31 467
Wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast)

nr. 25
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2009

Mede namens mijn ambtgenoot van Justitie bericht ik u het volgende.

Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Maatregelen bestrijding voetbal-vandalisme en ernstige overlast op 18 maart 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 65, blz. 5178–5207) heeft Uw Kamer een motie aangenomen inzake de rechtsbescherming tegen kortlopende gebieds- of groeps-verboden (motie Kuiken c.s., kamerstukken 31 467, nr. 17). In deze motie werd aangegeven dat het aanvragen van een voorlopige voorziening een onvoldoende alternatief biedt voor het maken van bezwaar tegen kortlopende gebieds- of groepsverboden. De Kamer verzocht de regering om voor het burgemeestersbevel de rechtsbescherming zodanig te verbeteren dat de betrokkene ook bij een kortlopende maatregel een middel krijgt om zijn recht effectief te beschermen.

Samen met mijn ambtgenoot van Justitie heb ik de mogelijkheden bezien om tot de gewenste optimalisering van de rechtsbescherming te komen. Alvorens hier nader op in te gaan hecht ik eraan inzicht te bieden in het bestaande systeem van rechtsbescherming rondom dergelijke besluiten van de burgemeester.

1. Rechtsbescherming

De bevelen in het wetsvoorstel waar de motie op doelt, zijn besluiten die zijn gericht op individuen en hebben rechtsgevolg. Het zijn beschikkingen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna ook: Awb) moet een belanghebbende, alvorens beroep in te stellen bij de bestuursrechter, eerst bij het bestuursorgaan dat de beschikking heeft genomen een bezwaarschrift indienen. Verschillende bepalingen van hoofdstuk 7 van de Awb bevatten voorschriften over de bezwaarschriftenbehandeling, bijvoorbeeld de artikelen 7:2 (horen in het kader van de bezwaarschriftenprocedure) en 7:4 (inzage stukken). Artikel 7:10 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan beslist binnen zes weken – en indien een bezwaar-schriftencommissie is ingesteld binnen twaalf weken – na ontvangst van het bezwaar-schrift. Deze termijn kan door het bestuursorgaan voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. De genoemde termijnen zijn maximum-termijnen. Het bestuursorgaan moet tijdig op bezwaarschriften beslissen. Bezwaren tegen een opgelegd gebiedsverbod of groepsverbod voor kortere duur dienen door het bestuursorgaan dus snel en tijdig te worden afgedaan. Op de gemeente rust de plicht om dit, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, feitelijk te realiseren en te organiseren. Belanghebbenden mogen immers niet langer dan nodig is in onzekerheid verkeren omtrent hun rechtspositie.

De Algemene wet bestuursrecht bevat verder de mogelijkheid voor de belang hebbende om, tegelijkertijd met het indienen van een bezwaarschrift, aan de president van de rechtbank te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist (artikel 8:81 Awb). De voorlopige voorziening die de president kan opleggen kan bijvoorbeeld inhouden dat het betreffende besluit wordt geschorst. Een persoon aan wie een kortlopend gebieds- of groepsverbod is opgelegd kan dus, naast het bezwaarschrift, tegelijkertijd bij de president een voorlopige voorziening aanvragen.

Vanaf 1 oktober jl. is de gemeente bovendien verplicht, na te zijn aangemaand bij overschrijding van de beslistermijn, tot het betalen van een dwangsom wegens niet-tijdig beslissen, die tot maximaal 1260 euro kan oplopen.

2. Optimalisering van de rechtsbescherming

Er bestaat geen aanleiding om voor de gebieds- en groepsverboden voor korte duur wijzigingen aan te brengen in de bezwaarschrift- en voorlopige voorzieningsprocedure. Er is daarom bezien of de door de Kamer gewenste vorm van verbetering op andere wijze kan worden gerealiseerd. De volgende vier mogelijkheden zullen daarvoor benut worden.

2.1. Belang snelle en tijdige afdoening bezwaarschriften

Gemeenten dienen, zoals al aangegeven, oog te hebben voor het belang van een snelle en tijdige afdoening van bezwaarschriften. De betreffende bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zijn essentieel. Ik zal deze uitdrukkelijk onder de aandacht te brengen van de gemeenten.

2.2. Mogelijkheid van opschorting van het burgemeestersbevel

De burgemeester kan bepalen of het, vanwege het ingediende bezwaarschrift, nodig is om de werking van het door hem opgelegde gebieds- of groepsverbod op te schorten totdat op het bezwaarschrift is beslist. De Awb verzet zich hier niet tegen. Zo’n beslissing impliceert dat effectuering van het gebiedsverbod of het groepsverbod voorlopig achterwege blijft. Het is aan de burgemeester om dit te bepalen, afhankelijk van de lokale omstandigheden. Overigens gaat het dan om besluiten die aanvankelijk, vanwege het openbareordebelang, zijn uitgevaardigd met het doel om direct de verstoorde orde en rust te herstellen. Het vervolgens opschorten ervan impliceert dat dit beoogde doel niet, althans niet meteen, wordt bewerkstelligd. Niettemin zal ik uiteraard ook de variant van eventuele opschorting van de werking van het kort durende gebieds- of groepsverbod onder de aandacht brengen van de gemeenten.

2.3. Aanvulling bezwaarclausule onder het burgemeestersbevel

Elke beschikking bevat aan het slot een vermelding van de bezwaarmogelijkheid.

In aanvulling daarop kan de burgemeester in een beschikking, houdende het kortlopende gebieds- of groepsverbod, tevens toevoegen dat de betrokkene – naast het indienen van een bezwaarschrift – in spoedeisende gevallen bij de president van de rechtbank een verzoek om voorlopige voorziening kan indienen. In de Algemene wet bestuursrecht is niet voor-geschreven dat deze laatstbedoelde clausule dient te worden toegevoegd, maar voor de kort durende gebieds- en groepsverboden ligt vermelding van een uitgebreidere bezwaarclausule voor de hand. Het zijn immers verstrekkende maatregelen, waarbij het in de rede ligt dat de betrokkene in de beschikking zelf wordt geattendeerd op de mogelijkheid om in spoedeisende gevallen een verzoek om voorlopige voorziening te doen. De gemeenten zal ik daarom nadrukkelijk in overweging geven om deze uitgebreidere standaardclausule in de betreffende beschikkingen op te nemen.

2.4. Toepassing voorlopige voorziening

Op verzoek van mijn ambtgenoot van Justitie is, tenslotte, door de Raad voor de Rechtspraak in overleg met een aantal bestuursrechters nagegaan of en zo ja hoe, de toepassing van het instrument van de voorlopige voorziening voor de in de motie bedoelde kortdurende gebieds- of groepsverboden kan worden geoptimaliseerd. Daaruit is gebleken dat verzoeken om een voorlopige voorziening, bijvoorbeeld bij bevelen voor de duur van een week, direct op zitting kunnen komen. De Raad voor de Rechtspraak wijst er daarbij op dat het belang van de spoedeisendheid duidelijk uit het verzoek om voorlopige voorziening moet blijken.

Los hiervan kan op lokaal niveau, via de driehoek, worden bezien of er nog mogelijkheden zijn om de zittende magistratuur tijdig over de door de burgemeester opgelegde kort durende gebieds- of groepsverboden te informeren, dit met het oog op een eventuele voorlopige voorziening waarom dan gevraagd zou kunnen worden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven