Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2012
In de beantwoording van de Kamervragen over talentbeleid bij de overheid (Aanhangsel
Handelingen II 2011/12, nr. 635) heb ik toegezegd u te informeren over de uitkomsten van de bestuurdersconferentie
«Beter Werken in het Openbaar Bestuur» van 18 januari jongstleden en de te nemen vervolgstappen.
Bijgaand vindt u het verslag1.
Ik vind het van belang om te streven naar een compacte, slagvaardige en interactieve
overheid, niet omdat de economische crisis ons dwingt te bezuinigen, maar vanuit mijn
visie op de samenleving waarin de overheid een bepaalde rol speelt temidden van alle
andere maatschappelijke krachten. Deze overheid is vernieuwend, aantrekkelijk en heeft
een sterk aanpassingsvermogen om veranderingen het hoofd te bieden in een dynamische
omgeving.
Dat raakt ook bestuurders. Ik ben verheugd dat bij de bestuurdersconferentie bleek
dat bestuurders inzien dat ze, om hun bestuurlijke ambities te realiseren, ook moeten
nadenken over de organisatie daarachter. Zo stel ik vast dat bestuurders de noodzaak
zien om met elkaar samen te werken in de inzet van personeel, ook interbestuurlijk.
Daarnaast werd benadrukt dat bestuurders ruimte willen geven voor pilots en experimenten,
en dat BZK aansluit op bestaande projecten. Het delen van goede voorbeelden, die zij
vervolgens kunnen overnemen, is een andere behoefte die de bestuurders nadrukkelijk
benoemden. Ook werd aangegeven dat de overheid hinderlijke regels voor mobiliteit
aan de kaak moet stellen.
Met het programma Beter Werken in het Openbaar Bestuur, waarover ik u eerder heb geïnformeerd
in de kabinetsreactie op «De grote uittocht» (Kamerstuk, 32 124, nr. 22), speel ik in op deze verwachtingen en wensen. De eerste stappen zijn inmiddels gezet.
Zo wordt er bijvoorbeeld volop gesproken met verschillende partijen om transparantie
van de arbeidsmarkt te vergroten. Op regionaal niveau worden concrete voorstellen
uitgewerkt om personeel uit te wisselen tussen verschillende overheidsorganisaties.
In een ander project wordt geïnventariseerd waar regels hinderlijk zijn en waar ze
mogelijk vervangen of weggehaald kunnen worden.
Door een goede samenwerking binnen dit programma met vertegenwoordigers van gemeenten,
provincies en waterschappen verwacht ik het gehele openbaar bestuur in actie te kunnen
krijgen voor een beter werkende overheid.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies