31 490
Vernieuwing van de rijksdienst

nr. 41
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 maart 2010

Tijdens het algemeen overleg Vernieuwing Rijksdienst op 11 november 2009 (Kamerstuk 31 490, nr. 38) heeft de heer Heijnen gevraagd of de Kamer op korte termijn een brief over de planning om te komen tot een aanstelling bij het Rijk in plaats van bij een ministerie, kan ontvangen.

Tevens informeer ik u in deze brief over de afhandeling van de motie De Pater-van der Meer (CDA) en Heijnen (PvdA) (32 123 VII, nr. 31).

Aanstelling bij het Rijk

Uit de door de Kamer gevraagde informatie – die ik u hierbij doe toekomen1 – blijkt dat het antwoord niet zo eenvoudig is. De doelstelling staat om iedereen in dienst van het Rijk aan te stellen, maar dit kan niet zomaar per decreet worden afgekondigd. Ik ben voornemens om zo snel mogelijk te realiseren dat iedereen die in dienst komt bij het Rijk, voor het hele Rijk werkzaamheden kan verrichten en op vrijwillige basis kan worden ingezet, daar waar dat het meest nodig. Ik heb mijn medewerkers gevraagd om daarvoor een realistische planning te maken.

Ik streef er naar te komen tot één rijksaanstelling met inachtneming van de huidige ministeriële verantwoordelijkheid. De uitdaging is om voor iedereen die bij de Rijksdienst in dienst komt, die omstandigheden te creëren waardoor het bij het Rijk mogelijk wordt, zonder administratieve rompslomp, snel nieuwe organisaties in te richten en te vullen met rijksambtenaren, bijvoorbeeld in reactie op politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Dit zal de flexibiliteit van de Rijksdienst veel groter maken.

Op dit moment is er een veelvoud aan projecten (met ieder een eigen planning) die gericht zijn op het creëren van voorwaarden die het vrije verkeer van rijksambtenaren binnen het Rijk mogelijk moeten maken. Dit gebeurt door belemmeringen weg te nemen op het gebied van wet- en regelgeving en administratieve systemen, door een uniform functiegebouw voor het Rijk te realiseren, door de ICT binnen het Rijk te stroomlijnen en door facility management, inkoop en huisvesting rijksbreed te organiseren. De betreffende projecten worden voor het merendeel onder verantwoordelijkheid van het Directoraat-Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk van mijn ministerie uitgevoerd en zijn opgenomen in de jaarplannen van de directies van dit DGOBR.

Voor de beantwoording van de vraag van de heer Heijnen is het meest relevant de planning van het programma flexibilisering en administratieve lastverlichting personeel Rijk. Het doel van dit programma is het vergroten van de flexibiliteit/wendbaarheid in organisatie-inrichting en in personele inzet – door te investeren in (a) administratieve lastenverlichting en (b) flexibilisering van de organisatie – opdat het Rijk zich op korte termijn doelmatiger en doeltreffender kan aanpassen aan veranderende eisen vanuit politiek en samenleving.

Bovengenoemd programma levert verschillende bijdragen aan de strategische doelen van de Vernieuwing Rijksdienst. De Vernieuwing Rijksdienst heeft als motto: «beter en minder». Minder heeft ook betrekking op de administratieve lasten bij de rijksdienst. Vooral de administratieve lasten bij rijksbrede mobiliteit worden door betrokkenen ervaren als kenmerkend voor de huidige verkokering binnen het Rijk.

Het programma flexibilisering en administratieve lastenverlichting personeel Rijk heeft nieuw beleid ontwikkeld waardoor de administratieve lasten voor rijksbreed mobiele ambtenaren verminderen. Dit beleid is vastgelegd in de geaccordeerde circulaire «SGI Faciliteiten». Een 2e circulaire «Overdracht personeelsgegevens bij Rijksbrede mobiliteit» is in conceptfase en ligt voor te besluitvorming. De factsheet van het totale programma is als derde bijlage bij deze brief gevoegd.

Als gevolg van het nieuw ontwikkelde beleid moeten aanpassingen worden doorgevoerd in het personeeladministratiesysteem van P-Direkt. Voor deze aanpassing is de planning opgenomen: begin 2011 gereed. Het P-Direkt portaal is dan uitgebreid met het proces «Interdepartementale overplaatsing» en de benodigde aanpassingen aan de systemen zijn gerealiseerd: het ontwerp en de bouw van een vereenvoudigd proces overplaatsen bij interdepartementale mobiliteit. Hiertoe behoort ook het faciliteren van het overdragen van gegevens tussen Rijkswerkgevers. De medewerker heeft na realisatie geen last meer van het administratieve proces dat op de achtergrond plaatsvindt.

Als deze voorwaarden zijn verwezenlijkt, is het mogelijk om medio 2012 op korte termijn interdepartementale eenheden te bemensen, invulling te geven aan rijksbreed loopbaanbeleid en betrouwbare kwalitatieve, kwantitatieve, tactische en strategische informatie over Rijksbrede mobiliteit te verkrijgen. Bij de keuze van medewerkers wordt bekeken waar de kwaliteiten van een ambtenaar het best tot zijn recht komt en het meest effectief en efficiënt is. Kenmerkend voor de ambtenaar voor de toekomst is een grote mate van flexibiliteit, mobiliteit en een brede inzetbaarheid, met de noodzakelijke voorwaarde dat hij/zij (formeel en) praktisch in dienst van het Rijk is.

Motie De Pater-Van der Meer en Heijnen

Tijdens het Wetgevingsoverleg dat mijn ambtsvoorganger op 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 VII, nr. 47) in de Tweede Kamer voerde met de vaste commissie voor BZK hebben de leden De Pater-van der Meer (CDA) en Heijnen (PvdA) een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht de Europese verordening voor de coördinatie van de sociale zekerheidsvoorzieningen voor grensarbeiders en zelfstandigen te laten uitvoeren door het kantoor Buitenland van de Belastingdienst in Heerlen. Dit vanuit de overweging dat het behoud van werkgelegenheid van groot belang is in gebieden die te maken hebben met bevolkingsdaling. De motie is vervolgens aangenomen op 1 december 2009.

De motie heeft primair betrekking op de verantwoordelijkheden van de minister van SZW en van de (toenmalige) staatssecretaris De Jager van Financiën, namelijk als opdrachtgever respectievelijk mogelijke uitvoerder van deze EU-verordening.

Mijn ambtsvoorganger heeft beide bewindslieden daarom verzocht in overleg te treden, een reactie te formuleren op de motie en die aan de vaste commissie voor BZK te doen toekomen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven