Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31474-V nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31474-V nr. 3 |
Vastgesteld 24 juni 2008
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden. Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Kunt u aangeven hoe groot het deel van de verplichtingen is dat in dollars is vastgelegd?
Wat zijn de gevolgen van de lage dollarkoers voor deze verplichtingen?
De verplichtingenstand beloopt in totaal circa EUR 10 mld. EUR 1 mld hiervan betreft de USD-verplichtingen. Dit is in USD 1,4 mld.
De lage dollarkoers heeft voor deze verplichtingen geen gevolg. De verplichtingen zijn aangegaan in USD, geregistreerd in USD en worden voldaan via betalingen in USD.
Verplichtingen en uitgaven in vreemde valuta worden in de administratie van het Ministerie geregistreerd in de betreffende valuta en via een administratieve koers, de zogenaamde Corporate Rate omgerekend naar EUR. De Corporate Rate wordt jaarlijks geactualiseerd. Indien er bij betalingen een lagere dan wel hogere koers door de bank wordt gehanteerd dan de Corporate Rate, komt het verschil ten gunste c.q. ten laste van het artikel «koersverschillen» op de begroting. De huidige lage dollarkoers impliceert een positief saldo op deze begrotingspost.
Kunt u de verhoging op de begroting van per saldo 2,7 miljard euro aan verplichtingen nader specificeren?
De eerste suppletoire begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken (begrotingshoofdstuk V) gaat uitgebreid, per begrotingsartikel, in op de verschillende verplichtingenmutaties. Het saldo van deze mutaties is EUR 2,62 mld. Belangrijke mutaties betreffen onder meer een verhoging van EUR 403 mln bij artikel 2.5 (regionale stabiliteit en crisisbeheersing) met name vanwege wederopbouwactiviteiten in partnerlanden als Afghanistan en Soedan, een verhoging van EUR 203 mln bij artikel 5.5 (Reproductieve gezondheid) voor onder meer landenprogramma’s op dit gebied en een verhoging van EUR 292 mln bij artikel 6.1 in verband met landenprogramma’s op het gebied van milieu en de prioriteit hernieuwbare energie. Voorts is bij artikel 4 sprake van een verhoging van EUR 1,485 mld; deze hangt met name samen met de overheveling van de regionale ontwikkelingsbanken enfondsen van de begroting van het ministerie van Financiën naar het ministerie van Buitenlandse Zaken. Zie in dit verband ook de toelichtingen per beleidsartikel bij de suppletoire begroting.
Hoeveel extra middelen worden ter beschikking gesteld voor de wederopbouw in respectievelijk Afghanistan en Soedan? Welke projecten worden daarmee gefinancierd?
Hoeveel extra middelen worden beschikbaar gesteld voor de activiteiten voor wederopbouw in respectievelijk Afghanistan, Soedan en de Palestijnse Autoriteiten? Welk deel hiervan is ODA? Wat houden deze activiteiten in?
Ten behoeve van de wederopbouw in Afghanistan is in 2008 EUR 56,7 mln extra ter beschikking gesteld. Deze extra middelen worden zowel via de ambassade als via centraal gestuurde programma’s ingezet voor projecten op het gebied van institutionele ontwikkeling, mensenrechten, rurale ontwikkeling, gezondheidszorg, educatie, infrastructuur en samenwerking Uruzgan.
Ten behoeve van de wederopbouw van Soedan is in 2008 EUR 44,7 mln extra ter beschikking gesteld voor projecten op het gebied van wederopbouw en consolidering en implementatie van het vredesakkoord tussen Noord- en Zuid-Soedan.
Ten behoeve van wederopbouw Palestijnse autoriteiten is EUR 10 mln extra beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het Palestinian Reform Development Plan.
Deze extra middelen zijn geheel ODA.
Op basis van welke afspraak worden de contributies aan de VN voor crisisbeheersingsorganisaties meerjarig verhoogd?
De meerjarige verhoging is gebaseerd op de stijging van het aantal vredesmissies de afgelopen jaren en uitbreiding van het aantal vredesmissies de komende jaren. De besluiten hierover worden genomen door de VN-Veiligheidsraad.
Waarom zijn de intensiveringen op de landenprogramma’s voor goed bestuur noodzakelijk?
De intensiveringen op de landenprogramma’s voor goed bestuur zijn noodzakelijk omdat de kwaliteit van bestuur onlosmakelijk verbonden is met de effectiviteit van armoedebestrijding.
Participatie en medezeggenschap van burgers in het binnenlands bestuur van partnerlanden dragen bij aan versterking van de rechtsstaat, het terugdringen van corruptie, bevordering van een goed ondernemingsklimaat en gezonde openbare financiën. Goed bestuur geeft op deze wijze een belangrijke impuls aan het realiseren van groei en ontwikkeling.
Uit welke DAC-landen is de instroom van asielzoekers gestegen? Hoeveel extra asielzoekers zorgen voor de extra 90 miljoen aan uitgaven voor eerstejaarsopvang?
De grootste toename geldt voor asielaanvragen uit Irak, Somalië, China en Sri Lanka. De budgettaire bijstelling wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de opwaartse bijstelling van de instroom van asielzoekers uit DAC landen (in de COA) van 4 678 (raming bij ontwerpbegroting 2008) naar 11 088 (raming voorjaarsnota 2008).
Waarom zijn de uitgaven voor het Sierra Leone Tribunaal nog niet eerder begroot?
De uitgaven waren wel steeds begroot, maar in de jaren 2002 t/m 2007 is de Nederlandse bijdrage aan het Sierra Leone Tribunaal gefinancierd uit beleidsartikel 4. Vanaf 2008 zal de Nederlandse bijdrage aan het tribunaal gefinancierd worden uit artikel 1. Deze verschuiving is nu zichtbaar.
Welke kosten betreffende de vestiging van het Libanon Tribunaal worden door de VN lidstaten gedragen, welke door het gastland of door eventuele andere partijen?
Op grond van artikel 5, lid 1, sub a en b, van de Annex behorende bij Veiligheidsraadresolutie 1757 van 30 mei 2007, zal 51% van de kosten van het Tribunaal gedragen worden door vrijwillige bijdragen van staten en 49% door de Libanese regering. De grootste vrijwillige bijdragen aan het Tribunaal zijn op dit moment geleverd door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Deze staten hebben tevens gezamenlijk zitting in het Management Comité van het Tribunaal.
De kosten die Nederland voor zijn rekening neemt bestaan uit de kosten voor de huur van het gebouw van het Libanon Tribunaal voor een periode van zes jaar en de kosten voor externe beveiliging alsmede de kosten van transport inclusief de daarbij behorende bewaking. Deze bijdrage wordt beschouwd als de bijdrage van Nederland aan het Libanon Tribunaal.
De interne bedrijfsvoering, interne beveiliging, verbouwing, detentievoorziening, kosten van detentie en de bijbehorende dienstverlening en het transport inclusief de bijbehorende dienstverlening komen voor rekening van het Libanon Tribunaal.
Welke contributieverplichtingen van welke VN-instellingen vallen lager uit? Wat is hier de reden van?
De aanslag 2008 van de VN voor de reguliere contributie is lager uitgevallen. Dit wordt deels veroorzaakt door niet-bestede middelen uit de vorige begrotingscyclus die aan lidstaten gecrediteerd worden en deels door de dalende dollarkoers. Hierdoor daalt de Nederlandse contributie in euro’s aan de VN, ondanks een licht gestegen regulier budget in dollars.
Wat houdt het programma voor goed bestuur in via de ambassade in Afghanistan? Hoe groot is de verplichting voor dit programma?
Goed bestuur is mede voorwaarde scheppend voor veiligheid en ontwikkeling in Afghanistan. De ambassade in Kabul zet zich hiervoor in door een actieve politieke rol en inzet bij OS activiteiten op het gebied van democratisering en het versterken van de staatsinrichting (het parlement, de kwaliteit van de ambtenarij) op centraal en decentraal niveau. Ook de opbouw van de rechtsstaat, met inbegrip van transitional justice is hierbij van groot belang. De opbouw van bestuurlijke capaciteit op decentraal niveau krijgt vooral in Uruzgan speciale aandacht. De verplichting voor het goed bestuur programma bedraagt EUR 14,8 mln in 2008.
Hoeveel groter dan oorspronkelijk begroot zal de Nederlandse bijdrage aan de nieuwbouw van het NAVO-hoofdkwartier zijn?
Hoe wordt er door Nederland toezicht gehouden op de raming van de kosten van het nieuwe NAVO-hoofdkwartier?
De oorspronkelijk geraamde Nederlandse bijdrage bedroeg in 2003 EUR 26,3 mln. In 2006 is dit verhoogd tot EUR 31,1 mln. In 2007 is een tweede verhoging van het benodigd budget goedgekeurd door alle lidstaten, waarbij de Nederlandse bijdrage uitkwam op EUR 44,1 mln. De datum van realisatie is daarbij opgeschoven van 2011 naar 2013.
De hogere raming van de verplichting uit 2007 wordt veroorzaakt door een uitbreiding van het programma van eisen – extra voorzieningen op het gebied van ICT en veiligheid, meer conferentieruimte met het oog op toekomstige uitbreidingen van de NAVO – en gestegen bouwprijzen.
Ieder eerste kwartaal van een kalenderjaar wordt door de NAVO op basis van de op dat moment vastgelegde verplichtingen vooraf gefactureerd voor het lopende jaar. Vooraf wordt door middel van een «silence procedure» akkoord gevraagd van de lidstaten.
Oorspronkelijk zou Nederland 4% dragen van de kosten. Dit percentage was de uitkomst van een onderhandelingsproces waarbij de reguliere civiele en militaire bijdrage en het benodigd aantal vierkante meters belangrijke factoren waren. Met de uitbreiding van de NAVO is het percentage teruggebracht naar 3,85 %.
De Plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordigers van alle lidstaten houden toezicht op de voortgang van het project, wijzen budgetten toe, controleren de uitgaven en rapporteren aan de Raad. De Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger wordt daarbij geïnstrueerd en geadviseerd door de Directie Huisvesting Buitenland en de Directie Financieel Economische Zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Hoe groot is de extra verplichting aan het Wereldvoedselprogramma?
De extra verplichting voor het Wereldvoedselprogramma (WFP) bedraagt EUR 6 mln in 2008 en is gericht op het verhogen van de algemene bijdrage aan WFP met jaarlijks EUR 2 mln in de periode 2008–2010. Deze verhoging staat verder los van de onlangs toegezegde verhoging van de noodhulp-landenprogramma’s via de WFP van EUR 8 mln. Beide verhogingen hangen samen met de gestegen voedselprijzen.
Welk soort activiteiten op het gebied van ecologische veiligheid en stabiliteit in met name de Democratische Republiek Congo zullen bekostigd worden vanuit de meerjarige intensivering van 3,8 miljoen euro?
Eén van de activiteiten richt zich op land en opbrengsten van landbouw. In de Kivu’s (Oost DRC), Rwanda en Burundi is de druk op het land enorm en de opbrengst laag, wat leidt tot armoede, werkloosheid en sociale spanningen. Om de opbrengst te vergroten wordt er met boeren en handelaren gewerkt aan het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en het bevorderen van de handel in landbouwproducten. Er worden bomen geplant tegen erosie en kleine handelswegen hersteld door dagloners, vooral in DRC en Burundi.
Een tweede activiteit richt zich op natuurparken. Op het grensgebied van DRC met Uganda en Rwanda bevinden zich natuurparken, voor het overgrote deel in de DRC. Ecotoerisme vormt een potentieel grote bron van inkomsten in DRC. Door de bevolkingsdichtheid en de conflictsituatie in DRC is de druk op de parken groot. De drie landen werken samen aan het behoud van deze grensoverschrijdende parken. Nederland ondersteunt die samenwerking en activiteiten die de bevolking voorzien van alternatieve bronnen voor hout, water en medicijnen, zodat ze daarvoor niet meer de parken in hoeven. In DRC worden de parken ook aangetast door rebellengroepen, illegale mijnbouw en houtkap. Houtplantages rond de parken kunnen illegale kap minder aantrekkelijk maken.
Welke resultaten zijn er inmiddels behaald in het kader van het regionale programma voor ecologische veiligheid en stabiliteit in Europa en Centraal Azië en welke activiteiten worden bekostigd uit de eenmalige verhoging van 3,5 miljoen euro?
Deze vraag betreft het regionaal milieuprogramma Westelijke Balkan. Het regionaal milieuprogramma Westelijke Balkan richt zich op het bevorderen van regionale samenwerking op milieugebied, het stimuleren van milieubewustzijn van de bevolking en capaciteitsontwikkeling. Nationaal milieubeheer, laat staan milieubeheer over de grenzen heen, vindt namelijk nog niet voldoende plaats. Aan milieuvraagstukken (illegale kap en uitdunning van het bosbestand, het beheer van stroomgebieden van rivieren in de regio, luchtvervuiling over de grens heen, etc.) zijn veelal politieke implicaties verbonden. De noodzaak tot samenwerking op milieugebied wordt tevens gezien als voorportaal voor verdere (politieke) samenwerking.
De resultaten die tot nu toe zijn bereikt betreffen met name een verbeterde regionale communicatie en een verbeterde samenwerking van verschillende etnische groepen in de regio op het gebied van milieu. Er wordt gewerkt aan het verbeteren van de capaciteit van lokale autoriteiten en aan een verhoogde deelname van de samenleving aan het oplossen van de milieuproblematiek.
Er is geen sprake van een eenmalige verhoging van het budget van dit programma, maar van een doorschuiven van niet bestede middelen in 2007 naar 2008.
Wat is de oorzaak van de hogere invoerrechten? Kunt u aangeven voor welke producten dan wel voor welke exporterende landen de invoerrechten vooral gestegen zijn?
De hogere invoerrechten worden veroorzaakt doordat de groei van het BNI naar boven is bijgesteld. De regering beschikt niet over de gedetailleerde informatie over producten en landen waar uw Kamer naar vraagt.
Waarom zijn de drie genoemde ontwikkelingsbanken overgegaan van de begroting van Financiën naar de begroting van Buitenlandse Zaken? Welke financiële gevolgen heeft dit voor de begroting Buitenlandse Zaken?
Besloten is de taakverdeling op het terrein van de regionale ontwikkelingsbanken verder te stroomlijnen. Dit betekent dat Financiën zich terugtrekt uit deze ontwikkelingsbanken. Het gouverneurschap wordt overgedragen van de minister van Financiën naar de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Dit heeft geresulteerd in een overheveling van het budget van deze banken van de begroting van Financiën naar die van Buitenlandse Zaken. Het gaat hierbij om een verplichtingenbedrag van in totaal circa EUR 1,2 mld, waarvan EUR 637 mln garanties betreft waarvoor geen kasuitgaven zijn geraamd.
Hoe groot is de bijdrage aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD)?
In 2008 is de bijdrage van Nederland aan IFAD EUR 17 mln en in 2009 EUR 19 mln.
Aan welke landbouwkundige organisaties wordt hoeveel bijgedragen?
In de notitie «Landbouw, rurale ontwikkeling en voedselzekerheid», die 8 mei 2008 aan de Kamer is aangeboden (Kamerstuk 31 250, nr. 14), wordt een overzicht gegeven van de landbouwkundige organisaties die vanuit Nederland ondersteund worden, met vermelding van de bijdragen.
Wat is de reden van de verlagingen van de landenprogramma’s op onderwijsgebied in Indonesië, Pakistan en Tanzania? Hoe groot is de neerwaartse bijstelling?
De landenprogramma’s op het gebied van onderwijs zijn in Indonesië, Pakistan en Tanzania neerwaarts bijgesteld om diverse redenen.
– In Tanzania bedraagt de neerwaartse bijstelling in 2008 EUR 20 mln. Dit is onder meer het gevolg van de wens om het aantal ondersteunde sectoren per land terug te brengen als lokale uitwerking van de Parijse Verklaring en de EU code of conduct. De financiering van donoren aan de voormalige basisonderwijsbasket is gewijzigd in algemene begrotingssteun (de onderwijssector wordt derhalve niet meer apart via een basket ondersteund) en de onderwijsdialoog met de Tanzaniaanse overheid wordt gevoerd door een beperkt aantal landen, waar Nederland niet langer deel van uitmaakt.
– In Indonesië (neerwaartse bijstelling in 2008 van EUR 17,5 mln) is het opstarten van nieuwe programma’s vertraagd. De neerwaartse bijstelling past in het streven de landenallocatie voor dit land niet meer te laten stijgen. Het Nederlandse onderwijsprogramma blijft ook na deze korting met een budget van EUR 37 mln in 2008 een omvangrijk bilateraal programma.
– Het programma voor onderwijs in Pakistan wordt neerwaartse bijgesteld met een bedrag van EUR 9,5 mln in 2008, omdat de opbouw van het onderwijsprogramma in Pakistan langzamer verloopt dan verwacht als gevolg van de politieke ontwikkelingen in de afgelopen periode, waaronder de opschorting van een deel van de OS activiteiten tot midden 2008. Een deel van de middelen zal worden geheralloceerd ten behoeve van intensiveringen op goed bestuur en mensenrechten.
Welke landenprogramma’s via ambassades voor reproductieve gezondheidszorg worden structureel verhoogd? Wat is de omvang van de verhoging?
De landenprogramma’s voor reproductieve gezondheid worden over de periode 2008–2011 verhoogd in Burkina Faso, Mali, Mozambique, Suriname, Zambia, Zimbabwe, Jemen en Tanzania. In onderstaande tabel staan de verhogingen per jaar aangegeven.
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|---|
Verhoging (x EUR 1 mln) | 13,5 | 20,8 | 23,7 | 17,4 |
Welke activiteiten op het gebied van duurzame energie in onder andere Indonesië, Suriname, Bolivia en Mongolië worden bekostigd uit landenprogramma’s en wat zijn de resultaten daarvan?
In Indonesië wordt momenteel een programma ontwikkeld voor hernieuwbare energie waarbij zal worden samengewerkt op het gebied van capaciteitsversterking, het ontwikkelen van het gebruik van aardwarmte, waterkracht en biogas. Daarbij wordt voortgebouwd op de jarenlange samenwerking via de energiewerkgroep Nederland–Indonesië. Het resultaat tot nu toe is een zeer goede samenwerking met Indonesië op dit beleidsterrein.
In Suriname worden geen activiteiten op het gebied van duurzame energie door Nederland bekostigd. De verhoging betreft het milieuprogramma (watersector).
In Bolivia wordt via de Duitse ontwikkelingsorganisatie GTZ gewerkt. Het gaat om toegang tot energie door de introductie van verbeterde kooktoestellen, zonnesystemen en kleinschalige waterkrachtinstallaties. Dit programma vindt plaats in afstemming met de programma’s van de Wereldbank. Tot nu toe zijn hiermee ruim 300 000 personen, 1500 scholen en 15 gezondheidscentra voorzien van toegang tot hernieuwbare energie.
In Mongolië wordt samen met de Wereldbank, GTZ en de nationale overheid ondersteuning verleend aan nomaden. Zij investeren in kleinschalige systemen voor het benutten van zonne- en windenergie. Dit programma is medio 2007 van start gegaan en beoogt 186 000 Mongolen toegang te verschaffen tot duurzame energie. Het is nu nog niet mogelijk het aantal mensen aan te geven dat reeds toegang heeft gekregen.
Hoeveel wordt er per jaar in totaal besteed aan activiteiten ten behoeve van duurzame energie in ontwikkelingslanden, al dan niet via landenprogramma’s?
In 2007 is ruim EUR 11 mln besteed aan duurzame energie in ontwikkelingslanden. Voor de jaren 2008, 2009, 2010 en 2011 zijn conform het coalitieakkoord extra middelen vrijgemaakt voor dit onderwerp, namelijk respectievelijk EUR 50, 100, 150 en 200 miljoen. Het gaat hierbij om een totaalbedrag van EUR 500 mln. Activiteiten en programma’s zullen gericht zijn op onder meer het vergroten van toegang tot hernieuwbare energie alsmede het verduurzamen van de productie van biomassa in ontwikkelingslanden. Uitvoering zal plaatsvinden middels bilaterale en multilaterale programma’s. De Tweede Kamer zal een notitie ontvangen over de Nederlandse inzet voor de ontwikkeling van duurzame energie in ontwikkelingslanden.
Hoeveel middelen worden er precies vrijgemaakt ter uitvoering van het amendement Van Gennip? Hoe zal het «Dutch Visitors Programme» gestalte krijgen? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Bij de vaststelling van het amendement heeft de minister van Buitenlandse Zaken aangegeven het bezoekersprogramma niet te willen beperken tot de drie genoemde landen, maar het ook te willen inzetten voor landen die nu en in de toekomst van strategische waarde voor Nederland zijn. Daarnaast heeft de minister aangegeven bij de uitvoering van het amendement synergie te zullen zoeken met bestaande bezoekersprogramma’s. Vooral vanuit dit laatste perspectief ligt samenwerking met het ministerie van Economische Zaken en andere belanghebbenden voor de hand.
Het ministerie beziet de mogelijkheid om uitvoering van het amendement buiten de eigen organisatie te laten plaatsvinden. Het ministerie bereidt hiervoor nu de terms of reference voor. Een bezoekersprogramma is maatwerk. Dat maakt het arbeidsintensief. In het licht van de taakstelling is het onwaarschijnlijk dat binnen Buitenlandse Zaken de personele capaciteit gevonden wordt voor het uitvoeren van een uitgebreid bezoekersprogramma. Opties zijn inbesteding (binnen de Rijksoverheid), dan wel aanbesteding aan een commerciële partij. Voor dit laatste is een Europese aanbesteding noodzakelijk.
Voor het opzetten van het bezoekersprogramma is, conform het amendement, een bedrag van EUR 1 mln vrijgemaakt.
Zodra er meer duidelijkheid is over inhoud, opzet en uitvoering van het bezoekersprogramma, zal de Kamer hier over worden geïnformeerd.
Wat is de reden van de ophoging van het budget voor staatsbezoeken? Wat is de omvang van de ophoging?
De omvang van de ophoging is EUR 1,3 mln.
De reden van de ophoging van het budget voor staatsbezoeken is dat in 2008 meer uitgaande en inkomende bezoeken van staatshoofden, regeringsleiders en andere bewindslieden zijn gepland dan aanvankelijk geraamd.
Wat houdt de aanpassing van de meerjarige kasramingen voor de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO) in?
Aan NCDO is voor de periode 2007–2010 een subsidie toegekend van EUR 130,4 mln. Dit totaalbedrag is ongewijzigd gebleven. De aanpassing van de meerjarige kasramingen zijn het gevolg van het gerealiseerde en nog te verwachten uitgavenritme van NCDO.
Met welk bedrag wordt de jaarlijkse subsidie aan het Instituut Clingendael verhoogd en wat is de reden van ophoging van de jaarlijkse subsidie?
Dit betreft een verhoging van EUR 60 000 in verband met gestegen salariskosten in het kader van de WAGGS (Wet Arbeid gepremieerde en gesubsidieerde sector).
Hoe groot is de structurele ophoging van het budget voor algemene voorlichting en wat is de reden van deze ophoging?
Zoals in de toelichting op de Voorjaarsnota is aangegeven, houdt de structurele ophoging verband met het amendement Van Gennip over het «Dutch Visitors Programme». De ophoging van het verplichtingenbudget bedraagt structureel EUR 1 mln. Het bijbehorende kasbudget groeit gefaseerd naar EUR 1 mln.
Waar worden de 102 miljoen extra middelen voor crisisbeheersingsoperaties voor ingezet?
De EUR 102 miljoen extra middelen voor crisisbeheersingsoperaties zijn binnen de HGIS overgeheveld van de Buitenlandse Zaken begroting naar de Begroting van Defensie ter compensatie van het voorziene tekort met name in verband met de verlenging van de operatie in Uruzgan (zoals aangekondigd in de artikel 100-brief over de verlenging) en in verband met overige operaties (zoals Tsjaad en Kosovo).
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA) en Thieme (PvdD).
Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Van Beek (VVD), Vendrik (GL), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA) en Ouwehand (PvdD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31474-V-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.