31 490
Vernieuwing van de rijksdienst

nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2009

In het Wetgevingsoverleg (WGO) van 11 juni jl. (31 924 VII, nr. 14) is ook mijn brief aan uw Kamer van 24 april 2009 (TK 31 490, nr. 21) over de effecten van de taakstelling Rijk op de regionale werkgelegenheid aan de orde gekomen.

In die brief heb ik op verzoek van uw Kamer een beeld gegeven van de wijze waarop de invulling van de taakstelling van 12 800 fte’s in de komende jaren neerslaat in de verschillende provincies. Dit betreft de invulling van de taakstelling in het kader van het programma Vernieuwing Rijksdienst voor zover die taakstelling inmiddels concreet is ingevuld.

In mijn brief heb ik opgemerkt dat er daarnaast uiteraard ook om andere redenen reorganisaties met regionale werkgelegenheidseffecten zijn te verwachten.

Ik noemde in dat verband de ontwikkelingen bij de Belastingdienst en bij de gevangenissen. De effecten daarvan waren op dat moment nog niet bekend.

In het WGO van 11 juni is door het lid Heijnen (PvdA) gevraagd om de regionale effecten van de reorganisaties van de rijksdienst op een minder beperkte wijze in beeld te brengen. Ook is gevraagd naar het werkgelegenheidseffect van de door het ministerie van OCW voorgenomen fusie van de Centrale Financiën Instelling in Zoetermeer met de IB-groep in Groningen.

Hierbij verstrek ik de door u gevraagde informatie over de regionale effecten van de ontwikkelingen bij de gevangenissen. Sinds mijn vorige brief is de uitwerking van de reorganisatie bij de gevangenissen zo ver dat deze informatie inmiddels beschikbaar is gekomen. Voorts geef ik aan welke gevolgen de fusie van de Centrale Financiën Instelling (CFI) met de IB-groep heeft op de werkgelegenheid in de provincies Zuid-Holland en Groningen. Aan wat ik in mijn eerdere brief meldde over de ontwikkelingen bij de Belastingdienst heb ik thans geen nadere kwantitatieve informatie toe te voegen.

Voor de goede orde merk ik op dat met deze aanvullende informatie op mijn brief van 24 april geen integraal beeld van de effecten van alle reorganisaties binnen de rijksdienst wordt verkregen. Zoals ik in die brief al heb gesteld, speelt er zich binnen de rijksdienst op alle niveaus een continu proces van (re)organiseren af. Alleen op hoofdlijnen kan hiervan een beeld worden gegeven. Dit is per definitie ook maar een momentopname. Het proces van organisatiekeuzes maken en veranderen vereist dat organisaties binnen de afgesproken kaders hun eigen afweging kunnen maken. In het algemeen geldt dat bij de inrichting van de organisaties, inclusief de keuze voor een vestigingsplaats, het belang van een doelmatig productieproces en een optimale dienstverlening aan de burger voorop staat.

Aanvullende informatie over effecten reorganisaties

Gevangenissen

Bij brief van 19 mei 2009 heeft de Staatssecretaris van Justitie uw Kamer geïnformeerd over het zogeheten Masterplan gevangeniswezen 2009–2014 (TK 24 587, nr. 341). Het in het Masterplan opgenomen personeelsplan geeft inzicht in de gevolgen voor het personeel van de moderniseringsmaatregelen, de tekortbeperkende maatregelen en de ontwikkelingen op het gebied van de detentiecapaciteit. In het personeelsplan zijn de personele gevolgen per regio aangegeven. Daarbij wordt een eigen regio-indeling van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie gehanteerd met vijf regio’s: Noordoost, Noordwest, Midden, Zuidwest en Zuidoost. Deze regio-indeling past niet één op één met de provincie-indeling.

De effecten in termen van verlies van arbeidsplaatsen per regio kunnen (gebaseerd op tabel 10 van het Masterplan) als volgt in beeld worden gebracht:

Ontwikkeling formatie (in FTE’s) per jaar       
Regio2009201020112012201312014Cumulatief in 2014
Noordoost– 223– 7358114– 4– 5– 132
Noordwest– 360– 225937– 21274– 33
Midden– 127– 303713– 3611– 132
Zuidoost– 47897193– 29– 40– 49– 306
Zuidwest– 629– 161617– 310– 604
Totaal– 1 816– 43364152– 103241– 1 206

1 De negatieve ontwikkeling in 2013 is toe te schrijven aan het wegvallen van de 500 capaciteitsplaatsen die als tijdelijke maatregel zijn ingezet.

Bovenstaande tabel maakt duidelijk waarom DJI zich in haar personeelsbeleid richt op de situatie in 2014. Na een afname van de werkgelegenheid in 2009 en 2010 trekt deze weer aan, maar blijft in 2014 met 1206 FTE onder het huidige niveau. Met de focus op de situatie in 2014 wil DJI voorkomen dat personeel DJI definitief moet verlaten en er vanaf 2011 weer nieuw personeel moet worden aangetrokken en opgeleid. Onder andere door middel van detachering binnen en buiten DJI probeert DJI onnodig verlies van medewerkers te voorkomen.

In dat licht moeten ook de mogelijke afspraak met België gezien worden. Wanneer de Penitiaire Inrichting Tilburg wordt ingezet als tijdelijke capaciteit voor Belgische gedetineerden, ligt de ontwikkeling van de formatie van 2009 tot 2012 op het niveau van 2014.

In haar brief van 19 mei geeft de Staatssecretaris van Justitie overigens aan dat bij de uitwerking van het capaciteitsplan getracht is de regio’s met een slechte arbeidsmarkt zoveel mogelijk te ontzien (met name Zuidoost en Noordoost), bijvoorbeeld door sluiting van capaciteit op termijn te stellen of door het (tijdelijk) inzetten van meerpersoonscellen als eenpersoonscellen.

Door het specifieke karakter van de voorgenomen capaciteitsreductie in het Gevangeniswezen (aparte regio-indeling, planningsperiode t/m 2014, bijzondere categorie personeel) acht ik niet mogelijk om de werkgelegenheideffecten hiervan op een zinvolle manier op te tellen bij de effecten van de invulling taakstelling. Gelet op de fluctuatie in de ontwikkeling van de benodigde formatie mogen de gepresenteerde cijfers ook niet zonder meer gelijk gesteld worden met het verlies van werk voor het betrokken personeel. Ik zie daarom af van een poging deze effecten te combineren met de in mijn brief van 24 april opgenomen gegevens. De personele consequenties van deze operatie zullen vooral op hun eigen merites beoordeeld moeten worden.

Belastingdienst

In mijn brief van 24 april noemde ik de concentratie van administratieve processen in Belastingregio’s met overbezetting. Ik merk ter aanvulling op dat dit het in overeenstemming brengen van de bezetting met de formatie betreft en dat het dus niet gaat om het verlies van arbeidsplaatsen. Daarbij wijs ik erop dat de Belastingdienst heeft aangegeven dat dit naar verwachting zonder gedwongen ontslagen zal plaatsvinden.

Fusie Centrale Financiën Instelling (CFI) met de IB-groep

Per 1 januari 2010 vindt een fusie plaats van de CFI in Zoetermeer met de IB-groep in Groningen en wordt de nieuwe organisatie Dienst Uitkeringen Onderwijs (DUO) opgericht als onderdeel van het ministerie van OCW. Met deze fusie gaat een verschuiving van 120 arbeidsplaatsen van Zoetermeer naar Groningen gepaard.

Het gevolg hiervan voor de werkgelegenheid in de provincies Zuid-Holland en Groningen ten opzichte van de cijfers in mijn brief van 24 april kan als volgt in beeld worden gebracht.

De impact van de taakstelling Rijk en ZBO’s – van 5431 en 557 fte’s in Zuid-Holland respectievelijk Groningen – op de arbeidsmarkt in deze provincies is 0,53% respectievelijk 0,31%. Door de genoemde verschuiving van 120 arbeidsplaatsen worden deze percentages 0,54% respectievelijk 0,24%. Het effect voor de provincie Groningen ligt hiermee nog steeds wat boven het ongewogen gemiddelde voor alle provincies van 0,17%.

De impact van specifiek de taakstelling Rijk – van 5001 en 287 fte’s in Zuid-Holland respectievelijk Groningen – op de werkgelegenheid bij organisaties van het Rijk in deze provincies is 12% respectievelijk 9%. Door de genoemde verschuiving van 120 arbeidsplaatsen worden deze percentages (afgerond) 12% respectievelijk 5%. Het effect voor de provincie Groningen ligt hiermee iets onder het ongewogen gemiddelde voor alle provincies van 6%.

Conclusie

In mijn brief van 24 april concludeerde ik dat van een oneigenlijke afwenteling van de taakstelling op organisaties ver van de Randstad geen sprake is. Evenmin is er sprake van een onevenredige vermindering van arbeidsplaatsen van rijksambtenaren in de provincies met een ruime arbeidsmarkt.

De in het bovenstaande gepresenteerde aanvullende informatie brengt mij niet tot een andere conclusie. De uitkomst voor de provincie Groningen is iets gunstiger geworden door het effect van de fusie tussen CFI en de IB-groep.

Mijn beeld is overigens dat door mijn collega’s bij het doorvoeren van reorganisaties – al of niet in het kader van de invulling van de taakstelling – waar mogelijk rekening wordt gehouden met de effecten op de lokale regionale werkgelegenheid. Zie de wijze waarop de capaciteitsreductie in het gevangeniswezen wordt gerealiseerd. Zie ook de in haar brief aan uw Kamer van 25 juni 2009 getoonde bereidheid van de minister van LNV om bij de keuze van vestigingslocaties van de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit rekening te houden met de werkgelegenheidssituatie in het noorden van het land en in de provincie Limburg.

Dat bij de reorganisaties ter invulling van de taakstelling ook in provincies met een hoger dan gemiddelde werkloosheid in zekere mate verlies van arbeidsplaatsen zal optreden, is helaas onvermijdelijk. Ik acht echter geen redenen aanwezig om bij mijn collega’s te interveniëren bij het maken van de, soms ook pijnlijke, keuzes daarbij.

Overigens zullen de werkgevers in de sector Rijk zich tot het uiterste inspannen om het personeel dat als gevolg van reorganisaties overtollig raakt naar ander werk te geleiden. Met de mogelijkheid daarbij gebruik te maken van het Sociaal Flankerend Beleid sector Rijk 2008–2012 en van de dienstverlening van de MobiliteitsOrganisatie acht ik de randvoorwaarden vervuld om de reorganisaties zoveel mogelijk zonder gedwongen ontslagen te laten plaatsvinden.

Tot slot merk ik op dat ik kennis heb genomen van de twee moties die zijn aangenomen in het overleg van uw Kamer met de minister van LNV op 2 juli jl., waarin de regering wordt verzocht compenserende werkgelegenheidsmaatregelen te treffen in de regio Parkstad Limburg in verband met de voorgenomen sluiting van het hoofdkantoor van de AID in Kerkrade. Ten behoeve van het Algemeen overleg Vernieuwing Rijksdienst dat ik in september voer met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal ik u namens het kabinet een reactie doen toekomen op deze moties.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven