31 482 Cultuursubsidies

Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2016

Op 1 november jl. heeft uw Kamer de motie Van Veen aangenomen, met daarin het verzoek om de Tweede Kamer voor het wetgevingsoverleg te informeren hoe de Minister van Cultuur voornemens is «de middelen voor internationaal cultuurbeleid te besteden, op een dusdanige wijze dat dit bijdraagt aan de Nederlandse cultuurbelangen».1 Omdat het internationaal cultuurbeleid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking informeren wij u gezamenlijk over de manier waarop wij de middelen inzetten en op welke manier de Tweede Kamer de effectiviteit van dat beleid kan beoordelen.

In het internationaal cultuurbeleid werken drie bewindslieden samen. We doen dit vanuit onze verschillende invalshoeken en vanuit de overtuiging dat we hierdoor meerwaarde kunnen creëren en meer resultaat halen uit de afzonderlijke inspanningen.

Hieronder gaan we in op het belang van het internationaal cultuurbeleid voor de Nederlandse cultuursector en het buitenlands beleid van Nederland en geven we aan welke middelen daarvoor worden ingezet. Vervolgens komt de opvolging van de aanbevelingen van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) aan de orde en de vraag hoe verantwoording, monitoring en evaluatie van het beleid zullen plaatsvinden.

1. Het belang van het internationaal cultuurbeleid voor de Nederlandse cultuursector

Internationale samenwerking en kennisuitwisseling zijn voor de cultuursector – net als voor het bedrijfsleven – steeds meer een vereiste, zowel voor de productie, distributie als afname van het aanbod. Het is een voorwaarde voor kunstenaars, makers en culturele instellingen om zich inhoudelijk, artistiek en financieel te kunnen ontwikkelen. Denk aan het Fries Museum, dat zonder de samenwerking met het Leighton House in Londen en Museum Belvedère in Wenen nooit een dergelijke omvangrijke tentoonstelling over Alma Tadema had kunnen realiseren. Of aan de Frankfurter Buchmesse waar Nederland en Vlaanderen als gastland hebben gezorgd voor een recordaantal vertalingen van Nederlandstalige boeken.

De overheid heeft een rol in de ondersteuning van die internationale samenwerking en uitwisseling, bijvoorbeeld in het afsluiten van coproductie-verdragen voor de film en het ontsluiten en toegankelijk maken van ons gedeeld cultureel erfgoed, waarin de verbindingen met andere landen en culturen een belangrijke rol hebben gespeeld. De overheid kan helpen nieuwe markten voor de culturele sector te ontsluiten, zoals bijvoorbeeld voor museummanagement en de filmsector in China en de creatieve sector in Brazilië, Japan en Zuid-Korea.

Onze ambassades in het buitenland zijn hierbij onmisbare makelaars.

Die internationale aanpak werkt. Nederlandse makers en culturele instellingen staan in hoog aanzien en weten wereldwijd een groot publiek te bereiken. Nederlandse kunst en creatieve industrie zijn een belangrijk exportproduct, met positieve invloed op het beeld van ons land als handelspartner, zo was onlangs nog te lezen in een weekblad.2 De reputatie en zichtbaarheid van de Nederlandse cultuur in de vorm van het werk van beeldend kunstenaars, schrijvers en architecten zijn in de periode 1980–2013 toegenomen, mede dankzij het overheidsbeleid, zo concludeert Bevers in zijn onderzoek naar Nederlandse kunst in de wereld.3

Die reputatie van de Nederlandse culturele en creatieve sectoren dient ook een breder Nederlands belang. De sector haalt inspiratie en bereikt nieuw publiek door invloeden van buiten naar Nederland te brengen. De aantrekkingskracht van ons land voor bedrijven en toeristen komt mede door de sterke internationaal georiënteerde creatieve industrie en de fijnmazige en open culturele infrastructuur. Talent van over de hele wereld zoekt Nederlandse kunstacademies, conservatoria en designopleidingen op. En gezelschappen en musea trekken toptalenten en internationaal gerenommeerde experts van over de hele wereld aan. Internationalisering draagt daarmee in vele opzichten bij aan de versterking van de cultuursector in Nederland én van de positie van Nederland zelf.

inzet icb-middelen voor internationalisering

In de eerste plaats willen wij met het internationaal cultuurbeleid bijdragen aan een sterke cultuursector, die in kwaliteit groeit door internationale uitwisseling en duurzame samenwerking en die in het buitenland wordt gezien en gewaardeerd (doelstelling 1 uit het beleidskader internationaal cultuurbeleid 2017–2020).

Voor doelstelling 1 is 5,2 miljoen euro beschikbaar vanuit OCW en 5,6 miljoen euro vanuit BZ.

OCW

Instelling /activiteit

Bedrag per jaar

Fonds Podiumkunsten

1.072.000

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

1.000.000

Mondriaan Fonds

682.000

Nederlands Letterenfonds

299.000

Nederlands Filmfonds

464.000

Fonds voor Cultuurparticipatie

75.000

Gedeeld Cultureel Erfgoed (GCE)

– Nationaal Archief: 450.000

– Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: 450.000

– Matchingsfonds GCE (DutchCulture): 100.000

1.000.000

EYE Film Instituut Nederland

75.000

Uitvoering meerjarenstrategieën (budget belegd bij DutchCulture)

300.000

Het Nieuwe Instituut

200.000

subtotaal middelen OCW

5.167.000

BZ

Posten1 (t.b.v. uitvoering meerjarenstrategieën)

2.625.000

Posten2 (t.b.v. Gedeeld Cultureel Erfgoed)

750.000

DutchCulture (t.b.v. basistaken, matchingsfonds GCE, bezoekersprogramma’s en uitvoering meerjarenstrategieën)

1.000.000

Vlaams-Nederlands huis deBuren en Von Sieboldhuis (tot 2018)

900.000

Bezoekersprogramma’s (uitgevoerd door EYE, Letterenfonds, Mondriaan Fonds, Dutch Performing Arts, Het Nieuwe Instituut)

350.000

subtotaal middelen BZ

5.625.000

X Noot
1

Dit zijn de posten in de focuslanden: België/Vlaanderen, China, Duitsland, Frankrijk, Indonesië, Turkije, VS en VK en in de maatwerklanden: Japan, Italië, Brazilië, Suriname, Zuid-Afrika en Zuid-Korea.

X Noot
2

GCE posten zijn Australië, Brazilië, India, Indonesië, Japan, Rusland, Sri Lanka, Suriname, VS en Zuid-Afrika.

Deze middelen worden onder andere voor de volgende zaken ingezet:

  • Gedeeld cultureel erfgoed (GCE): VOC-archieven elders in de wereld worden ontsloten en voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Een schat aan informatie over onze geschiedenis komt hiermee beschikbaar. Daarnaast dragen we met onze kennis en expertise bij aan de revitalisering van historische binnensteden, bijvoorbeeld in Indonesië en Zuid-Afrika. De opgedane kennis in het kader van GCE wordt ook ingezet ten behoeve van de opgaven in eigen land. Zo is de wijze waarop Brazilië het historisch cultuurlandschap inzet ter verbetering van de leefbaarheid van de almaar uitdijende steden een voorbeeld voor de Randstad.

  • Met steun van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie kunnen ontwerpers hun kennis en kunde exporteren en daarmee hun werkveld verruimen. Zo is in de afgelopen periode een samenwerking met UN-Habitat opgezet, waarbij Nederlandse ontwerpers lokale overheden wereldwijd adviseren over stedelijke ontwikkeling.4 De kennis die ontwerpers hierbij opdoen, leidt tot verdere ontwikkeling van het vak, ook in Nederland, en biedt kansen voor internationale marktontwikkeling. Het project Rebuild by Design – inmiddels een methodiek en exportproduct waarmee de Nederlandse Watergezant het buitenland verovert – is een ander voorbeeld waarbij de Nederlandse ontwerpsector is ingezet om een bijdrage te leveren aan grote ruimtelijke opgaven.

  • Het Mondriaan Fonds zet de internationale middelen in om de positie van beeldende kunst uit Nederland internationaal te versterken. Dit doet het Fonds onder andere door ervoor te zorgen dat kunstenaars uit Nederland zich kunnen presenteren bij belangwekkende buitenlandse platforms en door invloedrijke curatoren en recensenten middels een bezoekersprogramma in contact te brengen met Nederlandse kunstenaars en instellingen. Dit betekent in veel gevallen dat de bezoeker na terugkeer in eigen land Nederlandse kunstenaars gaat programmeren of erover gaat publiceren. Dit leidt onder andere tot aankopen door musea en verzamelaars en zorgt ervoor dat de reputatie van en afzetmarkt voor Nederlandse kunstenaars worden vergroot.

  • DutchCulture en posten in het buitenland wenden de middelen aan voor de ondersteuning van representatieve culturele activiteiten, zoals het culturele samenwerkingsprogramma Holland-Kyushu. Dit programma heeft onder meer geleid tot betaalde opdrachten aan Nederlandse ontwerpers (Arita), presentaties tijdens de Dutch Design Week, radiodocumentaires over Deshima en expertmeetings over ambacht, innovatie en ondernemerschap.5

2. Het belang van het internationaal cultuurbeleid voor het buitenlands beleid van Nederland

Het internationaal cultuurbeleid is sinds meer dan 35 jaar nauw verbonden met het buitenlands beleid van Nederland. Ambassades zijn belangrijke steunpunten voor de internationale activiteiten van de Nederlandse culturele sector in het buitenland. Dat doen ze door activiteiten financieel te steunen, maar ook door hun netwerken en communicatiekanalen in te zetten voor het promoten van die activiteiten. Ook verbinden ambassades die culturele activiteiten aan de zichtbaarheid en reputatie van Nederland in de landen waar ze werken, aan staatsbezoeken, aan economische diplomatie en aan ontwikkelings- en mensenrechtenbeleid.

Kunst, cultureel erfgoed en creativiteit geven Nederland gezicht en kweken goodwill. Ook of juist met landen waarmee de relatie lastig of gespannen is.

Zo heeft het kabinet met de Kamer afgesproken dat we op cultureel gebied blijven samenwerken met Rusland.6 De bloeiende professionele uitwisseling tussen Nederlandse en Russische musea bijvoorbeeld, levert niet alleen prachtige tentoonstellingen op in de Hermitage aan de Amstel of het Drents Museum7, maar houdt ook deuren open voor gesprek. De Nederlandse bijdrage aan de redding van oude manuscripten uit Timboektoe of het Festival au Niger in Mali levert goodwill bij bevolking en overheden op die ondersteunend is aan de Nederlandse vredesinspanning in Mali.

Die kracht van cultuur willen we in de periode 2017–2020 (blijven) inzetten in zeven landen rondom de Europese Unie8. Nederland heeft belang bij inclusieve samenlevingen die openstaan voor culturele verschillen en bij samenwerking met culturele en creatieve professionals uit die landen. Dit geldt in het bijzonder in landen met grote aantallen vluchtelingen, migranten en jongeren met weinig toekomstperspectief. Kunstenaars en creatieve ondernemers zijn dikwijls een motor voor lokale initiatieven op het gebied van sociaal ondernemen, stadsverbetering en sociale dialoog tussen bevolkingsgroepen. In deze landen zullen ambassades dergelijke initiatieven steunen. Dat kunnen bijvoorbeeld creatieve work spaces zijn waar jongeren werken aan games en zo computer- en andere vaardigheden opdoen of theaterproducties waar jonge vluchtelingen samenwerken met lokale jongeren.

De inzet van cultuur en creativiteit om sociale dialoog en inclusiviteit te bevorderen en perspectief voor jongeren te versterken past in het beleid om vluchtelingen zoveel mogelijk op te vangen in de regio en migratie tegen te gaan. Die inzet zal zorgvuldig worden ingebed in de lokale context en worden afgestemd met initiatieven van andere spelers, zoals de Europese Unie en internationale en regionale NGO’s die op dit terrein actief zijn.

In het beleidskader internationaal cultuurbeleid wordt wat betreft het buitenlands beleid onderscheid gemaakt tussen twee doelstellingen. Doelstelling 2 beoogt door middel van cultuur bij te dragen aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld. Voor deze doelstelling is 7 miljoen euro begroot; daarvan wordt 4,2 miljoen gefinancierd uit het ODA-budget. Onder doelstelling 3 wordt cultuur door ambassades ingezet voor kleine activiteiten ter ondersteuning van economische diplomatie, staats- en officiële bezoeken en mensenrechten, met een totaalbudget van 0,55 miljoen.

Middelen Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor doelstellingen 2 en 3:

Doelstelling2

 

Non-ODA

2.800.000

Waarvan:

 

Posten (Rusland, Turkije)

400.000

Subsidieregeling doelstelling 2

1.700.000

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

700.000

   

ODA

4.200.000

Waarvan:

 

Posten (Egypte, Libanon, Mali, Marokko, Palestijnse Gebieden)

1.000.000

Subsidieregeling doelstelling 2

1.200.000

Prins Claus Fonds

2.000.000

   

Doelstelling 3

 

Non-ODA

 

Posten (kleine culturele activiteiten i.h.k.v. culturele diplomatie)

550.000

De inzet van cultuur voor sociale dialoog en inclusiviteit in de genoemde zeven landen is nieuw beleid dat vanaf 2017 zal worden uitgevoerd. Voorbeelden van activiteiten die onder deze doelstelling passend zijn:

  • Het programma MidEast Creatives van HIVOS. De in dit programma ondersteunde work spaces in onder andere Egypte, Marokko en Tunesie zijn lokale initiatieven waar jongeren uit verschillende nationale, religieuze en etnische groepen met elkaar werken aan animaties, film, games en muziek. Deze work spaces stimuleren initiatief, dialoog en samenwerking en dragen bij aan werkgelegenheid voor jongeren.9

  • Het Prins Clausfonds (PCF) verleent sinds 2003 met geld uit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking eerste hulp aan erfgoed dat beschadigd of vernield is door natuurrampen of conflicten (het Cultural Emergency Response-programma). Het Fonds heeft een groot netwerk van lokale organisaties, die bij rampen of vernietiging snel vaststellen wat de schade is en of er ondersteuning nodig is. In 2014 gaf het PCF steun aan 41 activiteiten in 23 landen, waaronder Mali, Syrië en Irak. Het PCF financiert ook trainingen van lokale erfgoedexperts in landen als Libanon en Egypte.10

  • De Senegalese hip-hop group Y’en a Marre kreeg vorig jaar een prijs van het Prins Claus Fonds. Deze groep schrijvers en rappers rappen over democratie en burgerrechten en bereiken een groot publiek, zowel online als via radio en optredens. In 2013 inspireerden ze 300.000 Senegalese jongeren om zich te registreren voor de verkiezingen.11

  • Een goed voorbeeld van activiteiten onder doelstelling 3 is het Dirk Hartog Jaar 2016 in Australië. Door het financieel en publicitair steunen van erfgoed- en andere culturele activiteiten rondom de herdenking van het feit dat Dirk Hartog 400 jaar geleden voor anker ging in West-Australië, heeft de ambassade grote publieke belangstelling en goodwill gegenereerd voor Nederland en het recente koninklijk staatsbezoek in Australië.12

3. Uitvoering aanbevelingen IOB

IOB heeft het internationaal cultuurbeleid over de periode 2009–2014 doorgelicht. IOB constateert in die beleidsdoorlichting dat ondanks de forse bezuinigingen van de afgelopen jaren er heel veel waardevolle internationale activiteiten zijn ontplooid en dat Nederland op een aantal terreinen een grote internationale reputatie heeft opgebouwd. Het beleid heeft daaraan bijgedragen. IOB stelt: «het internationaal cultuurbeleid is van grote waarde gebleken om toegang tot en verbinding en samenwerking met een breed en relevant professioneel netwerk tot stand te brengen in de prioriteitslanden én in Nederland» (p.15). IOB kwam ook met kritiek: het is van mening dat de overheid in de periode 2009–2014 te weinig regie en coördinatie heeft gevoerd over het beleid en dat de effecten van het beleid onvoldoende meetbaar waren.

Beleidsdoorlichtingen zijn bedoeld als leerinstrument. Op basis van de aanbevelingen van IOB zijn we dan ook aan de slag gegaan om verbeteringen aan te brengen. De afgelopen maanden hebben wij daarin een aantal stappen gezet. Concreet werken we de komende jaren aan de hand van:

  • 1) SMART geformuleerde meerjarenplannen;

  • 2) Een jaarlijks kort monitoringsrapport;

  • 3) Aangescherpte afspraken over de verantwoording door de fondsen en instellingen;

  • 4) Een database met alle door de overheden (mede)gefinancierde activiteiten;

  • 5) Een evaluatie van het beleid over de periode 2017–2020.

Ad 1) SMART geformuleerde meerjarenplannen

IOB beveelt aan om strategisch beleid te formuleren voor de landen waar de uiteenlopende beleidsdoelen en inspanningen voor het internationaal cultuurbeleid het meest complex en veelomvattend zijn en beveelt aan om de beleidsmatige uitgangspunten specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden, d.w.z. SMART te formuleren.

De strategische meerjarenplannen vormen vanaf 2017 de basis voor de financiële ondersteuning uit het budget van OCW en BZ voor internationaal cultuurbeleid. Om de samenhang te vergroten en de inspanningen inhoudelijk en financieel te bundelen is per land gezamenlijk de inzet bepaald door fondsen, ambassade en instellingen die de komende jaren in het desbetreffende land een bijzondere inzet willen plegen. De gezamenlijke doelen zijn SMART geformuleerd. Deze plannen komen begin 2017 beschikbaar op de website van DutchCulture.

Ad 2) Een jaarlijks kort monitoringsrapport

IOB vraagt aandacht voor essentiële verantwoordings- en feedbackmechanismen (zoals prestatie-indicatoren en monitoring).

In de strategische meerjarenplannen zijn de doelstellingen geoperationaliseerd, de te behalen resultaten benoemd en worden aan die resultaten indicatoren gekoppeld om te kunnen meten of de resultaten ook daadwerkelijk gehaald worden. Per eind 2016 zal een kader voor monitoring en evaluatie worden vastgesteld, op basis waarvan de landenstrategieën jaarlijks kunnen worden gemonitord. De Tweede Kamer zal jaarlijks een rapportage van OCW en BZ ontvangen over de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid 2017–2020.

Ad 3) Afspraken over de verantwoording door de fondsen en instellingen

IOB doet de aanbeveling om heldere afspraken te maken over de wijze waarop de cultuurfondsen verantwoording dienen af te leggen over het doelbereik.

We verwachten van de cultuurfondsen en betrokken instellingen dat zij 75% van hun middelen voor internationaal cultuurbeleid besteden in of met de focus- en maatwerklanden. De besteding moet meer in detail zichtbaar worden gemaakt in de jaarverantwoordingen. De fondsen en betrokken instellingen moeten per doelstelling aangeven op welke manier hun activiteiten hebben bijgedragen aan het realiseren van de doelstellingen van het internationaal cultuurbeleid.

Ad 4) Een database met alle door de overheden (mede)gefinancierde activiteiten

Zoals in het beleidskader internationaal cultuurbeleid is aangegeven, wordt de database «Buitengaats» zo verbeterd, dat deze bruikbaar is voor het maken van rapportages over de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid.

Ad 5) Een evaluatie van het beleid over de periode 2017–2020

Er zal een evaluatie van het internationaal cultuurbeleid over de periode 2017–2020 plaatsvinden, waarbij de resultaten van het beleid zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin in beeld worden gebracht.

Met deze stappen geven wij aan de aanbevelingen van IOB substantiële uitvoering. Hiermee zijn we in staat uw Kamer adequaat te informeren over activiteiten en de opbrengsten van dit internationaal cultuurbeleid en geven we uitvoering aan de motie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Kamerstuk 31 482, nr. 100.

X Noot
2

Kunst en cultuur als exportproduct. Elsevier, 11 oktober 2016.

X Noot
3

Bevers, T. et al. (2015). Nederlandse kunst in de wereld. Literatuur, architectuur en kunst 1980–2013. Vantilt.

X Noot
6

«Het kabinet hecht (...) belang aan het in stand houden van people-to-people contacten, culturele banden en wetenschappelijke uitwisselingen tussen Nederland en Rusland, met name wanneer deze voortkomen uit initiatieven van het maatschappelijk middenveld», «Beleidsbrief betrekkingen met Rusland», 13 mei 2015, Kamerstuk 34 000 V, nr. 69.

X Noot
8

Egypte, Libanon, Mali, Marokko, Palestijnse Gebieden, Rusland, Turkije.

Naar boven