31 490
Vernieuwing van de rijksdienst

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 februari 2009

In antwoord op het verzoek van uw Kamer van 17 februari 2009 om voor 2 maart 2009 aan de Tweede Kamer te berichten hoe de motie-Koopmans (TK 31 490, nr. 9) over directe toegang van het parlement tot de planbureaus wordt uitgevoerd, bericht ik u het volgende.

In het met u op 27 januari 2009 gevoerde overleg heb ik u laten weten dat de regering in beginsel positief staat tegenover uw wens toegang te hebben tot de planbureaus. In het Algemeen Overleg over de voortgang van het Programma Vernieuwing Rijksdienst van 18 februari 2009 heb ik dat herhaald en in grote lijnen aangegeven op welke wijze dat naar mijn inzicht vorm zou kunnen krijgen. Ik heb er bij die gelegenheid wel op gewezen dat de planbureaus onderdelen zijn en blijven van de desbetreffende ministeries, hetgeen bij de uitwerking van de bij verzoeken van het parlement te volgen gedragslijn ook tot uitdrukking moet komen. Op het ogenblik wordt hard gewerkt aan een kabinetsstandpunt inzake een eenduidige juridische en financiële grondslag van de planbureaus, als vermeld in de Nota Vernieuwing Rijksdienst. Dat standpunt wordt voorbereid mede aan de hand van een op verzoek van de SG Vernieuwing Rijksdienst opgestelde rapportage van Staatsraad in buitengewone dienst mr. G. N. Roes. De wijze waarop het parlement toegang kan krijgen tot de planbureaus kan hier niet los van worden gezien en zal dan ook uitdrukkelijk hierbij worden betrokken. Zoals ik in genoemd Algemeen Overleg heb uiteengezet, heeft het kabinet voor het vaststellen van dit standpunt nog enige weken nodig; er wordt naar gestreefd u het standpunt voor 1 april 2009 te doen toekomen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven