31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 324 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 september 2022

Op 8 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van de Wet open overheid (Woo).1 In deze brief heb ik aangekondigd dat ik uw Kamer jaarlijks zal rapporteren over de doorlooptijden van informatieverzoeken in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR). De Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk over het jaar 2021 is op 18 mei 2022 aangeboden aan uw Kamer.2 De Wob-cijfers over 2021 zijn daarom nog niet opgenomen in deze rapportage en zullen pas in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2022, die verschijnt in mei 2023, worden opgenomen.

Openbaarheid en de toegang tot overheidsinformatie zijn belangrijke thema’s. Uw Kamer vraagt terecht veel aandacht voor deze onderwerpen. Het kabinet deelt dit belang. Ondanks dat de Wob-cijfers nog geen onderdeel uitmaken van de JBR 2021, vind ik het daarom belangrijk om uw Kamer actief te informeren over deze gegevens. Daarom heb ik bij alle ministeries een uitvraag gedaan over de doorlooptijden van informatieverzoeken in het jaar 2021. Deze uitvraag heeft geresulteerd in het bijgevoegde overzicht (bijlage 1).

De gegevens uit het overzicht bevestigen het beeld dat de wettelijk voorgeschreven termijnen in veel gevallen niet worden gehaald. Dit is een onwenselijke situatie. Zoals ik heb gesteld in de Kamerbrief omtrent de voortgang van de implementatie van de Woo, moet het kabinet deze situatie derhalve verbeteren. In dezelfde brief heb ik uw Kamer daarom geïnformeerd over verschillende rijksbrede maatregelen die in gang zijn gezet om de afhandelingstermijnen te verbeteren. Daarnaast hebben ook de individuele ministeries verschillende maatregelen genomen. Desondanks blijf ik benadrukken dat het een complexe situatie betreft met het oog op de hoeveelheid (uitgebreide en complexe) verzoeken en de huidige stand van de informatiehuishouding. Het probleem zal daarom ook niet van vandaag op morgen opgelost kunnen worden.

Daarnaast plaats ik een aantal kanttekeningen bij het bijgevoegde overzicht. Ministeries blijken hun processen bij de afhandeling van informatieverzoeken op verschillende wijzen te registreren, waardoor de uitvraag niet in alle gevallen aansluit op de bij de ministeries beschikbare informatie. Mijn ministerie registreerde in het verleden bijvoorbeeld niet of er afspraken met de verzoeker zijn gemaakt over de afhandeling van het verzoek buiten de wettelijke termijn. Een aantal ministeries heeft daarom bepaalde gegevens handmatig moeten uitzoeken, wat de kans op eventuele fouten vergroot. Bij een aantal andere ministeries bleek het helemaal niet mogelijk om bepaalde gegevens te kunnen leveren.

Voor de rapportages in de JBR (vanaf 2023 e.v.) zal ik daarom afspraken met de ministeries maken, zodat er een eenduidige en volledige rapportage tot stand komt. Tot slot heb ik naar aanleiding van deze uitvraag geconstateerd dat het de ministeries veel moeite kost om de juiste en volledige gegevens op te leveren, bijvoorbeeld omdat hun informatie-/registratiesysteem daarvoor onvoldoende is ingericht. Daarom onderzoek ik, zoals reeds aangekondigd in mijn brief van 8 juli jl., de mogelijkheid om hiervoor gebruik te gaan maken van een rijksbreed dashboard informatiehuishouding.

In de JBR 2022 zal opnieuw gerapporteerd worden over de afhandelingstermijnen van de ministeries. De rapportage in de JBR 2022 zal ten opzichte van deze rapportage aangevuld worden met aanvullende gegevens, zoals over de Woo-bezwaren en -beroepen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstuk 33 328, nr. 43.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 31 490, nr. 316.

Naar boven