nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B vervalt.
2. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
DA
In artikel 7, derde lid, komt de tweede volzin te vervallen.
3. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
EA
In artikel 10, tweede lid, wordt aan het slot van de volzin voor de punt
toegevoegd: binnen vijftien dagen na de dag waarop het onderzoek voortijdig
beëindigd is.
4. Onderdeel I wordt vervangen door:
I
Artikel 13r vervalt.
5. Na onderdeel K worden de volgende onderdelen ingevoegd, luidende:
KA
In artikel 20 wordt «kan de commissie» vervangen door: kunnen
de commissie en de centrale commissie.
KB
Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor de punt aan het slot van de eerste volzin wordt ingevoegd:
binnen zeven dagen na de dag waarop het oordeel gegeven is.
b. De tweede volzin komt als volgt te luiden:
Voorts doet de commissie van de in artikel 10, tweede lid, bedoelde mededelingen
binnen zeven dagen na ontvangst ervan melding bij de centrale commissie.
6. Na onderdeel M wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
MA
Na artikel 27 wordt in paragraaf 7 een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 27a
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat toezending van informatie,
die op grond van deze wet moet worden verstrekt aan de centrale commissie,
aan Onze Minister ingeval artikel 13i, vijfde lid, van toepassing is, en voorts
aan de commissie, het College of de Inspectie voor de Gezondheidszorg, elektronisch
geschiedt. Daarbij kunnen regels worden gesteld inzake de vorm waarin dit
dient te geschieden.
Toelichting
De stukkenstroom van en naar de overheid zal in toenemende mate elektronisch
plaatsvinden. Het op elektronische wijze uitwisselen van gegevens vermindert
de administratieve lasten en versnelt de uitwisseling van gegevens. Zoals
ook aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel past dit
in het actieprogramma Elektronische Overheid, (Kamerstukken II 2003/04, 26 387,
nr. 23). Bij nader inzien verdient het dan ook aanbeveling om het mogelijk
te maken dat voor alle informatie die op grond van de Wet medisch-wetenschappelijk
onderzoek met mensen (WMO) aan overheidsinstanties moet worden toegezonden
bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat dit elektronisch moeten
gebeuren. Het gaat onder meer om het indienen van onderzoeksprotocollen, om
rapportages van ernstige ongewenste voorvallen en van vermoedens van bijwerkingen
en om mededelingen van voortijdige beëindiging van een onderzoek. Daarom
is in paragraaf 7 nu een nieuw artikel 27a opgenomen dat dit mogelijk
maakt. Onderdeel B van artikel I van het wetsvoorstel en artikel 13r van de
WMO kunnen daarom vervallen.
Van de mogelijkheid een verplichting in het leven te roepen zal gebruik
worden gemaakt als indieners niet op vrijwillige basis meewerken aan het op
elektronische wijze indienen van gegevens. Het volledig digitaliseren van
de stukkenstroom bij de CCMO en de erkende METC’s zal nog enkele jaren
in beslag nemen. Zonodig kan een ministeriële regeling per fase verplichten
dat bepaalde documenten elektronisch worden toegezonden.
Met de wijziging van het derde lid van artikel 7 wordt uitvoering gegeven
aan het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de motie Jurgens (Kamerstukken
I, 2007/08, 21 109, E). Op grond van deze wijziging is het niet meer
mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur afwijkende regels te stellen
van de in artikel 7, eerste en tweede lid, van de wet opgenomen bepalingen.
In paragraaf 5a van de WMO worden voor de diverse meldingen en rapportages
over lopend geneesmiddelenonderzoek termijnen gesteld. Doel daarvan is dat
informatie over onverwacht anders verloop van het onderzoek zo
snel mogelijk verspreid kan worden, zodat onderzoekers die een vergelijkbare
studie hebben lopen, gewaarschuwd zijn en kunnen overwegen hun onderzoek aan
te passen of te staken. Het is niet consistent dat dit niet ook voor de mededeling
van voortijdige beëindiging van ander onderzoek dan geneesmiddelenonderzoek
bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet een termijn zou gelden. Daarom
wordt in het wetsvoorstel een onderdeel EA opgenomen waarin wordt bepaald
dat die mededeling moet worden gedaan binnen vijftien dagen na de dag waarop
het onderzoek voortijdig is beëindigd. Dit is dezelfde termijn als artikel
13p stelt.
Op grond van artikel 20 kunnen de erkende METC’s een bedrag in rekening
brengen voor de beoordeling van onderzoeksprotocollen. Van deze mogelijkheid
maken de METC’s inmiddels ook ruim gebruik. De taak die de CCMO als
toetsingscommissie op basis van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, heeft
bij de beoordeling van protocollen is geheel vergelijkbaar met de taak van
de erkende METC’s. Wij vinden dan ook dat het voor de indieners van
onderzoeksprotocollen financieel niets zou moeten uitmaken of zij bij een
erkende METC of bij de CCMO een protocol moeten indienen. Door wijziging van
artikel 20 zal de CCMO ook een bedrag in rekening kunnen brengen.
Artikel 22 bepaalt dat de erkende METC’s aan de centrale commissie
afschrift van de onderzoeksprotocollen of de hoofdzaken ervan en hun oordelen
over de protocollen en mededelingen van voortijdige beëindigingen moeten
zenden. Het komt soms voor dat deze toezending lang op zich laat wachten.
Om te bereiken dat de centrale databank mensgebonden onderzoek van de CCMO
steeds actueel is en er bij incidenten snel een accuraat overzicht binnen
handbereik is, wordt aan de eerste volzin van het eerste lid van artikel 22
toegevoegd dat de toezending plaats moet vinden binnen zeven dagen na de dag
waarop het oordeel is gegeven. Door een zelfde toevoeging aan de tweede volzin
moeten ook de mededelingen die de erkende METC op basis van artikel 10, tweede
lid, ontvangt van voortijdige beëindiging van een onderzoek binnen zeven
dagen na ontvangst aan de CCMO worden gezonden. Aangezien de toezending naar
de CCMO digitaal zal plaatsvinden, is een termijn van zeven dagen voor de
METC’s goed uitvoerbaar.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin