31 466
Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg in verband met de elektronische informatieuitwisseling in de zorg

nr. 13
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 november 2008

Artikel I van het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

In de artikelen 13e, vierde lid, en 13j, vierde lid, wordt de zinsnede «Bij ministeriële regeling» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling.

B

Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van de onderdelen 1 en 2 tot 2 en 3, wordt voor onderdeel 2 (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De beheerder van een register als bedoeld in artikel 14 verschaft aan een in het register ingeschreven zorgaanbieder, indicatieorgaan of zorgverzekeraar op diens verzoek een middel waarmee deze ten behoeve van de raadpleging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, toegang kan krijgen tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet algemene bepalingen burgerservice-nummer en, voor zover het een zorgaanbieder betreft, waarmee deze ten behoeve van de verwerking van gegevens in het elektronisch patiëntendossier, toegang kan krijgen tot de voorzieningen bedoeld in artikel 13a, eerste lid.

Toelichting

Onderdeel A

Artikel 15, derde lid van de Wet algemene bepalingen burgerservice-nummer (hierna: Wabb) bepaalt dat een ander dan een overheidsorgaan slechts bevoegd dan wel verplicht is om het burgerservicenummer te controleren middels de beheersvoorziening burgerservicenummer (hierna: BV-BSN), indien dat bij of krachtens de wet is bepaald. Hieraan is invulling gegeven in art. 13e, derde en vierde lid, en 13j, derde en vierde lid, van het voorliggend wetsvoorstel. Hierin wordt geregeld dat de beheerder van het landelijk schakelpunt respectievelijk van het klantenloket zorg dragen voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit en het burgerservicenummer van de cliënt en dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de wijze waarop de beheerder dit doet. Dit biedt de basis om bij ministeriële regeling voor te schrijven dat de beheerders van het landelijk schakelpunt en het loket deze controle van het burgerservicenummer moeten uitvoeren middels de BV-BSN.

Art. 17, eerste lid, van de Wabb brengt vervolgens met zich dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat voor een aantal bij of krachtens deze maatregel aangewezen (categorieën van) gebruikers, de toegang tot de BV-BSN uitsluitend via een sectorale berichtenvoorziening kan verlopen. Bij deze maatregel kan ingevolge het tweede lid, ook worden geregeld dat ook voor de bij deze maatregel aangewezen (categorieën) gebruikers, de verplichting geldt om het burgerservicenummer te controleren (bij de BV-BSN.)

Hieraan is invulling gegeven middels de artikelen 11 tot en met 17 van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg (hierna: het besluit). In deze artikelen is geregeld dat zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars uitsluitend door tussenkomst van de Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg (hierna: SBV-Z) gebruik kunnen maken van de voorzieningen van de BV-BSN waarmee het burgerservicenummer gecontroleerd kan worden.

Ingevolge de bovengenoemde artikelen van de Wabb, het wetsvoorstel en het besluit is het derhalve mogelijk om bij ministeriële regeling te regelen dat de beheerder van het landelijk schakelpunt en het Loket het burgerservicenummer controleren door rechtstreekse gebruikmaking van de BV-BSN. Indien er echter voor gekozen wordt om dit niet rechtstreeks, doch, net als bij de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars, dit middels de SBV-Z te laten gebeuren, biedt het bestaande wetsvoorstel hier onvoldoende basis voor. Met onderhavige technische wijziging wordt het wetsvoorstel geharmoniseerd met de Wabb en wordt in bedoelde basis voorzien.

Onderdeel B

De toegang tot het EPD is ingevolge de definitie van het begrip zorgaanbieder in samenhang met de artikelen 13h van het voorliggend wetsvoorstel en 14, eerste lid, van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, beperkt tot beroepsbeoefenaars in de zin van de Wet BIG die zelfstandig als zorgaanbieder werken of die werken bij een instelling die zorgaanbieder in de zin van de wet is, die opgenomen zijn in een register als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Wet burgerservice-nummer in de zorg en die een behandelrelatie met de patiënt hebben.

Om langs elektronische weg te kunnen controleren of de beroepsbeoefenaar die gebruik wenst te maken van het EPD is wie hij zegt te zijn (authenticatie) en bevoegd is tot de in het kader van het EPD gewenste gegevensverwerking (autorisatie), wordt de UZI-pas gebruikt. Deze manier van authenticeren en autoriseren middels de UZI-pas bij het gebruik van het EPD is niet nieuw. Zij is reeds ingevoerd bij de introductie van het burgerservicenummer in de zorg. Ook de toegang tot de SBV-Z, waar een beroepsbeoefenaar het burgerservicenummer van een cliënt kan opvragen en verifiëren is namelijk op deze manier beveiligd. Dat aan de zorgaanbieder die ingeschreven is in het register een UZI-pas wordt verstrekt om toegang te kunnen verkrijgen tot het SBV-Z, is vastgelegd in artikel 14, eerste lid in samenhang met artikel 15, derde lid van de Wet burgerservicenummer in de zorg.

Ook tot het EPD verkrijgt de zorgaanbieder slechts toegang met behulp van de UZI-pas. Met de onderhavige wijzigingen wordt daarom niet alleen de toegang tot het EPD beperkt tot die zorgaanbieders, die ook werkelijk meedoen aan het EPD, maar wordt tevens buiten twijfel gesteld dat de UZI-pas noodzakelijk is om toegang te krijgen tot het EPD.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven