verdrag). Een tweede kostenbesparing wordt bereikt door invoering van een bijdrage voor het deelnemen door sectorleden aan regionale radiocommunicatieconferenties (artikel 28, lid 2ter, onder c, van het Statuut).

6. De Algemene Regels voor conferenties, assemblees en vergaderingen van de ITU

De Plenipotentiaire Conferentie heeft meerdere bestaande instrumenten met een procedureel karakter samengevoegd tot de Algemene Regelsvoor conferenties, assemblees en vergaderingen van de ITU. Deze Algemene Regels (zie voor de tekst de bijlage bij deze toelichting) zijn gebaseerd op het (gewijzigde) artikel 32 van het Statuut. Onder meer vervangen de Algemene Regels het bestaande Reglement van Orde dat betrekking had op de vergaderprocedure zelf (zie hoofdstuk II van de Algemene Regels). Verder bevatten de Algemene Regels bepalingen over de voorbereiding van bijeenkomsten die voorheen deel uitmaakten van het Verdrag (artikelen 23 e.v.). Het betreft onder meer regels inzake uitnodigingen en de indiening van voorstellen (hoofdstuk I van de Algemene Regels). Verder bevatten de Algemene Regels bepalingen over de verkiezing van leden van de Raad en de Radioreguleringsraad en van de belangrijkste ambtelijke functionarissen van de ITU (hoofdstuk III van de Algemene Regels). Deze regels werden tot nu toe door elke Plenipotentiaire Conferentie opnieuw vastgesteld.

7. Koninkrijkspositie

De onderhavige wijziging van het Statuut en van het Verdrag van de Internationale Unie voor Telecommunicatie zal, evenals het Statuut en het Verdrag zelf, voor het gehele Koninkrijk gelden.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven