31 482 Cultuursubsidies

Nr. 123 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 april 2024

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 1 november 2023 over voortgang internationaal cultuurbeleid (ICB) (Kamerstuk 31 482, nr. 120) en over de brief van 24 januari 2024 over Beleidskader Internationaal Cultuurbeleid 2025–2028 (Kamerstuk 31 482, nr. 121).

De vragen en opmerkingen zijn op 31 januari 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 8 april 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Blom

Inhoudsopgave

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage internationaal cultuurbeleid (ICB) 2022 en van het Beleidskader Internationaal Cultuurbeleid 2025–2028.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het kabinet in de inleiding van het Beleidskader voor 2025–2028 haar zorgen uit over de waarde van cultuur als belangrijk instrument van «soft power», zeker waar het bijdraagt aan het vergroten en versterken van democratisch burgerschap en weerbaarheid, de zogenaamde «civic space». Het kabinet schrijft vervolgens over het feit dat democratie en maatschappelijke vrijheden wereldwijd onder druk staan en dat ook de ruimte voor het maatschappelijk middenveld afneemt. Deze leden zijn blij dat het kabinet voornemens is om middels kunst en cultuur deze ruimte te versterken. Zij zien echter dat in de beschrijving van de inzet weinig aandacht wordt besteed aan democratie en burgerlijke vrijheden. Zij vragen de Minister nader toe te lichten op welke manier invulling wordt gegeven aan de wens om via het internationaal cultuurbeleid democratie en burgerlijke vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en vrijheid van vereniging, te bevorderen.

1. Antwoord van het kabinet:

Het ICB draagt op verschillende manieren bij aan de bevordering van democratie en burgerlijke vrijheden. Zo biedt het Prins Claus Fonds directe steun aan kunstenaars en creatieve professionals in landen waar de vrijheid van (culturele) expressie onder druk staat. Deze steun is zowel financieel als inhoudelijk van aard. Een ander voorbeeld is het Artist’s Safe Haven programma van de organisatie Justice & Peace, dat tijdelijke opvang biedt aan kunstenaars die in hun eigen land risico lopen op vervolging.1

Ook spelen de Nederlandse ambassades een belangrijke rol bij de bevordering van democratische en burgerlijke vrijheden. Bijvoorbeeld door tentoonstellingen, debatten en andere culturele evenementen te organiseren die maatschappelijk kwesties aan de orde stellen en het mogelijk maken hierover het gesprek aan te gaan. Een voorbeeld is het Internationale Boekenfestival in Budapest, waar Nederland in 2023 gastland was en twaalf Nederlandse schrijvers deelnamen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens in de voortgangsrapportage van 2022 dat in het najaar van 2022 een start is gemaakt met de beoordeling van de eerste verzoeken tot teruggave van cultuurgoederen die tijdens de koloniale tijd mogelijk onrechtmatig naar Nederland zijn gehaald, en die nu in Nederlandse musea te zien zijn. Deze leden zijn erg benieuwd hoe vanuit genoemde landen wordt teruggekeken op het verloop van de procedures die uiteindelijk al dan niet hebben geleid tot restitutie.

2. Antwoord van het kabinet:

Sri Lankaanse en Indonesische gesprekspartners hebben hun waardering uitgesproken voor het besluit van Nederland om teruggave mogelijk te maken. Zij stellen tevens het gezamenlijk herkomstonderzoek en de museumsamenwerking op prijs. Dit beleid heeft op deze wijze ook een positief effect op onze bredere bilaterale relatie met deze landen.

Zijn er inmiddels best practices en/of verbeterpunten gesignaleerd die kunnen worden meegenomen in het Nederlandse restitutiebeleid?

3. Antwoord van het kabinet:

De teruggave van 478 objecten aan Indonesië en Sri Lanka is in goed overleg verlopen. Op dit moment zijn er geen verbeterpunten voor het beleid gesignaleerd. Het is van belang dat musea en onderzoekers blijven inzetten op herkomstonderzoek naar de collecties en daar capaciteit voor vrij kunnen maken. Ook wordt gewerkt aan het vergroten van de digitale toegankelijkheid van de collecties.

In hoeverre stimuleert de, naar het oordeel van deze leden zorgvuldige, beoordeling van restitutieclaims de bereidwilligheid van musea om kritisch door de eigen collecties te lopen en (pro)actief roofkunst op te sporen en te helpen restitueren naar rechtmatige eigenaars?

4. Antwoord van het kabinet:

Het museale veld is betrokken en werkt mee aan restitutieverzoeken. Zowel publieke instellingen als private collectiebeheerders hebben of ontwikkelen beleid op dit terrein. Enkele instellingen met relevante collecties en expertise, zoals het Rijksmuseum en het Wereldmuseum, hebben de krachten gebundeld met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in een consortium. Dit consortium ondersteunt het bredere museale veld bij het doen van onderzoek en is een aanspreekpunt voor museumprofessionals uit landen van herkomst. Het consortium werkt ook aan een online platform, waarop te zijner tijd alle museale collecties in Nederland die zijn verworven in de koloniale periode, zullen zijn ontsloten.

Omgekeerd zijn deze leden erg benieuwd in hoeverre het gevoerde en voorgenomen internationaal cultuurbeleid bijdraagt aan het helpen terughalen van uit Nederland geroofd erfgoed (met name de tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde kunstvoorwerpen).

5. Antwoord van het kabinet:

Nederland betracht doorgaans terughoudendheid bij recuperatieverzoeken, omdat roof in principe verjaart. Daarom moet het gaan om uitzonderlijke gevallen, waarbij het onrecht van de roof vandaag de dag nog gevoeld wordt bij individuen en gemeenschappen. Hierbij wordt vervolgens gekeken naar het belang van het object voor de Collectie Nederland, de mate van toegankelijkheid van de objecten voor het publiek in het buitenland en (buitenlands-)politieke of financieel-economische overwegingen.

De Staat kan daarnaast ondersteuning bieden bij recuperatie t.b.v. particulieren die (familie)werken zijn verloren door toedoen van het naziregime, als een ander land geen beleid heeft m.b.t. restitutie aan particulieren.

Tot slot horen deze leden graag welke concrete ideeën onder de restitutiecommissies en counterparts zijn uitgewisseld over toekomstige museumsamenwerking en hoe deze samenwerkingsvormen kunnen worden vormgegeven.

6. Antwoord van het kabinet:

Parallel aan de gesprekken over restitutieverzoeken worden met landen van herkomst ook gesprekken gevoerd over hun wensen voor museale en academische samenwerking en uitwisseling van expertise. Hiertoe zijn binnen het ICB een aantal instrumenten ontwikkeld. Het gaat daarbij onder meer om bezoekersprogramma’s, studiebeurzen voor studenten en erfgoedprofessionals en een onderzoeksprogramma waarin onderzoekers uit landen van herkomst samen met Nederlandse partners koloniale collecties kunnen onderzoeken.2 Deze museale en academische samenwerking wordt door landen van herkomst zeer gewaardeerd.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vernemen ten slotte dat buurlanden België en Duitsland deel uit maken van de 24 focuslanden. Kan de Minister toelichten hoe de samenwerking met deze landen, en dan specifiek in grensregio’s, op dit moment wordt vormgegeven en op welke punten de samenwerking kan worden verbeterd?

7. Antwoord van het kabinet:

Cultuur speelt een belangrijke rol in de bilaterale betrekkingen met België en Duitsland en er is sprake van een goede en hechte samenwerking met beide landen en hun cultuursector.

In Duitsland werken de posten in Berlijn, Düsseldorf en München als «deuropener» voor de Nederlandse cultuursector door partijen met elkaar in contact te brengen. Een voorbeeld van de samenwerking dit jaar is het Nederlands-Vlaams gastlandschap bij de Leipziger Buchmesse en het befaamde JazzAhead in Bremen, waar Nederland «Schwerpunkt» is. Vanuit het Consulaat-Generaal in Düsseldorf is extra aandacht voor het bevorderen van samenwerking in de grensregio. Ingezet wordt op het nog meer benutten van kansen voor de culturele sector, die op dit moment door bijvoorbeeld taalbarrières, cultuurverschillen, subsidievoorwaarden of onbekendheid onbenut blijven. Noemenswaardige succesvolle projecten zijn het initiatief van de Provincies Overijssel en Gelderland om met het «Landschaftsverband Lippe» tot een gezamenlijk cultuurbeleid te komen en een grensoverschrijdende museumjaarkaart in de regio Aken en Maastricht.

In België wordt intensief samengewerkt met Vlaanderen op het gebied van Nederlandstalige cultuur. Ook groeit de samenwerking met de Waalse counterparts. De ambassade in Brussel verbindt politieke en ambtelijke spelers en hanteert open oproepen voor subsidieaanvragen, waarbij de hoeveelheid en kwaliteit van de aanvragen hoog zijn. Daarnaast werken Nederland en Vlaanderen intensief samen op het gebied van Nederlandstalige cultuur, onder andere via het Vlaams-Nederlands Huis deBuren, Ons Erfdeel en voor taal en cultuur, de Taalunie. Een voorbeeld van een grensoverschrijdend project is het mede door DutchCulture gesteunde project «Dat Wat Blijft», een varende tentoonstelling op binnenvaartschip Oostenwind over de 200-jarige Zuid-Willemsvaart. Dit meerjarige project van beeldend kunstenaar Monique Broekman «zakte» het hele kanaal af van Den Bosch via Weert naar Maastricht en Luik. Tijdens de varende tentoonstelling werden met behulp van de bewoners uit het gebied werkschilderijen gemaakt, objecten verzameld en verfilmde verhalen gedeeld over de geschiedenis van het gebied. Een ander voorbeeld is het door deBuren gesteunde theaterstuk «Super Farm Bros» over boeren die zich staande proberen te houden in de maatschappij. Dit stuk werd gespeeld met Nederlandse en Vlaamse acteurs en is opgevoerd in het agrarisch landschap van de Noorderkempen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang van het internationaal cultuurbeleid 2022. Deze leden waarderen de inzet op dit terrein en hebben daarover enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat Oekraïne in november 2022 is toegevoegd aan de lijst met focuslanden van het ICB-kader. Kan het kabinet toelichten welke impact deze toevoeging van Oekraïne heeft gehad?

8. Antwoord van het kabinet:

De toevoeging van Oekraïne aan de ICB-focuslandenlijst heeft in 2023 geleid tot goede contacten tussen culturele partijen in Oekraïne en Nederland en verschillende mooie projecten. Nederland heeft kunnen bijdragen aan de bescherming van cultureel erfgoed in Oekraïne door o.a. te assisteren bij het in veiligheid brengen en digitaliseren van museumcollecties. Ook zijn er door DutchCulture twee bezoekerprogramma’s georganiseerd, waarbij Oekraïense cultuurmakers Nederland bezochten en duurzame verbindingen zijn gelegd in de museum- en erfgoedsector. Diverse concerten en dansvoorstellingen op Nederlandse podia, zoals via het Verenigd Oekraïens Ballet, zorgden in Nederland voor de nodige zichtbaarheid van de strijd in Oekraïne.

Wat is de Nederlandse inzet voor het internationaal cultuurbeleid met betrekking tot Oekraïne het aankomend jaar?

9. Antwoord van het kabinet:

Voor 2024 is vanuit ICB-middelen een budget gedelegeerd aan de ambassade in Kyiv en is een cultuurteam op de post actief. Vanuit dit budget worden culturele projecten in Oekraïne gesteund. De inzet in 2024 is gericht op verdere verbetering van de samenwerking tussen culturele partijen uit Nederland en Oekraïne en de opbouw van culturele netwerken. In Nederland zelf is ook het steunfonds voor gevluchte Oekraïense cultuurmakers actief. Daarmee kunnen deze makers hun culturele en creatieve beroepen hier blijven uitoefenen.

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het aantal door ICB gefinancierde projecten in 2022 met 4% is toegenomen. Kan het kabinet toelichten welk afwegingen worden gemaakt voor het starten van nieuwe projecten?

10. Antwoord van het kabinet:

De middelen voor het ICB worden besteed via de doelen en principes van het beleidskader. De middelen worden hoofdzakelijk via de ambassades en uitvoeringspartners, zoals de Rijkscultuurfondsen, besteed. Om budget aan een project toe te kennen moet het project bijdragen aan éen of meerdere van de drie doelstellingen van het ICB. Daarnaast kijken ambassades en uitvoeringspartners naar de doelgroep van een project, welke ervaring, kwaliteit en capaciteit de betrokken cultuurmakers of organisaties hebben, of er sprake is van een evenwichtige samenwerking tussen de Nederlandse en de lokale partner, en of het project inclusief en (sociaal, artistiek, cultureel en/of ecologisch) duurzaam is. Ook wordt gekeken naar mogelijke projectrisico’s en hoe die al dan niet worden gemitigeerd.

Er is weliswaar een bescheiden toename van 4% in het aantal door ICB gefinancierde projecten, maar dat heeft er niet toe geleid dat er meer middelen zijn besteed dan beschikbaar waren. De totale hoeveelheid activiteiten die wordt georganiseerd wisselt per jaar en kan fluctueren, o.a. op basis van het benodigde budget per project.

De leden van de VVD-fractie stellen dat het cultuurbeleid zich tot aan 2020 concentreerde op andere doelstellingen, namelijk: een sterke cultuursector, een toekomstbestendige wereld en de inzet van culturele diplomatie. Deze zijn sterk veranderd voor het beleid van 2021–2024. In 2021–2024 lijken de doelstellingen minder gericht op geopolitieke en diplomatieke belangen van Nederland. Deze leden vinden deze geopolitieke en diplomatieke doelstellingen juist in deze tijd extra belangrijk, en vragen of de huidige doelstellingen van het cultuurbeleid daarom nog wel passend zijn. Hoe reflecteert het kabinet hierop? Kan het kabinet toelichten op welke manieren het huidige ICB nog steeds bijdraagt aan de geopolitieke en diplomatieke belangen van Nederland? Op welke manier kan deze geopolitieke en diplomatieke bijdrage worden vergroot en is het kabinet hiertoe bereid?

11. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met de VVD-fractie eens dat het ICB een belangrijke bijdrage kan leveren aan de geopolitieke en diplomatieke belangen van Nederland, zeker in deze tijd. Net als in het ICB van voor 2020, behoren het ondersteunen van de bilaterale relaties, het versterken van de internationale reputatie van Nederland en wederkerige internationale samenwerking tot de beleidsdoelen voor 2021–2024 en 2025–2028.

Evenals in het ICB van voor 2020, is het beleidskader voorzien van een budget waarmee recht wordt gedaan aan het evenwicht tussen de drie doelstellingen. Bij de verdeling van het budget zijn zaken als de vraag uit het culturele veld, prioriteiten van buitenlandbeleid en de uitvoeringscapaciteit op de posten in overweging genomen.

Bovendien versterken de drie beleidsdoelstellingen elkaar. Zo heeft het Nederlandse teruggavebeleid in combinatie met meer museale samenwerking een positieve impact op de bredere relatie van Nederland met de betreffende landen en stimuleert het wederzijds begrip. Eenzelfde geldt voor de nadruk op wederkerigheid en inclusie in onze samenwerking en de bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling. Zo worden landen in conflict of bij natuurrampen die behoefte hebben aan erfgoed assistentie en bescherming geassisteerd door Cultural Emergency Response, een Ngo die wordt ondersteund vanuit het ICB. Dit soort samenwerkingen worden gewaardeerd.

De toevoeging van Oekraïne en Ghana als nieuwe focuslanden binnen het ICB 2025–2028, de tweede in lijn met de Afrikastrategie en de groeiende culturele, geopolitieke en economische kansen in diverse Afrikaanse landen, zijn tevens voorbeelden van hoe het ICB inspeelt op de geopolitieke werkelijkheid.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet bepaalt in hoeverre de middelen effectief worden besteed. In hoeverre zijn met het ingezette budget de drie doelstellingen bereikt? Welke subdoelen of prestatie-indicatoren worden daarvoor gebruikt?

12. Antwoord van het kabinet:

In het beleidskader ICB is in de paragraaf «uitvoerders en instrumentarium» te vinden op welke manier het budget wordt ingezet.* In het ICB worden resultaten en impact zichtbaar gemaakt via onder meer de jaarlijkse voortgangsrapportage aan uw Kamer met kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en best practices, de jaarverslagen van de uitvoeringspartners en posten en de database van DutchCulture, in lijn met de aanbevelingen en conclusies van de meest recent uitgevoerde beleidsevaluaties van het vorige kader.4 Ook worden de jaarlijkse resultaten besproken met partners en posten om te leren en zo het beleid te verbeteren. Van het ICB-beleid in het huidige tijdvak 2021–2024 zal in 2026 een evaluatie plaatsvinden, waarbij de effectiviteit van het beleid wordt beoordeeld.

En welke criteria worden gehanteerd om budget aan een project toe te kennen? Zijn er afgelopen jaar ook beslissingen herzien?

13. Antwoord van het kabinet:

Zoals ook hierboven vermeld, moet om budget aan een project toe te kennen het project bijdragen aan éen of meerdere van de drie doelstellingen van het ICB. Daarnaast kijken ambassades en uitvoeringspartners naar de doelgroep van een project, welke ervaring, kwaliteit en capaciteit de betrokken cultuurmakers of organisaties hebben, of er sprake is van een evenwichtige samenwerking tussen de Nederlandse en de lokale partner, en of het project inclusief en (sociaal, artistiek, cultureel en/of ecologisch) duurzaam is. Ook wordt gekeken naar mogelijke projectrisico’s en hoe die al dan niet worden gemitigeerd.

Beslissingen om budget aan een project toe te kennen kunnen worden herzien als blijkt dat een project niet doorgaat of niet aan de voorwaarden voor toekenning wordt voldaan. De grootste herziening van de huidige beleidsperiode 2021–2024 was het grotendeels stopzetten van de culturele samenwerking met Rusland n.a.v. de inval in Oekraïne.

De leden van de VVD-fractie lezen dat slechts een klein percentage van de uitgaven van ICB-posten en -fondsen naar landen buiten de Europese Unie (EU) gaat. Deelt het kabinet de mening dat ICB-geld in de komende jaren meer ingezet moet worden in landen waar Nederland een sterk geopolitiek en diplomatiek belang heeft en waarmee het belangrijk is om de relatie te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke verschuivingen is het kabinet voornemens om uit te voeren?

14. Antwoord van het kabinet:

Het ICB draagt bij aan de relatie met landen waar Nederland een sterk geopolitiek en diplomatiek belang heeft. Deze landen bevinden zich zowel binnen als buiten de Europese Unie en zijn gekozen op basis van meerdere factoren, zodat onze inzet de grootste meerwaarde oplevert. Voor deze keuze wordt gekeken naar de vraag uit de landen zelf, de artistieke en economische kansen voor de Nederlandse culturele sector, artistieke kwaliteit, maatschappelijke relevantie, historische banden en buitenlandpolitieke belangen (d.w.z. de Nederlandse politieke belangen in het buitenland in brede zin).

In het ICB 2025–2028 bevinden 16 van de 24 culturele focuslanden zich buiten de EU en wordt zodoende een substantieel deel van de ICB-middelen ingezet in landen buiten de Europese Unie.

De middelen en doelen van het ICB versterken elkaar bovendien. Zo ondersteunen middelen die zijn toebedeeld aan fondsen binnen Nederland, zoals de Rijkscultuurfondsen, ook kunstenaars om projecten uit te voeren in landen buiten de Europese Unie. Op deze manier wordt gelijktijdig bijgedragen aan de internationale positie van het Nederlandse culturele veld, onze buitenlandpolitieke belangen, duurzame ontwikkeling en de verwezenlijking van de Sustainable Development Goals (SDG’s).

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken over het internationaal cultuurbeleid en hebben daarover de volgende vraag.

De leden van de SGP-fractie vinden de paragraaf over de erfgoedopgave in het internationaal cultuurbeleid 2025–2028 interessant. Deze leden zien dat er overal door het beleid verweven aandacht is voor duurzaamheid, maar missen bij de erfgoedparagraaf nog iets over religieus erfgoed. Wat betekent deze paragraaf voor kerken en religieuze kunst, zo vragen deze leden.

15. Antwoord van het kabinet:

Er is binnen het internationaal cultuurbeleid geen separaat beleid met betrekking tot kerken en religieuze kunst. Voor zover deze als erfgoed kunnen worden aangemerkt, en er een concrete vraag uit het veld is, kunnen ze onderdeel zijn van het erfgoedbeleid van het ICB. Zo is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in het kader van de internationale erfgoedsamenwerking betrokken bij de restauratie van historische kerkorgels in Suriname, en heeft het Nationaal Archief bijgedragen aan de restauratie en digitalisering van kerkelijke archieven in Indonesië.


X Noot
2

Zie: https://www.studyinnl.org/finances/cultural-heritage-scholarship-programme. Het onderzoeksprogramma wordt georganiseerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

X Noot
4

IOB, Diversiteit en Samenhang, Evaluatie nr. 435, 2019; Evaluatie Internationaal Cultuurbeleid 2017–2020, Kamerstuk 31 482, nr. 115, 15 juni 2022.

Naar boven