31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 85 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2012

In april 2009 heeft het kabinet een standpunt uitgebracht over een eenduidige juridische en financiële grondslag voor de planbureaus (Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 20). In dit standpunt is neergelegd dat het kabinet het wenselijk acht de functioneringsvoorwaarden (waaronder wetenschappelijke onafhankelijkheid, begeleiding en werkprogramma) van planbureaus (Centraal Planbureau, Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving) vast te leggen door middel van een besluit van de ministerraad. Dit besluit van de ministerraad heeft vorm gekregen in Aanwijzingen van de minister-president, welke op 21 februari 2012 in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Het doel van de Aanwijzingen is het scheppen van duidelijkheid over de (wetenschappelijke) onafhankelijkheid en werkwijze van de planbureaus, de gewenste verhouding tussen het budgettaire deel van de begroting en het deel van externe, betaalde opdrachten en de toegang tot de planbureaus voor het parlement. In het kabinetsstandpunt van 2009 is, in reactie op de motie-Koopmans c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 31 490, nr. 9), toegezegd dat het parlement in voorkomende gevallen een beroep moet kunnen doen op de rijke kennisbron die een planbureau is. Met de vastgestelde Aanwijzingen is de toegang van de Staten-Generaal tot de planbureaus geborgd, zoals mede in de motie-Koopmans is gevraagd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies

Naar boven