31 493
Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op de accijns en de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten in verband met Richtlijn nr. 2007/74/EG van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2007 (PbEU L 346) (Implementatie aanpassing reizigersvrijstelling)

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 27 augustus 2008

Inleiding

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de fracties van het CDA en de VVD. De vragen van deze fracties worden in de volgorde van het verslag beantwoord.

Inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie vragen naar de korte behandeltermijn van dit wetsvoorstel. De richtlijn waarvan dit wetsvoorstel de implementatie vormt is pas eind december 2007 gepubliceerd. Daarna restte er nog een betrekkelijk korte periode voor het implementatietraject, in samenhang met de eerst op 17 maart 2008 gepubliceerde wijziging van de samenhangende verordening 918/83/EEG1. Het voorstel is zowel bij de departementale totstandkoming, bij de behandeling in de ministerraad als bij de advisering door de Raad van State met spoed behandeld. Een eerdere toezending aan uw Kamer was dan ook niet mogelijk.

De leden van de VVD-fractie vragen of een eerdere inwerkingtreding dan 1 december 2008 mogelijk is. Dit is, gezien de vaste implementatiedatum van de richtlijn en de samenhang met bovengenoemde verordening, niet het geval.

Leeftijdsgrens van 17 jaar

De leden van de CDA-fractie wijzen op het verschil tussen de minimumleeftijd van achttien jaar die volgens de Nederlandse Drank- en horecawet geldt voor het kopen van sterkedrank en de leeftijd waarop volgens dit wetsvoorstel de invoervrijstellingen voor drank en sigaretten al gelden, zeventien jaar. Inderdaad is het bij invoer mogelijk om als jongere van zeventien jaar oud één liter sterkedrank belastingvrij in te voeren. De drank moet dan, net als de andere goederen die voor de vrijstelling in aanmerking komen, voor eigen gebruik zijn, voor het gebruik van gezinsleden of om als geschenk weg te geven. Richtlijn 2007/74 (hierna: de richtlijn) schrijft deze vrijstelling dwingend voor.

De regeling is overigens een voortzetting van het huidige beleid. Ook op dit moment schrijft Verordening 918/83 dwingend voor dat de vrijstelling geldt voor personen van zeventien jaar of ouder. Nederland heeft dus onder de oude én de nieuwe situatie geen andere mogelijkheid dan hiervoor een vrijstelling te verlenen. Dit geldt ook voor de andere lidstaten.

Wat de discrepantie tussen de nationale wetgeving en de richtlijn betreft wil ik onder uw aandacht brengen dat onderhavig wetsvoorstel slechts ziet op de fiscale aspecten van invoer. In bijvoorbeeld Zweden is gekozen voor een totaal verbod op de invoer van alcohol door personen jonger dan 20 jaar. Of in Nederland een importverbod moet gelden voor alcohol voor jongeren onder de 16 of 18 jaar zal worden bezien in samenhang met in het VAO Alcoholbeleid van 20 december 2007 toegezegde onderzoek naar de strafbaarstelling van het bezit van alcoholhoudende dranken in de openbare ruimte voor jongeren onder de 16 jaar.

Indexatie

De leden van de CDA-fractie vragen waarom geen jaarlijkse aanpassing aan de inflatie is opgenomen in het wetsvoorstel en in de richtlijn. Technisch zou een dergelijke aanpassing mogelijk zijn, er wordt immers jaarlijks een Europees inflatiecijfer berekend door Eurostat. In de praktijk is een indexatieregeling echter waarschijnlijk niet haalbaar. Voor de totstandkoming van een fiscale richtlijn is in de Europese Raad unanimiteit vereist. Een inflatieaanpassing zoals de leden van de CDA-fractie beschrijven zou periodiek worden toegepast op basis van een automatisme. Deze grijpt dus buiten de invloedssfeer van de lidstaten in in tarieven of vrijstellingsgrenzen. Voor lidstaten kan dit een reden zijn om hier een tegenstander van te zijn. De Commissie heeft in het oorspronkelijke richtlijnvoorstel dan ook geen indexatiebepaling opgenomen.

Speciale regelingen

De leden van de fractie van de VVD vragen om een overzicht van nu reeds bestaande speciale regelingen. Ook willen zij weten of de regering bereid is deze «oude nationale koppen» opnieuw op hun wenselijkheid te toetsen.

Het gaat om één speciale regeling, namelijk die voor boordpersoneel. Deze regeling voorziet in lagere kwantitatieve hoeveelheden voor personeel aan boord van vervoermiddelen die worden gebruikt in het verkeer tussen derde landen en de EU. Het gaat hier niet om vissersschepen, maar vooral om personeel op vliegtuigen en cruiseschepen. Als dit personeel, dat zeer regelmatig van buiten de EU naar Nederland kan reizen, van de hoge vrijstelling gebruik zou kunnen maken, zou dit ertoe leiden dat zij jaarlijks flinke hoeveelheden accijnsgoederen belastingvrij kunnen invoeren. Daarom worden de hoeveelheden voor deze groep beperkt. Zo geldt bijvoorbeeld een vrijstelling van 40 in plaats van 200 sigaretten.

De doelstelling van deze regeling is nog altijd actueel. Ik overweeg op dit moment dan ook geen herziening van deze regeling.

Verschillen tussen lidstaten

De leden van VVD-fractie vragen waarop de nieuwe bedragen en hoeveelheden in de richtlijn zijn gebaseerd.

Het nieuwe bedrag van € 430, dat het bedrag van € 175, stammend uit 1994 vervangt, is ten eerste een correctie voor de inflatie over de periode van 1994 tot nu. Verder is in dit bedrag de waarde opgenomen van geïmporteerde koffie, thee en parfum. Onder de huidige regeling vallen deze nog onder een hoeveelheidsbeperking, die echter bij deze richtlijn is afgeschaft. Na het afschaffen van de hoeveelheidsbeperking vallen deze goederen onder het drempelbedrag. Om ervoor te zorgen dat niet per saldo een lagere vrijstelling van toepassing zou zijn wordt het bedrag verhoogd.

De beperkte bedragen, € 300 voor niet-lucht- en zeereizigers en (optioneel) € 150 voor reizigers jonger dan 15 jaar, zijn van dit bedrag weer afgeleid.

De hoeveelheden zijn in hoofdzaak niet aangepast. Wel is de hoeveelheid vrijgesteld mee te nemen wijn verhoogd van twee naar vier liter, wordt een kwantitatieve beperking voor bier geïntroduceerd en worden de kwantitatieve beperkingen voor parfum, koffie en thee afgeschaft. De achtergrond hiervan zijn de veranderde accijnstarieven in de lidstaten: op parfum, koffie en thee wordt veelal geen accijns meer geheven. Bier viel voorheen onder de categorie overige alcoholhoudende drank met een alcoholpercentage van minder dan 22. Daarvan mocht slechts twee liter worden meegenomen, hetgeen niet langer in proportie was met de accijnsdruk op bier. De accijns die drukt op twee liter niet-mousserende wijn was tot slot niet meer in proportie tot de accijns die drukt op één liter sterkedrank.

Deze leden vragen voorts waarom er geen uniforme regeling is afgesproken, maar de mogelijkheid afwijkende hoeveelheden en bedragen te hanteren blijft bestaan. Ook vragen zij welke hoeveelheden in andere lidstaten worden gehanteerd. Inderdaad houden lidstaten het recht om een lager drempelbedrag voor reizigers jonger dan 15 te hanteren, lagere hoeveelheden voor speciale groepen (zoals boordpersoneel) te hanteren en lagere hoeveelheden voor tabak te hanteren. Deze nationale beleidsruimte is het gevolg van tussen de lidstaten uiteenlopende politieke opvattingen over het reguleren van tabaksgebruik. Verder is geografische ligging van belang. Een lidstaat die bijvoorbeeld een landsgrens heeft met een derde land met lage accijnstarieven of een laag prijspeil, heeft andere behoeften dan Nederland. Op dit moment wordt de richtlijn in alle lidstaten geïmplementeerd. Ik heb daarom geen inzicht in de wijzigingen die lidstaten ter zake van deze implementatie aanbrengen. Het is mogelijk dat een lidstaat met hoge tabaksaccijnzen, zoals het Verenigd Koninkrijk, ervoor kiest lagere hoeveelheden te hanteren dan de nu gebruikelijke maxima.

Tot slot vragen deze leden wat de toepasselijke regeling is voor een reiziger uit een derde land, die voordat hij zijn eindbestemming Nederland bereikt, een tussenstop maakt in een ander EU-land. Er zijn twee gevallen te onderscheiden.

De reiziger die een tussenstop op een vliegveld of in een haven maakt zonder het «transitgebied» te verlaten, is voor de toepassing van de wet niet in de andere lidstaat geweest. Wanneer hij dus in Nederland alsnog door het douanekanaal loopt, wordt hij beschouwd als komend uit een derde land en is op hem de vrijstelling van toepassing.

De reiziger die wel het transitgebied heeft verlaten, dus die tijdens zijn tussenstop met zijn bagage het grondgebied van de andere lidstaat betreedt, is ter zake van de invoer van goederen in díe lidstaat belasting verschuldigd. De regels omtrent de vrijstelling van dat land zijn op hem van toepassing. Als hij vervolgens met zijn bagage doorreist naar Nederland is dat een reis binnen de douane-unie en is er voor deze persoonlijke bagage geen belasting verschuldigd.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Bij verordening 274/2008/EG van 17 maart 2008.

Naar boven